niet in de bouwkunst. De oorzaken zijn te vinden in de verwaarloozing van technische behandeling, de traditie om in harmonie te blijven, de concurrentie en het in toepassing brengen van minderwaardige bouwmaterialen, gepaard met onvoldoend deskundige hulp, slechte uitvoering en de behoefte tot het maken van uiterlijke effecten.
Door de huidige toestanden in de steden, is in de nieuwe richting weinig of niets te bereiken. Deze richting kan wèl tot haar recht komen, bij het verreizen van nieuwe steden, uitbreiding der steden; dus: bij het bouwen van huizen in blokken en vrijstaande gebouwen. Elk architectonisch geheel in een reeds bestaande stad is uitgesloten. Hierin zal nooit meer eenheid te brengen zijn, tenzij radicaal pand na pand wordt afgebroken en de straten ontworpen naar den eisch van het tegenwoordige en, voor zoover dat valt te bepalen, toekomstig verkeer. Elk apart ontworpen gevel brengt noodzakelijk een plastiekloos geheel meê en blijft onbelangrijk.
We moeten tot het besef komen, dat ons werk, door den vooruitgang der wetenschap, een ander karakter moet krijgen. Door gebruik van nieuwe bouwstoffen zal een logische vormontwikkeling ontstaan. We moeten gaan inzien, dat al wat we produceeren, voor langen tijd zich aan den openbaren weg zal vertoonen, in tegenstelling met de betrekkelijk losse uitingen der schilderkunst, welke gedurig plaats maken voor het nieuwe en in musea verdwijnen. Alle zuivere technische werken als bruggenbouw, bestratingen, werkplaatsen, vervoermiddelen, zijn reeds gewijzigd door de nieuwe tijdsomstandigheden. We moeten ons losscheuren van die architectuur, welke ontstaan is door oude toestanden en trachten onzen tijd te begrijpen en vooruit te zien. Tot heden leefden wij in en vergenoegde wij ons met het werk der dooden.
Het antagonisme tusschen de nieuwe beelding en de oude is veroorzaakt door het individualisme van den mensch. Met hetzelfde heeft ook de sociale (r)evolutie te kampen, welke in alle landen plaats heeft.
Tot nu toe werden de beoefenaars der schilder- en beeldhouwkunst staande gehouden door filantropie en hebzucht, of hun productie werd voor speculatie opgekocht. Onder het kapitalistisch stelsel werd kunst gemaakt en daaraan onderworpen. De productiekosten van architectuur zijn nauw verbonden met het economische leven. De bouwkunst was niet vrij in haar vormen, door de eischen aan het materiaal er zijn toepassing gesteld, ze werd als confectietaak geëxploiteerd.
Niettegenstaande deze toestanden, was in de laatste 20 jaar een vooruitgang te bemerken, ofschoon men nog bleef vasthouden aan de oude materialen en de daaruit voortvloeiende oude vormen. In de laatste jaren is een streven te bemerken Hollandsche bouwkunst weêr beroemd te maken door baksteentoepassingen, zóó zelfs dat de handvormsteen, welke eerst terecht vervangen was door machinale, die beter en goedkooper is, weêr te zien is in de nieuwste gebouwen onder den naam van ‘Herfsttinten’. De maten dezer steenen zijn zelfs kleiner geworden met het oog op de ‘schoone verhouding’, zeker niet ter vereenvoudiging van het werk der metselaars, en nog minder in de lijn van het streven naar normalisatie. Een manie(r) tot het vervaardigen van beeldjes in gebakken klei ontstond, om, na veel beproevingen en mislukkingen, de beste stukken bij elkaâr te plaatsen en in te metselen. De misbaksels nemen bij hooge bergen het fabrieksterrein in beslag en zullen spoedig wel tot puinbekking van wegen worden verkocht. Dakpannen worden gereconstrueerd, zelfs