De Stem. Jaargang 20(1940)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 704] [p. 704] Verzen door Johan de Molenaar Zoo werd... Zoo werd het einde van zijn leven: een oude stad, een smalle straat, een koel, diep huis onder het zweven van tonen als de toren slaat. - Door het verleden teruggenomen in een volstrekt onttrokken zijn aan wensch en daad en gansch ontkomen aan weemoed en aan vreugde's schijn. Menschen slechts zien als de figuren van een onhoorbaar schimmenspel, dat tot het wereldeind' moet duren in onontraadselbaar bestel. 's Namiddags langs de schemergrachten op 't eender uur zijn wandeling; en anders niet meer te verwachten dan stilte, die àl meer omving... En minder, bijna niets meer schrijven: slechts wat zich afzet als kristal; wat geen bezinnen kon verdrijven, bij ochtendstond noch avondval. Terugkeer tot de simple dingen, waarbij een wintersch hart verwijlt als het na spreken, zwijgen, zingen, dit peilloos leven heeft gepeild. [pagina 705] [p. 705] Gedachten... Gedachten, waarvan niemand ooit zal weten, sterven hun dood in zijn verkommerd brein, en stuk voor stuk brokkelt af zijn geweten. Waarom moest hij zijn eigen bloed verraden, verschoppen wie zoo weerloos zijn en klein? Een vraag! Dood is het hart, verkrampt van daden. En nòg de drang naar buitenaardsche dingen, die slechts langs omwegen te naadren zijn. Waarom? Omwille van dit valsche zingen? Omwille waarvan maakt een mensch gedichten? Is het verbond van melodie en pijn zóó hecht, dat het zich nimmer laat ontwrichten? Vorige Volgende