| |
| |
| |
Het schrift aan den muur
Door Dr M. van Blankenstein
De belangrijkste gebeurtenis van den laatsten tijd is de aanslag te München geweest. Het is de eerste daad van gevaarlijke opstandigheid in het Derde Rijk. Het regime is erdoor geschokt. Het was een onlogisch maar veel geuit vermoeden, dat deze daad te vergelijken zou zijn met den brand in het rijksdaggebouw, en door de leiders van het nationaal-socialisme zou georganiseerd zijn. Als verklaring was het heel onwelwillend bedoeld. En toch was het, voor het regime, veel gunstiger dan hetgeen in werkelijkheid zal zijn gebeurd.
Vele uiterlijke omstandigheden pleiten tegen een opzet van hooger hand. Hitler is ternauwernood ontsnapt. Zouden de zijnen zijn kostbaar leven hebben gewaagd door te vertrouwen op de nauwkeurigheid van een wekker in een helsche machine, die geen kwartier te vroeg had mogen afloopen? Het was een bizarre gedachte, dat de partij zelf voor den aanslag de plek gekozen had, die heilig is in haar herinnering, en als tijdstip het gewijde oogenblik van de herdenking van den opmarsch naar de Feldherrnhalle. Het moge waar zijn, dat de leiders van het Duitsche nationalisme niet zuinig zijn met menschenlevens; zou men echter bij voorkeur de levens van de oude strijders der partij, die ter onderscheiding van alle anderen voor deze eere-bijeenkomsten met den Führer worden uitgenoodigd, opgeofferd hebben voor een demonstratie?
De omstandigheden waren ook zoo heel anders dan bij gelegenheid van den brand in het rijksdaggebouw. Toen zat het bewind nog niet in het zadel. Hindenburg stond aan het hoofd van den staat, en wenschte, dat de wettigheid zou worden geëerbiedigd. Men had rekening te houden met zijn wil en zijn gevoeligheden, en hij hield ervan zich te beroepen op den eed op de grondwet, dien hij als president der republiek had afgelegd. Men had toen een voorwendsel noodig voor het
| |
| |
begin van de terreur. De lijsten van hen, die gevangen zouden worden gezet, onmiddellijk nadat het voorwendsel geschapen zou zijn, lagen klaar. Men ging, zoodra de brand uitgebroken was, zonder verder een oogenblik te verliezen, volgens die lijsten aan het werk. Het was direct duidelijk waarvoor de brand had moeten dienen. En weinigen hebben in twijfel verkeerd, ook al had men toen niet, gelijk nu, een voorbeeld van dergelijke provocatie. Goebbels en de zijnen trokken uit het gebeurde alle partij. Zij schroomden niet te laten blijken, hoezeer de brand in hun kraam te paskwam. Met het vinden van een dader zat men niet verlegen. Den armen sukkel Van der Lubbe had men reeds bij de hand. Dat was toen nog niet zoo gemakkelijk als nu. Er was iets dat op rechtspraak leek in Duitschland overgebleven. Andere slachtoffers die men uitgekozen had, kreeg men niet veroordeeld, doordat zij bij hun verstand waren en zich, in een openbaar proces, tegen een al te zorgeloos opgestelde aanklacht konden verdedigen. Het spel was uitermate doorzichtig, en omdat het toen zoo doorzichtig was, heeft men gemeend, nu een herhaling beleefd te hebben. Ik wil niet zeggen, dat deze aanslag ondoorzichtig is; zijn doorzichtigheid is echter van heel anderen aard.
Ook van iets anders heeft men gesproken. De gestapo zelf zou den aanslag op touw hebben gezet. De geheime politie van de Russische tsaren heeft daarvan historisch voldoende opgehelderde voorbeelden geleverd. Zij placht daarmede van tijd tot tijd haar onmisbaarheid te bewijzen. Dat bewijs was haar af en toe een grootvorst waard. De betrekkingen tusschen gestapo en Hitler zijn echter van heel anderen aard dan die der Russische ochrana tot het keizerlijk huis. En de gestapo heeft het waarlijk niet noodig haar onmisbaarheid op zoo gevaarlijke wijze te demonstreeren. Hitler erkent die; hij weet, dat zijn regime zonder de gestapo niet lang bestaan zou. Nu de oorlog is uitgebroken, is de gestapo meer dan ooit de zuil geworden, die het gebouw van het nationaal-socialistisch bewind draagt. Zij heeft niet slechts op opstandige stroomingen in het volk, maar zelfs op machtige groepen in het leger te letten. Als de gestapo een schijnaanslag op Hitler zou hebben gepleegd die zoo heel erg dicht bij een werkelijken aanslag kwam, en als zij daarvoor al wat de partij het heiligst is en de
| |
| |
levens van de dierbaarsten onder de partijgenooten zou opgeofferd hebben, dan ware dat een blijk van opstandigheid van de gestapo zelf. Het is mogelijk, zelfs waarschijnlijk, dat in de gestapo anti-Hitleriaansche elementen verscholen zitten. Wanneer zij - wat ook weer niet onwaarschijnlijk is - deelgenomen hebben aan den aanslag, hebben zij zeker niet gehandeld in opdracht van het lichaam waar zij deel van uitmaken. Van medeplichtigheid aan een dergelijke daad tegen den Führer mag men Himmler en zijn waarlijk getrouwen niet verdenken. De aanslag is een uiting geweest van vijandigheid tegenover het systeem. Theoretisch beschouwd komen vele groepen daarvoor in aanmerking. Want er heerscht groote verbittering in het Derde Rijk, een verbittering waarvan de aanslag zeker niet de laatste of ernstigste uiting zal blijken. Het pijnlijke van het gebeurde voor het bewind is juist, dat het onmogelijk anders te verklaren is dan als demonstratie van de verdeeldheid in het Rijk, die de Duitsche propaganda met zooveel klem pleegt te loochenen. Het kan niet de daad van een enkeling geweest zijn. Velen hebben moeten samenwerken, voor de aanslag op die plek en op dat oogenblik mogelijk was. Bij duizenden zijn dan ook verdachten in hechtenis genomen. Maar de hoofdschuldigen heeft men niet gevonden, hoe klein de kring ook zijn moge van degenen, die er voor in aanmerking komen. Iedere week die voorbijgaat, zonder dat men het Duitsche volk op waarlijk overtuigende wijze de echte schuldigen kan presenteeren, maakt het geval beklemmender, ja verlammender voor het regime. De angst moet zich uitbreiden in zijn gelederen. Want wat is geschied kan wederom geschieden, zoolang de oorsprong ervan niet goed is blootgelegd. Dat beseft ook het Duitsche volk. Men heeft allerlei gezegd, om den aanslag te verklaren. De eerste reactie op den aanslag was ronduit dom: De Engelsche Secret Service heette de schuldige. Nu kan men Churchill ervan betichten de Athenia te hebben laten
torpedeeren, zonder een enkelen Duitscher daardoor te verontrusten. Iets anders echter is het, als men het Duitsche volk ervan tracht te overtuigen dat de hand der Engelschen reikt tot in den Bürgerbräuhaus-Keller, te midden van Hitler en zijn uitverkorenen. Als de Secret Service daar een aanslag kon voorbereiden, wat in Duitschland is dan nog veilig voor zijn geheimzinnige macht? Men
| |
| |
heeft deze beschuldiging dan ook maar heel kort gehandhaafd. Het was duidelijk, dat men naar een ernstiger verklaring van het gebeurde zoeken moest. Dat was vooral te noodzakelijker, omdat zij die dezen aanslag hebben kunnen plegen, in staat zijn Hitler ook elders te bereiken. Ieder van de gehate leiders van het regime - en daartoe hoort in de eerste plaats Himmler zelf - wist nu, in hoe groot gevaar zijn eigen veiligheid was.
Toen heeft men zich niet meer met de gebruikelijke praatjes opgehouden. De communisten mochten het dezen keer niet hebben gedaan. De Joden heeft men er niet van willen beschuldigen, omdat dit het onderzoek in een verkeerde richting zou hebben geleid. Een oogenblik nog heeft men beweerd, toen de dader maar niet te vinden bleek, dat de aanslag reeds in vredestijd, in Augustus, was voorbereid. Dan moest het inderdaad moeilijk zijn, de sporen van den opzet te vinden. De bewering was echter een dwaasheid. Men heeft zelf medegedeeld, dat de bom door een uurwerk, dat op 9.22 uur gezet was, tot ontploffing was gebracht. Het was dus een helsche machine van het wekker-type geweest. Er is geen wekker, die men 2½ maand vooruit op een bepaalde minuut zetten kan, die dan al dien tijd loopt, en vervolgens trouw zijn plicht doet. Een op afloopen gezette wekker vervult gewoonlijk binnen 12 uur zijn taak. Men kon met een dergelijk verhaal slechts bewerken, dat het groote publiek in zijn medewerking verslapte. Immers, was de opzet van zoo ouden datum, dan was het nutteloos zich het hoofd te breken met verdachte verschijnselen van de laatste dagen en weken.
Dit bezwaar moest worden opgeheven. De overheid richtte zich tot het volk met de vraag, of men iemand aan de radio zijn teleurstelling had hooren uiten over het spoedig einde van de rede. Dit immers kon een man zijn, die geweten had van hetgeen te wachten stond, en dus medeplichtig was aan de voorbereiding. Uit deze vraag kon het publiek opmaken, als hoe hopeloos de politie-autoriteiten zelf hun zoeken beschouwden. Sedertdien heeft men ook niets anders meer gehoord, dan gefluister over arrestaties bij duizenden, van tastenden aard, en zonder eenig bepaald resultaat. Men heeft het middel niet gevonden het volk en zich zelf gerust te stellen. De geheimzinnige vijanden liepen nog vrij rond. Hun on- | |
| |
vindbaarheid bewees, evenals de aanslag zelf, hun macht. Er moest iets op gevonden worden. Toen vernam men van de bekentenis van Georg Elser, een vrij poovere figuur, die den aanslag met voor hem zeer merkwaardige technische vaardigheid zou hebben voorbereid. Is hij een nieuwe Van der Lubbe? Hem vond men alléén. Hij zou echter gehandeld hebben in opdracht van Otto Strasser, den broeder van Gregor Strasser, zeker de merkwaardigste figuur onder de, op 30 Juni 1934 vermoorde nationaal-socialisten. Gregor Strasser was de groote theoreticus geweest van het nieuwe geloof, een man, die eens als mededinger naar de leiding in aanmerking is gekomen. Tegen het primitief leiders-genie van Hitler had hij niet opgekund. De partij was, onder de leiding van Hitler en zijn medewerkers uit den eersten tijd, ver afgedwaald van zijn idealen als intellectueel. Hij had zich van den voorgrond teruggetrokken, en leefde als apotheker te Berlijn. Maar op 30 Juni 1934 wist men hem te vinden, gelijk zoo menigeen, die Hitler of zijn paladijnen in het verleden in den weg had gestaan. Zijn broeder Otto, feller natuur, intellectueel radicaal in de partij en daarom tegenstander van de richting, waarin Hitler haar leidde, was bijtijds naar het buitenland gevlucht. Daar zou hij
jaren lang te Praag asyl vinden en tevens middelpunt zijn van het Duitsche bewind vijandig gezinde emigranten van allerlei oorsprong. Na den val van Praag ontkwam hij naar Zwitserland, en uit Zwitserland ging hij verder naar Parijs of Londen. Waar hij bij vijanden kwam van het Duitsche regime was hij welkom, omdat hij in de ballingschap nog nuttige betrekkingen onderhield met Duitschers in belangrijke posities; vooral ook met leden van het oude officierscorps.
Het lag voor de hand dat men Otto Strasser beschuldigde, de voornaamste aanstichter te zijn tot de daad. Strasser heeft iedere betrekking tot de daad bestreden. Hij, van zijn kant, beschuldigt Himmler. Er is geen reden, Strasser niet te gelooven, wanneer hij ieder aandeel in de daad loochent. Evenmin echter is er reden hem wel te gelooven, als hij zelf een bepaalden aanstichter aanwijst.
De Duitsche overheid beging een slimheid: Toen zij de bekentenis van Elser bekend maakte, deed zij tegelijkertijd mededeeling van den menschenroof, gepaard met moord, op
| |
| |
Nederlandsch gebied, waarvan, met twee anderen, de Engelsche majoor Stevens, en de Engelsche ex-kapitein Payne Best het slachtoffer waren geworden. De gestapo was erin geslaagd, met voorspiegeling van vredesonderhandelingen, dit gezelschap naar de grens te lokken. Het is mogelijk, dat de eerste besprekingen van Duitschen, militairen kant te goeder trouw zijn gevoerd. Het is immers niet waarschijnlijk, dat agents provocateurs, als onderhandelaars optredende, hun trouw aan Hitler zouden betuigen. Het is zeer wel mogelijk, ja, het is zelfs waarschijnlijk, dat de onderhandelingen verraden zijn, en toen door de gestapo zijn gebruikt om den, bijzonder door haar gezochten majoor Stevens in handen te krijgen. Men moet aannemen, dat zij slechts zijn lijk van Nederlandsch gebied heeft ontvoerd. Maar toen dit was geschied kon de vermelding van deze ‘arrestatie’, in uiterlijken samenhang gebracht met de bekentenis van Elser, den schijn wekken alsof er ook innerlijke samenhang tusschen de gevallen bestond. Die echter ontbrak volkomen.
De samenzwering, dat is nog mijn overtuiging, is op touw gezet door een der groepen die in de partij zelf vijandig staan tegenover het regime. Alleen lieden, die niet slechts onverdacht waren, maar in een goeden reuk stonden van betrouwbaarheid als leden der partij, hebben zoo vaak als noodig was, en zoo rustig als noodig was, kunnen doordringen tot de plek, waar de helsche machine is geplaatst. Het Duitsche publiek gelooft in de ‘alte Kämpfer’ als de daders. Doodsvijanden heeft het regime echter vele. Men vindt die ten eerste overal in Oostenrijk en onder de Oostenrijkers. Het is voor het regime moeilijk, onder hen vrienden van vijanden te onderscheiden, omdat onder de felste haters vele lieden zijn, die Hitler vroeger met evenveel vuur hebben aangehangen. Bijzonder verbitterd zijn de Tirolers, die, verdreven uit hun geboorteland, zich door het regime aan de Italianen verraden achten. Gevaarlijk felle, nieuwe en daarom onbekende vijanden heeft Hitler ook onder de Balten, die hij, op aandrang der Russen, heeft laten overbrengen naar het Rijk. Dat zijn lieden die, uit een voortreffelijke sociale positie, uit een stoffelijk en geestelijk aangenaam bestaan weggerukt zijn, en tot ontwortelde paupers zijn gemaakt, met een zeer onzekere
| |
| |
toekomst, omdat de door hen bijzonder gehate en verachte bolsjewiki het zoo wilden.
Gevaarlijker echter zijn de vijanden, die er in Duitschland steeds zijn geweest, of die in de laatste jaren ontstaan zijn. Ik zal ze niet allen opsommen. De onschuldigsten zijn de sociaaldemocraten, die zoo weinig weerstandsvermogen tegen het nationaal-socialisme bleken te bezitten, en die veelal hun kinderen niet aan de suggestie ervan hebben vermogen te onttrekken. Gevaarlijker zijn de geheime communisten, die innerlijk ontoegankelijk zijn gebleven voor het systeem, maar die zich voor den schijn daarbij hebben aangesloten. Duizenden hunner hebben zich gehaast om in de gelederen der nazi's te worden opgenomen, toen deze daarvoor nog openstonden. Zij vonden er een atmosfeer, die hun heelemaal niet vreemd was. De radicale elementen in S.A. en S.S. stonden in opvattingen niet ver van hen af. Menigmaal is moeilijk te zeggen geweest, wie het meest van de anderen overnam, de extreme nazi's of de ‘bekeerde’ revolutionnairen van links. Hun haat tegen het regime viel samen met den wrok van de echte nationaal-socialisten van de richting-Röhm, die onderworpen waren nadat hun leiders op 30 Juli 1934 waren uitgeroeid. De communisten voelden zich goed opgeborgen in de S.A., en waren overtuigd, dat zij daar rustig de komst van het goede oogenblik konden verbeiden. Het is zelfs voor de ingewijden heel moeilijk, deze ‘biefstuk’ genaamde partijleden - van buiten bruin, van binnen rood - van de echte nazi's te onderscheiden.
Deze communisten hebben waarlijk geen innerlijken vrede gesloten met het regime, sedert dit met Moskou zich heeft verzoend. Voor hen is de stap van Moskou een list, om te zekerder het fascisme ten gronde te richten. Zij beseffen de mogelijkheden, die hun revolutie daardoor heeft gekregen, in het bijzonder tegenover het gehate regime in Duitschland. De instructies uit Moskou van de komintern zijn ook niet veranderd. Zij moedigen de volgelingen in de bruine gelederen aan, hun strijd, die nu in het kritieke stadium gekomen is, uit alle macht voort te zetten.
Er zijn nog andere vijanden van het regime, die verbitterder zijn dan ooit. In de gelederen van de geloovige christenen, protestanten en katholieken, waarin naast veel onverzoen- | |
| |
lijkheid ook veel aarzeling was en bewondering voor de kracht van het systeem, is veel minder aarzeling gekomen sedert Hitler zich met Moskou, den aartsvijand, heeft verbonden. Vele burgerlijke elementen in Duitschland, vooral in industrie en bankwezen, hebben met ontzetting de verbroedering gezien met de gevreesde bolsjewiki. Hebben zij Hitler niet met hun geld en invloed aan de macht geholpen, juist omdat zij van hem beschutting tegen het roode gevaar hebben verwacht? De groote grondbezitters, in het bijzonder in het Oosten des Rijks, wier belangen Hitler zoolang trouw heeft gediend, weten nu wat hun te wachten staat, als de koers van het oogenblik wordt voortgezet. Zij zijn op machtige posten vertegenwoordigd in het leger. Er was een tijd, dat de hoogste aanvoerders van de strijdkrachten des Rijks in staat waren, een zeker tegenwicht te vormen tegen de macht van de wilde lieden, die nu het hoogste gezag in Duitschland uitoefenen. De meesten hunner zijn van hun posten verwijderd. Von Schleicher is vermoord, Von Fritsch is gesneuveld onder omstandigheden die hij op zijn minst had kunnen vermijden, als een diep ontmoedigd man. Maar in den oorlog zijn het niet enkel meer de hoogste aanvoerders, die het lot van land en regime in handen hebben.
Het wemelt dus in Duitschland van verbitterde groepen en individuen. Daaronder moeten degenen, die verantwoordelijk zijn voor den aanslag, worden gezocht. Het karakter en de omstandigheden van de daad geven een aanwijzing. Daaruit sprak de wensch het nationaal-socialisme te treffen, juist daar waar het, voor het eigen gevoel van den dader, het pijnlijkst getroffen kon worden. Wie het er enkel om te doen was Hitler, met of zonder zijn paladijnen, te dooden, had allicht een gemakkelijker en zekerder methode gekozen dan de romantische aanslag in het Bürgerbräuhaus, die zooveel kansen van ontdekking en van mislukking opleverde.
Wat er in den Bürgerbräuhaus-Keller is gebeurd, en vooral het voorspel en het naspel er van zijn voor Hitler en de zijnen erger dan een verloren veldslag. Zij hebben het niet geheim kunnen houden, en evenmin hebben zij het publiek de propagandistische geruststelling kunnen toedienen van een, al dan niet gefingeerde, opheldering. Zij staan tegenover een feit,
| |
| |
waarmede zij niets hebben weten aan te vangen, en dat, hoe men het keert of draait, van gevaarlijke verdeeldheid, in het land niet alleen maar vooral ook in de partij, getuigt. Er zullen niet veel Duitschers zijn, die niet een, aan zekerheid grenzend vermoeden koesteren, wie de aanslag hebben beraamd en uitgevoerd. Zij weten ook dat het regime zelf daarover niet in twijfel zal verkeeren. Deze aldus bekende vijand echter is onzichtbaar, ontastbaar, onvindbaar. Ook deze revolutie heeft zijn Scarlet Pimpernel; wellicht zelfs een heele reeks daarvan.
Men heeft er tenslotte niets anders op geweten, dan een nieuwe Van der Lubbe als schuldige te ontdekken. De gestapo is zich echter zeker bewust, dat het Duitsche volk niet gelooft, dat deze daad door één man zou kunnen gepleegd zijn. Daarom wordt Otto Strasser als organisator van de daad aangewezen. Deze aanwijzing lag, zooals gezegd, voor de hand. Hij is een der gevaarlijkste Duitsche tegenstanders van het regime buiten Duitschland. En hij heeft den moord op zijn broeder te wreken. Otto Strasser ontkent zijn aandeel in de daad. De gestapo is verantwoordelijk, zegt hij op zijn beurt. En hij vertelt tegelijkertijd, dat hij zelf vele aanhangers heeft in de gestapo. Dat laatste is zeker waar. Vele oppositioneele groepen hebben toegang gevonden tot die organisatie. Hieruit ziet men reeds, hoe onafzienbaar de mogelijkheden voor een complot in Duitschland zijn. Geen wonder, dat het onderzoek vastgeloopen is, en men een uitweg heeft gezocht in algemeene beschuldigingen, waarbij die, welke tegen de beide uit ons land ontvoerde Engelschen zijn uitgebracht, bijzonder dwaas zijn, omdat de feiten reeds het onmogelijke van de aantijging hebben onthuld. De tegenwoordigheid van een Nederlandsch officier, ter controleering van de twee Engelschen, opdat op ons gebied niet tegen de Duitsche regeering samengezworen zou worden, is een afdoende tegenbewijs.
|
|