De Stijl 1 1917-1920
(1968)– [tijdschrift] Stijl, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
intermediair bediende om tot de menschheid te komen en waardoor de kunstenaars zich individueel konden uiten. De moderne kunst wil zich onmiddellijk wenden tot den mensch, en algemeen zijn. De kunstenaar, als enkelvoudig opereerend individu wordt uitgeschakeld. Hij leeft dan tusschen en met de menschen en geeft in een algemeen begrijpelijken vorm beeldend den tijdgeest weer. Er zijn in de tegenwoordige maatschappij verschillende elementen, die de waarheid van de bovengenoemde stelling, betreffende het karakter van het komende tijdvak, bevestigen. Een der belangrijkste in het algemeen verlangen tot concentratie. Personen scharen zich tot groepen, groepen tot internationale bonden, banken en handelshuizen tot poles en trusten, in de krijgskunde wordt gewerkt met millioenen-legers, en bij alles is het individu, als enkel werkend wezen, van geen waarde, blijft slechts bestaan om automatisch zijn werk, bepaald door de opperste, algemeene leiding, te vervullen.
De bouwkunstenaar wordt door die omvorming van de maatschappelijke inrichting dagelijks voor nieuwe problemen geplaatst. Zijn oplossing moet niet alleen voldoen aan de moderne schoonheidseischen, maar tevens aan de moderne eischen van doelmatigheid. Merkwaardig is, dat terzelfder tijd met het ontstaan van de nieuwe vraagstukken, dank zij de technische vooruitgang materialen gevonden werden, zonder welke het op het oogenblik niet alleen practisch onmogelijk zou zijn aan veel dier doelmatigheidseischen te voldoen, maar die tevens principieel een groote overeenkomst met de massagroepeering in de maatschappij vertoonen. Beton, staal, spiegelglas, naadlooze vloer- en wandconstructies zijn zonder bezwaar, ieder afzonderlijk in verband met tot dusver gebezigde materialen toe te passen, maar aesthetisch ontstaat, door de verschillende geaardheid dier stoffen, een conflict. Zoolang niet consequent de nieuwe materialen met elkander verwerkt worden, zal het b.v. onmogelijk zijn een winkelpui tot een harmonische oplossing te voeren, omdat de kleine baksteen of het slechts iets grootere blok natuursteen niet in overeenstemming te brengen zijn met de geeischte groote opening, noch met de daarvoor geschikte spiegelruit.
De moderne bouwkunst wil vóór alles waar zijn. Een materiaal moet derhalve toegepast worden naar zijn meest eenvoudigen aard. Tot op het oogenblik zijn b.v. beton en ijzer toegepast op de wijze en naar den aard van oude bekende materialen (steen en hout) en is men angstig ze als consequente uitdrukking van hun eigen aard toe te passen.Ga naar voetnoot1). Slechts op deze wijze toegepast komen we tot stijlschoonheid. Door de evenredige vooruitgang der techniek zullen naast de genoemde weer nieuwe materialen gevonden worden, die tezamen een geheel ander systeem van bouwen zullen veroorzaken. Hierbij moet tevens gewezen worden op het groote belang dat de machine heeft voor de kunst. Een nieuwe architectuur zal zich moeten ontwikkelen op geheel nieuwe grondslagen. Voor het woonhuis als voor ieder ander gebouw moeten nieuwe plattegronden ontstaan, voldoende aan de nieuwe behoeften. Is het b.v. geen ongerijmdheid, dat wij, met onze geheel ge- | |
[pagina 49]
| |
wijzigde levensinzichten, verkeeren in huizen met een indeeling, die nog uit de Lodewijktijd afkomstig is? Iedere bouwkunst, die zou trachten, met de momenteel ten dienste staande middelen en met de bestaande behoeften, voort te bouwen op overleveringen, onverschillig welke, is daarom reeds in beginsel ten doode opgeschreven. Als logisch gevolg moet een nieuwe bouwkunst aanvangen bij het onversierde voorwerp, d.w.z. bij het voorwerp, dat alleen door vorm schoon is. niet meer, en iedere kunst, die als uitgangspunt heeft aan deze vormschoonheid iets, het geringste ook, toe te voegen, is bij de geboorte al overleden. |
|