| |
| |
| |
Marsman's testament
De stem van verre (een lyrische cyclus)
door Max Dendermonde
Vlak langs het grachtenwater hielden meeuwen
de wind onder hun vleugelslag geborgen.
De wolken in de wilde zomermorgen
dreven uiteen over de vogelschreeuwen
en 't water rimpelde zijn lichte zorgen.
Geheel gedachtenloos over de brug
greep mij het spel van donkerte en licht
en onbewust voer reeds dit vreemd gedicht
met aarzelende wiekslag door de lucht;
de meeuwen wentelden om mijn gezicht.
Hoe namen zij die stem van verre mee,
in welke verband stond ik met deze kreten?
Reeds welden woorden helder naar het weten
en sterker waaiden zinnen aan van zee,
herkenningsroep om nimmer te vergeten:
gij, jonge dichter, waak en luister,
wij meeuwen zullen u van één verhalen,
die vallende in zijn salto mortale
zijn duurste waarden aan ons heeft gefluisterd,
om die voor u en andren te vertalen.
Ga nu naar huis en neem een blad papier,
zijn ademtocht breekt dan het eindlijk zwijgen,
een vleugelslag zal door uw regels hijgen...
Ik ging en daarna groeiden strofen hier,
als schemermeeuwen die van wrakhout stijgen:
| |
| |
Nu kan mijn flakkerende vlam
nooit meer van open hartstocht beven:
het carillon van Amsterdam
zal zonder mij de avond weven.
Wel ligt mijn adem vleugellam,
maar in de nagloed van mijn leven
zal hij, tot wien ik eenmaal kwam,
mijn regels warme bedding geven.
En zo plant ik mij eeuwig voort;
mijn stem wordt echo zonder einde,
en wie het bruisen heeft gehoord,
dat al mijn zinnen wit omlijnde,
grijpt vloedgetij van ziel en woord,
waarop mijn schip tot gister deinde...
Gij, jonge dichter, hoor mij aan,
ik wil mijn hartslag overdragen
en in u blijven voortbestaan:
uw dichten zal mijn kiemen dragen.
Mijn gloed zal in uw regels staan
en uit u zal mijn adem dagen;
mijn wet, het leven, rijst voortaan
over uw wezen en uw dagen.
Reeds merkt gij als een donker beven
de zin in alles openbreken.
Aanvaard mijn wet, het wilde leven,
aanvaard mijn mes en snijd het teken
van strijd en branding in uw wegen
en grijp uw oorsprong in de zege.
| |
| |
Elk die het leven grijpt en mint
weet op zijn pad het avontuur
en stort zijn ziel in zon en wind
om hoog te branden in het vuur,
dat om elk vers zijn vlammen windt.
Maar hij, die voorttast langs de muur
en zich aan vaste regels bindt,
is dood vanaf zijn eerste uur.
Men moet het ritme wel aanvaarden
en dansen op de zilvren fluiten:
al wie het leven diepten baarde,
wie ver in zich een lied voelt stuiten,
en wie afdeed met oude waarden,
die hoeft slechts een contract te sluiten.
Naakt uit de moederlijke wanden
zijt gij het avontuur begonnen.
De vruchten hingen naar uw handen:
gij hebt u traag bezit gewonnen.
En alles groeide, uwe zonden
naast het geluk om lentelanden
en sterker hebt gij u verbonden
met woord en ziel, die in u branden.
En nu sluit gij dit stil contract:
eens, als ik zonder brood zal zijn
en als mijn kleed langs naaktheid zakt,
blijft mij de diepste ironie:
nog blijf ik prins in hermelijn,
het vacht van ziel en poëzie!
| |
| |
Breed door het leven vlecht de dood
zijn stem, die alles waarde geeft.
Ondeelbaar met uw hart, dat beeft,
ligt eeuwigheid in u ontbloot.
In dit begrijpen wordt gij groot:
de dood, die in uw daden leeft,
hebt gij reeds duizend maal beleefd
in al, wat u twee kansen bood.
Zo hebt gij deze stem aanvaard
als tegenwicht voor uwe lusten
en dit contract, door u bewaard,
voert u verzekerd naar zijn kusten.
Eens, als gij op de banken vaart,
zult gij vertrouwd in hem bersuten.
Ik geef u dit als testament
naast wat ik schreef in eendre woorden.
De laatste adem, die ik zend,
maakt u met zijn en dood bekend
vanuit mijn onaantastbre oorden.
Nu schenk ik u wat mij bekoorde
en reik het u als testament.
Spring, zo ik deed, op slappe koorden
en neem mijn hart binnen uw boorden,
omdat mijn bloed is doodgerend.
Hier is mijn mes, steek kern en woorden
uit alles wat van 't leven hoorde:
gij vindt ze in mijn testament!
| |
| |
Met deze laatste zinnen zweeg zijn stem
en stil, doodstil stond alles in de kamer.
Nu bleef mij slechts het woord van hem,
en in mijn - jongen dichter die ik ben -
begon het bloed te kloppen als een hamer...
Vanuit mijn raam zag ik de wolken schuiven
en torens vingen zonlicht uit de lucht.
Het witte spel der rusteloze duiven
bleef zonder zin rondom de transen wuiven
en in mij viel het wiekende gerucht:
Ben ik ook duif, die aarzelt om de transen,
vindt ook mijn wiekslag nimmer vaste grond?
Het bloed bleef plagend door mijn borstkas dansen
en bood mij slechts uit al de kansen
zijn testament, dat in mijn handen stond.
Ik greep zijn verre roep, die zoo afzijdig
van mij in heldere begrippen rees,
maar zijn contracten bleven mij nog strijdig.
Toen riep mijn eigen bloed mijn vingers tijdig
tot daad, die deze kleine strofe wees:
Dat ik het zo van verre moest vernemen,
dat slechts het leven grond en hartstocht is.
De waarden, die ik in mijn diepten wist,
zal ik tot boden voor mijn voeten nemen...
Zo brak zijn testament mijn duisternis!
|
|