De Stijl 1 1917-1920
(1968)– [tijdschrift] Stijl, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
De nieuwe beelding in de schilderkunst.
| |
[pagina 46]
| |
Het herleiden tot de primaire kleur voert tot visueele verinnerlijking van de materie, tot zuiverder openbaring van het licht. De materie, de lichamelijkheid, doet ons (door de oppervlakte) het kleurlooze zonlicht als natuurlijke kleur zien.Ga naar voetnoot1) Die kleur ontstaat dus zoowel door het licht als door de oppervlakte, de materie. Zoo is de natuurlijke kleur innerlijkheid (het licht) in de meest uiterlijke verschijning. Herleiden van de natuurlijke kleur tot de primaire, brengt de meest uiterlijke verschijning van kleur tot de meest innerlijke terug. Zijn, van de drie primaire kleuren, geel en blauw de meest innerlijke, is rood (de ineenparing van blauw en geel. zie Dr. H. Schoemaekers ‘Het nieuwe wereldbeeld’) meer uiterlijk; zoo zou eene beelding in enkel geel en blauw meer innerlijk zijn dan eene in de drie primaire kleuren. Is echter de komende tijd nog verre van verinnerlijking, is heden de tijd zelfs van de natuurlijke kleur nog niet voorbij, zoo zal de abstract-reëele schilderkunst op de drie primaire kleuren, aangevuld door wit, zwart en grijs,Ga naar voetnoot2) aangewezen zijn. In abstract-reëele schilderkunst is primaire kleur slechts bedoeld in den zin dat de kleur als grondkleur optreedt. De primaire kleur verschijnt alzoo zeer betrekkelijk - het principieele is, dat de kleur vrij is van het individueele en van individueele sensaties en enkel de stille ontroering van het universeele tot uitdrukking brengt. De primaire kleuren in de abstract-reëele schilderkunst zijn een voorstelling van de primaire kleur op zùlk een wijze, dat zij niet meer het natuurlijke uitbeelden en toch reëel blijven.Ga naar voetnoot3)
Wordt de kleur alzoo veranderd, het is niet willekeurig, maar volkomen in harmonie met alle kunstprincipe. De gebeelde kleur toch dankt haar verschijning niet alleen aan de zichtbare realiteit, maar ook aan de ziening van den kunstenaar: diens innerlijk verandert, en verinnerlijkt de uiterlijkheid der kleur.
Is de kleurbeelding gevolg van de wisselwerking van subject en object, en is het subjectieve groeiende naar het universeele, zoo zal de kleur al meer en meer het universeele gaan uitdrukken - al meer en meer abstract verschijnen.
Is het reeds moeilijk in te zien dat beelding in lijnGa naar voetnoot4) abstracte beelding kan zijn, nòg moeilijker is het de verdiepte kleur-als-kleur (in tegenstelling met kleur-als-wit-en zwart - licht en donker -) als zoodanig te erkennen. De abstracte kleur dan der nieuwe beelding zal voor de subjectieve ziening niets zeggend zijn: de abstracte kleur toch mist de individueele gevoelsuitdrukking - zij is nòg gevoelsuitdrukking, maar een die door den geest beheerscht is. | |
[pagina 47]
| |
De kleur inderdaad universeel te doen zijn, wordt in de nieuwe beelding verwerkelijkt niet alleen door het universeele in de kleur-als-kleur zelve te zoeken, maar ook door de kleuren onderling door evenwichtige verhouding tot eenheid te brengen. Zoo wordt het bijzondere van elke kleur op zich zelve te niet gedaan: zoo wordt de kleur door verhouding beheerscht. Steeds wordt, in natuur zoowel als in kunst, de kleur tot op zekere hoogte door verhouding gedragen, doch zij wordt niet altoos door verhouding beheerscht.Ga naar voetnoot1) Bij natuurlijke beelding laat de kleur steeds de noodige ruimte voor subjectiveering van het universeele; hòe ook de kleur tot toon wordt door verhouding (toonverhouding of verhouding van valeurs), zij (de kleur) blijft domineeren. Eerst door exacte beelding van evenwichtige kleurverhoudingen wordt de kleur beheerscht, en kan het universeele in bepaaldheid optreden.
Als de ontroering door de kleur zelve teweeggebracht aan de zijde van het gevoel is, de bewuste erkenning van verhouding aan die van den geest, zal het geestelijk gevoel - der toekomst - de verhouding steeds meer over de kleur doen domineeren. Als exacte beelding van de verdiepte kleur zoowel als van de verhouding, kan de nieuwe beelding volledige menschelijkheid beelden, d.i. evenwichtigheid van geest en gevoel. Evenwichtigheid in de beelding eischt echter de meest exacte techniek. Waar de nieuwe beelding alle techniek schijnt opgegeven te hebben, is deze juist zòò van gewicht geworden, dat de kleuren op de plaats zelve waar de beelding aanschouwt zal worden, moeten gemaakt worden: dàn eerst kan de werking der kleuren zoowel als de verhoudingen juist zijn. Want zij hangen samen met de geheele architectuur: en deze moet weder volkomen hannoniëeren met de beelding. Is onzen tijd voor samengaan der geheele architectuur nog niet rijp, moet de nieuwe beelding nog als schilderij gemaakt worden, zoo zal dit van invloed op de huidige abstract-reëele beelding zijn. Elk kunstenaar zal zijn wijze van kleurbeelding moeten zoeken - zich aanpassende aan tijd en plaats. Houdt hij geen rekening met de huidige omgeving, zoo zal zijn werk onharmonisch doen, wanneer het niet enkel en alleen op zich zelve beschouwd wordt. Misschien zal echter dit onharmonisch doen de oogen openen tot het zien van de huidige omgeving - zooals zij meestal inderdaad is - in hare traditie of grilligheid. (Wordt voortgezet). |
|