| |
| |
| |
Niet om de knikkers
Door Dr. M. van Blankenstein
What's Hecuba to him...?
Wat is Dantzig voor Engeland, voor Frankrijk, voor de heele wereld? Hebben de Polen het in de twintig jaren van hun hersteld, onafhankelijk bestaan verdiend, dat de menschheid bereid zou zijn, een der grootste rampen in haar geschiedenis tegemoet te gaan, enkel opdat Polen niet verkort worde in de rechten, welke het eens in de Vrije Stad zijn toegekend?
Europa loopt gevaar, een groot slachthuis van menschen te worden, omdat de groote westelijke mogendheden willen verhinderen, dat Dantzig, de Duitsche stad met haar bevolking die als Duitschers voelt, terugkeert tot het Duitsche Rijk. Zoo ziet het er, oppervlakkig beschouwd, uit. Als men wil kan men hieraan toevoegen, dat niet enkel over het lot van Dantzig getwist wordt. Er is ook de Corridor, de door Polen bewoonde strook gronds, die Oost-Pruisen van het Duitsche rijksgebied scheidt. De toekenning van die strook aan het herstelde Polen had vooral ten doel, Polen een vrijen uitweg te geven naar de Oostzee, opdat het van zijn rechten te Dantzig ten volle partij zou kunnen trekken. Jarenlang hebben de Polen naar beste vermogen er naar gestreefd, het verkeer over land tusschen het Duitsche Rijk en de afgesneden provincie Oost-Pruisen zoo lastig mogelijk te maken. Zij waren voor waarschuwingen toen niet toegankelijk. Weinig bekommerden zij zich om den wrok, die dit bij de Duitschers moest wekken. Nu eischt Duitschland Dantzig op en den Corridor; in ieder geval zooveel van den Corridor als voldoende zou zijn om Polen den weg naar zijn nieuwe haven Gdynia af te snijden. Is dit geschilpunt de ondergang waard van millioenen menschen, die noch Polen noch Duitschers zijn?
| |
| |
Wie het groote geschilpunt van het oogenblik in Europa naar zijn materieelen inhoud beoordeelt, zal het een dwaasheid moeten vinden dat Engeland van het oogenblik af waarop het geschil acuut werd, bereid was een oorlog er voor te voeren, terwijl het geen hand verroerd heeft toen het schokkende onrecht geschiedde van de overweldiging en leegplundering van den Tsjechischen staat, twee wandaden die nu hun vervolg vinden in het gebruik van de Tsjechische natie als staatsslaven voor het Derde Rijk, door het opdringen van den ‘arbeidsdienstplicht’. En toch is het geen dwaasheid, wat Engeland nu bereid is te ondernemen. Het zou niet eens een daad van idealisme zijn, maar van eenvoudige zelfverdediging van het Britsche Rijk. Engeland kan niet anders meer. Het strooit met waarborgen van veiligheid om zich heen voor alle kleine staten, die willen meegrabbelen. De conservatieve Engelsche regeering heeft zich zelf het innerlijk offer opgelegd van de bolsjewiki na te loopen, ten einde hun steun te verwerven ingeval de strijd zou uitbreken. Zij wil zóóveel aanhang en een zóó groote overmacht verzamelen, dat een oorlog voor de totalitaire staten een al te hachelijke onderneming wordt. Zij wil den vrede door geweld afdwingen, nu zij aan een redelijke overeenkomst met den tegenstander niet meer gelooft. Feitelijk is de oorlog reeds in vollen gang. Er vloeit nog geen bloed bij, of maar zeer weinig bloed. Nog zijn geen landen en steden verwoest, nog is het wereldverkeer niet gestremd. Maar de generale staven zijn reeds aan het werk. Zij manoeuvreeren als in oorlogstijd; zij trachten de tegenpartij voor te komen in het concentreeren van strijdmiddelen en strijdkrachten, en hem, in vooralsnog onbloedigen manoeuvrestrijd, te verslaan. Op onderhandelen is geen vooruitzicht. Het vertrouwen, dat daarvoor noodig is, hebben Berlijn en Rome reeds verspild. Zij wisten, dat dit eens gebeuren moest maar zij hoopten, vóór hun systeem van
woordbreuk en overrompeling zijn kracht verloren had, er zooveel mee bereikt te hebben, dat zij voortaan hun wil aan de anderen, zonder gebruik van geweld, zouden kunnen opleggen. Hun sprong is te kort geweest, hij heeft hun niet gebracht over de gevaarlijke zone, al hebben zij er ook doeleinden mee kunnen bereiken, die te voren onverwezenlijk- | |
| |
baar moesten lijken. Wie alles waagt kan alles verliezen. En zoolang hij niet alles gewonnen heeft, heeft hij niets gewonnen. Figuren als Hitler en Mussolini kunnen niet anders dan alles wagen. De gedachte is grotesk, dat zij nu tot inkeer zouden kunnen komen, hun grootscheepsche zaken zouden liquideeren en met de opbrengst ervan zich in otium cum dignitate terugtrekken ten einde als bekeerde spelers verder van de rente van hun winst te leven. Een Stinnes, een Kreuger, een Mannheimer hebben nooit het ideaal gehad, eens op zeer rijken voet te kunnen rentenieren. Hun ideaal is macht, onbeperkte macht, grooter macht dan ooit te voren een man van hun type heeft bereikt. Met het groeien van hun macht groeien ook hun ambities. Zij kennen het lot van hun voorgangers. Maar hun, door succes op succes toegenomen zelfvertrouwen wekt bij hen de hoop, de verwachting misschien, dat dit lot hen niet treffen kan. Er zijn rotswanden in Zwitserland waarvan de bestijging, voor zij eindelijk gelukte, reeksen van menschenlevens hebben gekost. Dit heeft waaghalzen niet afgeschrikt; het heeft hen veeleer aangelokt. Het doel was hier veel kleiner, de waarde van het resultaat veel geringer en kortstondiger; het offer veel wreeder en onmiddellijker zichtbaar. Niet het vervulbare of tastbare ontlokt aan menschen en volken de uiterste inspanning en de bereidheid tot het uiterste. Zij voelen zich aangetrokken door het falen van voorgangers. ‘As flies to wanton boys are we to the gods; they kill us for their sport’, zegt Gloucester, in King Lear. Men zou het kunnen omkeeren, en meenen dat wij in de oogen van de goden als
‘wanton flies’ zijn, die zich onmiddellijk verzamelen waar een soortgenoot doodgeslagen is. Hoe men zich de mogelijkheid moet voorstellen dat een Mussolini en vooral een Hitler zich tot wijze voorzichtigheid bewogen kunnen voelen, heeft de Schoolmeester zoo heerlijk geformuleerd: ‘Maar had Caesar, in plaats van te sneven, Aan zijn gemalin gehoor gegeven, Dan kon Caesar nog van zijn renten leven’. Caesars en Napoleons sneven, en luisteren niet naar de raadgevingen van bezorgde betrekkingen.
Hitler's geval is nog bijzonder ingewikkeld. Ik heb vroeger reeds er op gewezen, hoezeer zijn wezen beheerscht wordt door de behoefte, dat de wereld hem eerbiedigt. De wereld
| |
| |
is hem steeds minder gaan eerbiedigen. Engelsche staatslieden, die beleefd kunnen zijn tot in het absurde, waren soms krenkend en uitdagend, als zij in het openbaar van hem spraken. Met geen overwinning is voor Duitschland vermeerdering van aanzien in de buitenwereld verbonden geweest. Het heeft hen, die het prikkelden en dreigden te weerstaan, neergeslagen, zooals wij in Oostenrijk en Tsjechoslowakije hebben zien geschieden. Wij hebben het zijn wrok zien botvieren op de neergeslagenen. Het gaf misschien een oogenblik verzachting van schrijnende gevoelens; maar het was meer uitbarsting van onmacht tegenover het groote, onbereikbare in de wereld dan toepassing van een doeltreffend verdoovingsmiddel. Even pijnigend als hetgeen de slachtoffers werd aangedaan, was voor de pijnigers steeds weer de reactie van de buitenwereld. De troost van zich gevreesd te weten - de klassieke troost der gehaten - bleef hun onthouden. In het Britsche volk groeide langzaam de toorn, gelijk in een ontwakenden reus, die begint te beseffen, hoe bar men hem getergd heeft. Er is dan in die reus, terecht of ten onrechte, alles eer dan vrees. Het Britsche volk verzamelt krachten op iedere wijze. Het houdt de vuist dreigend opgeheven, naar het schijnt onverschillig om de gevolgen. En het is een vuist! Steeds grooter macht schaart zich om den reus. Geleidelijk brokkelt het gezag af, dat Duitschland en Italië, met bedreigingen in oostelijk Midden-Europa hebben verworven. Zelfs zij, die geen wrok over dwang hoeven te koesteren, en die niet onwillig zouden zijn hun voordeel te doen met hetgeen Duitschland en Italië in beweging hebben gebracht, zijn terughoudend geworden. Zij zien naar de verdeeling der krachten, zij zien en hooren het dreigen van Albion, den stillen, verbeten ernst van het Fransche volk, de macht van hulptroepen. Zij blijven toch maar liever gezond! Japan moge zich aangetrokken gevoelen door hetgeen Hitler en Mussolini vertoonen, het vertrouwt de kansen
der onderneming niet. Spanje verkondigt luide zijn neutraliteit. En het angstzweet der Hongaren bezwangert op dit oogenblik de Europeesche atmosfeer weinig minder met zijn uitwasemingen, dan de dampen, die van de wrijving te Dantzig afslaan, dit doen.
| |
| |
De inhoud van het geval-Dantzig en het geval-Corridor doet er niets meer toe. Het zakelijk recht der Polen is zoo onbelangrijk, uit internationaal oogpunt beschouwd, als het weiderecht van zekere herdersstammen, dat tengevolge van nationale grenzen wordt verkort. Het internationale conflict is geen conflict over het lot van Dantzig, maar over de behandeling van de Dantzigsche aangelegenheid. Er zit nog zeer veel meer aan vast. Men weet - en de Duitschers zelf maken er vrijwel geen geheim van - dat het hun niet enkel om de Poolsche rechten op Dantzig, maar om de overheersching over den Poolschen staat te doen is, als uitgangspunt voor verdere overheersching. Men beseft allerwege, dat beloften van Duitschland, betreffende de verdere integriteit van Polen, niet meer waarde zullen hebben dan de waarborgen voor den Tsjechischen staat na de ‘oplossing’ van de kwestie der Sudeten-Duitschers. Niet de algeheele opslokking van den Tsjechischen staat is het afschrikwekkende voorbeeld, maar de volmaakte onderwerping van Praag, onmiddellijk na de regeling van München. Toen reeds moest de Tsjechische regeering offers brengen van souvereiniteit, terwille van Duitschland's militaire positie in Europa, die te voren nooit een modernen, souvereinen staat zijn afgedwongen. Een voorbeeld vormden ook de dreigementen tegen Roemenië, die de zelfstandigheid van dien staat in gevaar brachten, tot hij steun genoeg elders gevonden had om zich juist nog te kunnen handhaven. Een waarschuwing vormden verder nog de handelsverdragen, die Berlijn trachtte, de Balkanstaten op te leggen. Men wist wat de agitatie onder de Oekraïeners te beteekenen had. Zelfs te Londen ging men onderscheiden, zoo dwars over Europa heen dat toch voor Engeland steeds een donker werelddeel geweest is, dat daar gewerkt werd aan een macht, die zich de rijkdommen van het Britsche Rijk als belooning aan het eind van haar streven toegedacht had.
Albion ging inzien, dat het uiterste moment gekomen was, wilde het zijn positie nog redden. Het moest Duitschland in den weg treden, het geen stap verder meer laten gaan, onverschillig van welken aard die stap was. Nationale eischen konden geen indruk meer maken op het Engelsche volk, nadat Hitler, door de inlijving van den Tsjechischen staat, zelf
| |
| |
zijn volmaakte verachting van het recht van nationaliteit had bewezen. Deze daad op zich zelf was het niet, die de Engelsche staatslieden noopte, Duitschland in den weg te treden. Zij hief slechts formeele bezwaren tegen een dergelijke onderneming voor hen op. Duitschland kon geen rechten meer doen gelden. Zijn strijd inzake het nationale recht der Dantzigers had zijn moreele basis verloren. De inlijving van Tsjechoslowakije maakte het voor de Engelschen mogelijk, zelfs in een schijnbaar moreel zoo sterke aangelegenheid der Duitschers als die van Dantzig, het tegen hen op te nemen.
Ons kon dit alles volmaakt onverschillig zijn, als het geen gevaren inhield voor onze eigen, nationale, geestelijke en oeconomische souvereiniteit, en voor de groote internationale beginselen, waarvan deze souvereiniteit afhankelijk is. Wij zouden bij de worsteling tusschen het Duitsche en het Britsche Rijk toeschouwers kunnen zijn zooals bij een internationalen voetbalwedstrijd, waarbij wij wel sympathieën hebben, maar waarvan wij het resultaat in ieder geval zonder groote opgewondenheid zullen aanvaarden. Wij zouden ons kunnen beschouwen als getuigen bij een historisch proces, zooals er reeds zoovele historische processen voltrokken zijn; als getuigen bij een nieuwe reeks Punische oorlogen, waarbij wellicht wederom een wereldmacht in andere handen zou overgaan. Het lot van Hecuba kon ons zeker heel veel belang inboezemen, maar wij zouden haar mogelijke rampen niet als onze rampen hoeven te gevoelen.
Hier echter is iets heel anders aan den gang. Dat Dantzig en de Corridor en Polen er het voorwerp van zijn, is niet meer dan een toevallige omstandigheid. Het is niet het feit, dat Duitschland aanspraken maakt op Dantzig, waaraan wij beslissend aanstoot kunnen nemen. Als de aanspraken van Berlijn zich nog veel verder uitstrekten dan tot Dantzig en den Corridor, zelfs dan zouden wij er een zekere gelijkmoedigheid en onpartijdigheid bij kunnen bewaren, ook al zouden de daardoor betoonde hebzucht en heerschzucht der Duitschers bezorgdheid voor de toekomst kunnen wekken. Het komt er geheel op aan, hoe Duitschland zijn eischen stelt. Dit is het beslissende punt, en dit beslist volstrekt over recht of onrecht, over het karakter van duldbare begeerte of
| |
| |
misdadig streven van de Duitsche verlangens. Duitschland nu wil niet door onderhandelen verkrijgen, het wil met de kracht van zijn wapenen afdwingen. Het stuurt de tegenpartij geen dagvaarding thuis, maar het wacht hem op en zet hem een pistool op de borst.
Zelfs waar het een goede kans heeft, zijn doel op vreedzame wijze te bereiken, versmaadt het die kans, omdat het van terreur meer voor de toekomst verwacht dan van onderhandelen, en ook omdat de vernedering van de tegenpartij niet minder doel is dan het materieele resultaat. Het is de wrok tegen de wereld, dien wij hier aan het werk zien, de onbluschbare begeerte om zooal niet geeerbiedigd dan toch gevreesd te zijn. Het is de moraal van den ‘gangster’, welke wij in toepassing zien. De eenige wijze van bevredigende, ja eervolle verwerving is die, waarbij het pistool en schietvaardigheid den doorslag geven. Wij zijn tot de opvattingen van het roofhuwelijk teruggekeerd in Europa. De hand van de bruid te vragen, of haar van haar familie te koopen, is onwaardig. Waardig is alleen de ontvoering van de bruid, met moord en doodslag. Dit is nu weer politieke moraal geworden.
Hitler heeft een verdrag met Polen, waarbij hij zich verbonden heeft, dit land niet lastig te vallen met territoriale kwesties voor, op zijn vroegst, 1944. Hij neemt maatregelen tegen Dantzig en den Corridor, zooals de Polen hem reeds hebben zien nemen tegen Oostenrijk en Tsjechoslowakije. Als de Polen - wat onvermijdelijk was - niet langer stilzitten tegenover het snel opkomende gevaar, en hem dus niet de gelegenheid geven al zijn toebereidselen te treffen tot zij onweerstaanbaar zijn geworden en hij naar hartelust kan afdwingen, zegt hij plotseling en eenzijdig, zonder eenige waarschuwing vooraf, al zijn verplichtingen op. Hij stelt aan Polen zijn eischen inzake Dantzig en den Corridor. Nemen zij die aan, dan zal hij de ongereptheid van hun gebied voor 25 jaar waarborgen. Deze belofte van den man, die totnogtoe alle aangegane verplichtingen eenzijdig heeft ‘opgezegd’, en aan wiens politieke en oeconomische hegemonie Polen zich in ieder geval zou moeten onderwerpen, kan voor de Poolsche regeering waarlijk geen aantrekkelijkheid van de regeling vormen. In welke positie Polen door aanneming van
| |
| |
zijn ‘aanbod’ zou komen, blijkt reeds daaruit, dat het geen recht krijgt zelf mee te spreken. Het moet Hitler's voorstel onmiddellijk aannemen, precies in den vorm, waarin hij het gedaan heeft. Iedere poging, om er een discussie over te openen, zal als een afwijzing, met alle gevolgen van dien, worden opgevat. Dan zal Duitschland zich tot niets meer gebonden voelen; het zal Polen een andere, en veel hardere regeling opleggen.
Op deze wijze zijn geen vreedzame betrekkingen tusschen de staten meer mogelijk. Als Polen deze wijze van onderhandelen had aanvaard, zouden zonder eenigen twijfel weldra anderen, en ook wij voor dergelijke ‘keuze’, geplaatst worden. De Polen, die bij al hun zwakheden een dappere en trotsche natie vormen, konden niet anders dan weigeren. Zij boden echter onderhandelingen aan. Maar Hitler antwoordde, met den bekenden toorn in zijn stem: Dat zijn aanbod slechts een aanbod voor één keer was geweest, en dat hij nu verder de regeling zelf ter hand zou nemen. Pogingen van anderen kant, ook van Engelschen kant, om hem alsnog tot een vreedzame schikking te bewegen, wees hij onbehouwen van de hand. Goebbels begon onmiddellijk zijn diabolisch werk. Hij kondigde het geweld aan, en het noodlot van den Poolschen staat. Verder zorgde hij voor den veldtocht van smaad en wilden laster, die hij een jaar te voren tegen Tsjechoslowakije ontketend had.
Duitschland werd op den duur nog duidelijker. Het achtte het, zoo vernam men, beneden zijn waardigheid, met een land als Polen te onderhandelen over aangelegenheden, die het als een binnenlandsche Duitsche aangelegenheid beschouwde. Noch Dantzig, noch de Corridor liggen op Duitsch gebied. In den Corridor is niet eens een bevolking, die in haar meerderheid aansluiting bij Duitschland begeert. Maar Duitsche aangelegenheid is, wat Duitschland daartoe verklaart. De haven van Rotterdam kan morgen op die wijze een binnenlandsche Duitsche aangelegenheid blijken.
Hiermede is men weer teruggekeerd tot het Duitsche standpunt van voor den oorlog, in veel beslister en gevaarlijker vorm nog. Op de vredesconferentie van Den Haag was het Duitschland, dat de mogelijkheid van een nuttig stelsel van internationale arbitrage verhinderde door zijn beginsel, dat
| |
| |
kwesties van nationale eer niet voor arbitrage in aanmerking mochten komen. Nu gaat Berlijn nog verder. Een kwestie van Duitsche eer - die komt er ook bij te pas - is zelfs niet eens vatbaar voor onderhandeling. In 1914, toen de oorlog onafwendbaar leek, deed Engeland een waarlijk desperaat voorstel. Men zou den Oostenrijkers het recht verleenen, Belgrado voorloopig militair te bezetten. Daarna zou scheidsrechterlijk worden uitgemaakt, of de Servische regeering inderdaad voor den moord te Serajewo aansprakelijk kon worden gesteld. Londen deelde dit denkbeeld aan Berlijn mede; Berlijn antwoordde dat het zijn bondgenoot, groote mogendheid als hij was, niet een scheidsrechterlijke procedure kon voorstellen met een klein land. Engeland stelde een vernedering van Servië voor, die te voren ondenkbaar geleken had. Berlijn liet liever een wereldoorlog uitbreken dan dat het dit plan, met een residu van rechtsbegrip, aan Weenen in overweging gaf. Nu echter gaat Berlijn, tegenover een niet-klein land, veel verder. Het wil enkel een beslissing, die het zelf heeft opgelegd. ‘Recht ist was dem Deutschen Volke nützt’. Deze bekende uitspraak wordt nu tot internationaal axioma verheven. Op twijfel staat doodstraf.
Breekt er een oorlog uit, dan zal het geen oorlog om Dantzig zijn; Dantzig zal - als Hitler niet nog een ander geval tot uitgangspunt kiest - de aanleiding wezen. Engeland en Frankrijk zijn nu ten volle bereid het als zoodanig te aanvaarden. Engeland beschouwt het geval van Dantzig veel meer nog als een eigen aangelegenheid dan als een Poolsche aangelegenheid. Dat is geen uitbreiding van de kwestie, maar brengt de eigenlijke kern ervan naar voren. De Engelschen hebben de beslissing geheel aan Polen overgelaten. Zij zullen geen druk op de Polen uitoefenen, niet trachten hun raad te geven. Acht Polen zich genoopt voor Dantzig te vechten, dan beschouwen Engeland en Frankrijk zich automatisch als met Duitschland in oorlog. Vechten de Polen niet om Dantzig, dan zullen uiteraard Engelschen en Franschen dat ook niet doen.
Te Londen wijst men op de ingetogenheid, de zelfbeheersching der Polen. Hoe fel ook Berlijn zijn Poolsche buren van twistzoeken moge beschuldigen, in Engeland weet men beter, zoo zegt men daar. De Polen zullen waarlijk niet lichtvaardig
| |
| |
een strijd ontketenen, waarin hun land het slagveld van Europa wordt, zoo heet het ter toelichting. Inderdaad, Engeland zou niet een oorlog terwille van Polen strijden, maar een oorlog uit eigen belang tegen gangstermoraal en gangsterpractijken op Poolsch gebied, waartoe Polen de gelegenheid gaf door standvastigheid en moed.
Ontstaat er een oorlog om Dantzig en den Corridor, dan is het niet Polen dat ervoor verantwoordelijk is omdat het Duitschland het verschuldigde onthoudt; Duitschland draagt daarvoor de verantwoordelijkheid, omdat het weigert over hetgeen het meent te kunnen opeischen te onderhandelen, en inplaats daarvan met het wapen in de vuist inbreekt om zich te verschaffen wat het zijn recht noemt. Wie de mogelijkheid heeft, dat te keeren, en er lijdzaam bij toeziet, terwijl op die manier de een na den ander van zijn medeburgers wordt uitgeplunderd, kunnen wij niet meer als een eerbiedwekkend lid der gemeenschap beschouwen. Wie niet anders kan dan dulden, moet wel zijn eigen beurt afwachten. Hij zal echter alle reden hebben tot tevredenheid, als anderen, sterkeren en machtigeren dan hij, er een einde aan vermogen te maken. Dat is dan ook zijn redding.
Dit is de Dantzigsche kwestie voor ons.
Er kunnen andere kwesties ontstaan. Op het oogenblik waarop ik dit schrijf, is Berlijn bezig met pogingen, Hongarije tot een protectoraat te maken gelijk het Tsjechoslowakije tot een protectoraat heeft gemaakt: met dreigementen. De Hongaren echter zijn trotscher en moeilijker te behandelen dan de Tsjechen. De macht, die zij bezitten, bezitten zij intact. Zij hebben in Italië, dat Oostenrijk niet vermocht te redden, troost gezocht. Misschien is hun meer tot hulp de verklaring der Polen dat zij een binnendringen der Duitschers in Hongarije, terwille van hun eigen veiligheid, niet zouden kunnen dulden. Grijpen de Polen daar in, dan gebeurt precies wat gebeuren zou als zij terwille van Dantzig in het geweer kwamen. Bovendien zou de houding van Roemenië dan heel duidelijk moeten zijn, omdat dit land daardoor onmiddellijker dan te voren nog onder Duitschen druk zou komen te staan.
Wie nu bescherming tegen Duitschland zoekt, kan te Londen
| |
| |
en daardoor te Parijs, bescherming vinden, daar het niet erop aan komt of het bedreigde land voor Engeland meer of minder sympathiek is en meer of minder zijn lot heeft verdiend, maar omdat iedere nieuwe stap van Duitschland tevens een nieuwe stap zou zijn ter vertreding van het beetje recht, dat de internationale samenleving nog kent.
| |
Naschrift
Duitschland is zijn weg gegaan met een verbijsterend cynisme. Het heeft Polen aangevallen onder voorwendsels, die reeds dienst hadden gedaan voor den aanval op Tsjechoslowakije. Weer zijn het de mishandelde stamgenooten, bij tienduizenden tot vluchten genoopt, die gered moeten worden. Polen wordt als aanvaller voorgesteld, met een minachting voor de waarheid, die niet eens let op de geloofwaardigheid der beschuldiging. Op het laatst wordt een voorstel openbaar gemaakt, dat de Polen zouden hebben verworpen, en dat, hoe ongunstig ook, in ieder geval de bereidwilligheid van Duitschland tot onderhandelen had kunnen bewijzen, als niet gebleken was dat de Polen geen gelegenheid was gegeven het als grondslag van onderhandelingen te aanvaarden, doordat het hun niet bijtijds ter kennis was gebracht. Ware dit wel het geval geweest, dan zou Polen het waarschijnlijk toch verworpen hebben. Duitschland echter wenschte niet het risico te loopen, dat Polen een ongunstigen vrede zou aanvaarden. Het wilde een oorlog forceeren, nadat het zich van de welwillende neutraliteit van Rusland verzekerd had, en zelfs meer dan dat van Rusland scheen te mogen verwachten. Engeland en Frankrijk hebben toen niet meer geaarzeld, datgene te doen, wat zij Polen hadden toegezegd. Zij begrepen, dat nu hun eigen veiligheid op het spel stond; dat Hitler naar de oppermacht in de wereld streven zou, zonder verwijl en zonder restrictie, op het oogenblik dat hij Oost-Europa onderworpen zou hebben. Mochten zij nog hebben geaarzeld, de trouweloosheden en de cynische minachting, zelfs maar voor de schijn van waarheid die Duitschland in de Poolsche aangelegenheid aan den dag had gelegd, lieten geen mogelijkheid voor twijfel over.
Nu is het onheil over de wereld ontketend. Hitler gaat zijn
| |
| |
weg als geesel Gods voor Europa, met een consequentie die kort geleden nog slechts weinigen van hem hadden gevreesd. Hij zal dien weg verder gaan, in zijn wijze van oorlogvoeren, zoover hij slechts kan. Hij is een man, die geen zwakheid, geen aarzeling, geen scrupules kent als hij zijn besluit genomen heeft. Wij weten nog niet, wie hem, uit vrees of uit begeerte naar buit, of op grond van beide overwegingen, zullen volgen. Wij weten ook nog niet, wie zich, naast Engeland, Frankrijk en Polen, tegenover hem zullen scharen.
Wat ik in mijne voorgaande beschouwingen geschreven heb, is een omschrijving van hetgeen de achtergrond zal blijven van dezen strijd. Door den loop der gebeurtenissen is echter de verhouding tusschen recht en onrecht nog oneindig vergroot en verduidelijkt. Engeland en Frankrijk hebben niet meer den strijd opgenomen om het recht van spel, maar om het verderf voor beschaving en wereld tegen te houden, op het laatste oogenblik dat dit nog mogelijk was.
|
|