De Stem. Jaargang 19
(1939)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 675]
| |
Plicht-ontvluchtende hartstochtenGa naar voetnoot1)
| |
[pagina 676]
| |
stelling op banale en op hoog menschelijke wijze ondervonden kan worden en dat er onder de levensvluchtende voorname, belangrijke individuen kunnen zijn en allerbanaalste typen. Groote romantische vrouwen, voor hun omgeving noodlottige hysterici en hystericaeGa naar voetnoot1), en Maandag-houdende arbeiders. Velen hebben in hun ziel de pijnlijke plek dezer levensteleurstelling - maar lang niet altijd stroomt de passionneele energie naar deze plek en maakt zulke menschen tot plicht-ontvluchtende hartstochtelijken. Een hysterische dame sprak eens het woord uit: ‘Liever het cabaret dan het gekkenhuis!’ Dat schijnt me een diep woord toe, waarmee deze vrouw de categorie der gepassionneerden die ik hier bespreek, en een bij velen van hen onbewust weten, voortreffelijk getypeerd heeft. Dit geldt in het bijzonder voor de grootste categorie der levensontvluchtende hartstochtelijken: de vermaakshartstochtelijken. Er bestaan heel veel menschen, voor wie het dagelijksche, burgerlijke leven, met zijn geregeldheid, zijn plichten en zijn verantwoording ondragelijk en verwerpelijk is. Soms is dit alleen omdat werken op zichzelve hun niet aanstaat. Soms ook omdat hun het aan één plaats gebonden zijn verfoeilijk lijkt. Maar meestal hebben deze menschen een positiever ideaal, dat zij ten koste van hun burgerlijk bestaan trachten te realiseeren. We staan hier voor ontzaglijke velden van het menschelijk zieleleven, we turen in een oneindige hoeveelheid van paden, die de menschen, gedreven door hun passie, beloopen moeten, afwachtend wat het lot met hen voorheeft. Aan den oorsprong van bijna ieder kunstenaarslot, maar ook aan die van alle groote abstracten, denkers en wijsgeeren is deze leven-ontvluchtende hartstocht, dit weigeren een rad der raderen te zijn, te vinden. De leven-ontvluchtende hartstocht grenst zooals we gezien hebben, aan de bezitshartstocht. Ze gaat dikwijls ook over in bezitshartstocht en geeft den verlorene een doel. Aan de andere zijde grenzen de leven-vluchtende hartstochten aan de beroepshartstochten. In het beroep, dat in dit geval zeer bepaalde beroepen zijn, vindt de levensafkeerige een doel en een redding. Groote | |
[pagina 677]
| |
romantici en artiesten moeten dan ook bij de categorie der beroepshartstochtelijkheid besproken worden. Maar zij zijn verwant aan de lagere gepassionneerden die ik de plichtwerkelijkheids- of levensafkeerigen noem. Waarom levensafkeerigen? Ik heb zelf geaarzeld hun dien naam te geven. De wereld van het vermaak die hun zoo aantrekt wordt door de meesten van hen vereerd als ‘het leven’ bij uitnemendheidGa naar voetnoot1). Zou ik dan niet beter van de werk-afkeerigen kunnen spreken? Nee. Het is het léven dat ze ontvluchten. Want het maatschappelijke leven, met zijn dagelijksch werk en zijn onaangename zelfbeperkingen is ten slotte de menschelijke vorm van het algemeen biologisch leven. Heel dit biologisch leven is ook op een verdeeling tusschen rust en werk (jagen, gras-gronden zoeken, nestelen, enz.) ingesteld. Het dier leeft niet altijd vrij uit. Het moet steeds op zijn hoede zijn, moet spieden voor het uitgaan kan, het dier kan toch ook niet slechts de beste, niet aan noodzaak (wat de plicht der menschen is) gebonden oogenblikken van zijn bestaan kiezen. De menschen die ik dus hier bedoel, en tot wie de hoogsten van ons zouden behooren, indien de artistieke of philosophische beroepshartstocht hen niet zou pakken en redden, ontvluchten dus het werkelijke, maatschappelijke leven als uitingsvorm van het algemeenere biologische leven. Ze willen altijd bezitten wat de normale mensch (in dit geval de mensch wiens passionaliteit anders is gericht dan bij deze levensontvluchtenden) alleen bij tijd en wijle, des Zondags, op een partij, enz. geniet. ‘Liever in 't cabaret dan in 't gekkenhuis’, blijft het devies der vermaakshartstochtelijken. Op dit punt van mijn betoog sta ik verlegen voor een onnoemelijken rijkdom aan individueele nuancen, want het vermaak is zoo geschakeerd als de menschentypen zelve. Denken we slechts aan hooge kunstvormen als die ons het theater bieden kan, aan bioscoop, cabaret, kroeg, spel en sportGa naar voetnoot2). | |
[pagina 678]
| |
VermaakshartstochtMet de vermaakshartstocht bedoelen we dus hier den wil om het werkleven te ontvluchten voor de plaatsen van vermaak, theater, bioscoop, cabaret, of mondaine bijeenkomsten. Vooral vrouwen, maar ook veel mannen, schijnen door dezen vorm van levensontvluchtende passie te worden veroverd. Hier zouden criminologen mijn essay belangrijk kunnen aanvullen. Hier ook stuwt de sociologie een machtigen golfslag door psychologie en passionologie. Want het lot der vermaakshartstochtelijken wordt helaas nog meer bepaald door hun economische en sociologische omstandigheden dan door die hartstocht zelve. Een vermaakshartstochtelijke, in rijken kring geboren, zal veel kansen hebben een wat lichtzinnige, maar gewaardeerde, gezochte, gezellige mondaine te worden, die op geen thee noch zelfs fancy fair ontbreekt. Is zij een kind van armen, dan wacht haar slechts de prostitutie. Een vermaakshartstochtelijk man van zeer goeden huize en van vermogen zal behoudens excessen (vermaakshartstocht sluit niet altijd verkwisting in) en als hij dan maar slechts een vermaakshartstochtelijke is en geen commercieele fantasieën wil verwerkelijken, nog wel eens als gezellige oude boemelaar-celibatair kunnen eindigen. De in armer of kleiner kring geboren vermaakshartstochtelijke wordt noodgedwongen een oplichter. Hij zal zich, het koste wat het wil - en zonder dat hij er geregeld werk voor moet doen - geld verschaffen gelijk een morphinist morphine. Wat zoekt de vermaakshartstochtelijke in het vermaak? Ook dat verschilt zeer veel van individu tot individu. Het is in het bestek dezer verhandeling onmogelijk om te trachten een eenigszins bevredigende psychologie van het vermaak te geven, zoomin als ik dat later van het zoo dikwijls geanalyseerde spel kan doen. De vermaakshartstochtelijken zoeken allen de sfeer, waarin menschen bij elkaar komen om niet te werken; 't zij om er met elkaar te praten zonder dat de plicht op hen rust ook te doen wat ze zeggen; 't zij om beziggehouden te worden, door gebeurtenissen (film, tooneel) waaruit voor hen geen verantwoordelijkheid of gevaar kan voortvloeien. Maar dit behoort toch weer tot de psychologie van het vermaak, dat niet mijn onderwerp mag zijn! De ver- | |
[pagina 679]
| |
maakshartstochtelijken zoeken de sfeer der oorden van het vermaak. In plaats van plicht, werk, verantwoordelijkheid die ze schuwen, krijgen ze daar streeling hunner zinnen: veel licht! Muziek! Verteringen! Er worden hun sexueele mogelijkheden getoond. Beloften! Men kan de vrouw die langs u loopt, met heel andere oogen bezien in een cabaret dan in een kerk. Men zal mij tegenwerpen: ‘Maar wat u van de bekoring van het vermaak en de plaatsen des vermaaks zegt, geldt toch voor alle menschen!’ Dat is ook zoo. Maar de vermaakshartstochtelijke is juist van andere menschen verschillend doordat hij altijd hebben wil, wat de ander op gezette tijden verlangt of noodig heeft, en niet wil deelnemen aan dat wat de ander dagelijks volbrengt en waaraan de normale na 't vermaak weer behoefte krijgt. De vermaakshartstochtelijke is in geenen deele die arme, miskende krekel uit de fabel, die ten opzichte van de mier groot gelijk heeft. De krekel van ‘La cigale et la fourmie’ is een beroepshartstochtelijke. De vermaakshartstochtelijke is niet de krekel, doch degene die heel haar leven wil toezien bij het dansen van de krekel. En om u de onderlinge verscheidenheid dezer categorie te laten zien - er zijn zelfs plicht-ontvluchtende passionneelen die heel hun leven willen toezien bij het sprokkelwerk der mieren. Denken we aan de aan de vermaakshartstochtelijken in engeren zin verwante stadslanterfanters en baliekluivers en aan de behoefte van kinderen om er bij te gaan staan als een werkman aan een karwei bezig is. Vermaakshartstocht voert ons ook in een sexueele sfeer. Maar waarom zijn al die aan 't vermaak verslaafden dan geen erotomanen, Don Juans, grandes courtisanes en grandes amoureuses? Het waren toch léven-ontvluchtenden! Ze zoeken naar het afgeleide, het verbeelde leven, ze willen een levenssfeer ruiken zonder dat zij er aan onderhevig zijn. In iedere andere hartstocht zit duivelsche ernst. In de hunne ook! Maar dat weten ze niet. Door hun demon gedreven, vluchten ze juist ernst en dwang en worden op hun wijze wat eens een Fransche vrouw noemde ‘l'esclave de leur liberté’. Ze zien graag films van don Juan, ze hooren graag libertijnsche liedjes, ze praten graag over de chronique scandaleuse - maar ze zouden niet gaarne onvermoeibaar als don Juan de vrouwen vervolgen, riskeeren dat in 't nachtelijk uur een boos echtgenoot hen | |
[pagina 680]
| |
van de trappen smijt, een ‘spadassin’ hun een dolk in den rug boort - ze zouden zelfs niet graag als de erotomanen met saamgeplakte mondhoeken en benarde borst gedwongen zijn om de vrouw die ze ontmoeten, te volgen en ten koste van schandaal en gevaar te verleiden. Zij willen er iets van zien, erover hooren, de banaalste onder hen zelfs het liefst op lichte wijze, zoodat ook in de verbeelding die hun in plaats van de werkelijkheid gegeven wordt, de ernst en het risico der realiteit verdoezeld worde. Ze wenschen geen kunst, slechts vermaak. Hysterici en hystericae kan men nog wel onder de vermaakshartstochtelijken in engeren zin vinden. Maar lang niet alle hysterici en hystericae zijn als de dame, waarover ik sprak, eenvoudige vermaakshartstochtelijken. Er zijn er die riskanter spel willen spelen, een spel met hun eigen leven! In kroeg en cabaret kan men overigens ook tijdelijk andere leven-ontvluchtende passionneelen zien, romantische menschen, sentimenteelen, die het groote gevoelsavontuur zoeken en niet een vermaak, waarin zelfs de levensernst niet weerspiegeld mag worden. Een groot aantal menschen worden door de vermaakshartstocht gegrepen. In romantische stukken, in een muziekdrama als Louise, vervloekt de oude provinciale vader de luchten van Parijs. De ‘villes tentaculaires’ trekken jonge provincialen aan om hun vermaak en maken ze er tot vermaakshartstochtelijken. In de vermaaksbuurten der groote steden ziet men jonge mannen rondslenteren die nooit iets gedaan hebben en iets zullen doen dan in de buurt van het vermaak zwerven. Broedplaats van de misdaad. De gelukkigsten onder hen zijn zij, die in het vermaak ‘emplooi’ vinden als kunstenaars omdat ze het talent van het vermaak hadden. Velen onder deze artisten - ik heb getracht dit in mijn roman ‘Cabaret der Plaatsvervangers’ te doen gevoelen - zijn tot het vermaakbedrijf gekomen, gedreven door vermaakshartstocht en beroepshartstocht tezamen. Anderen vinden er een lager emplooi, als kellner, als portier. Maar de meesten der maatschappelijk onbegunstigden, die zelfs in de sfeer van vermaak slechts vermaak willen hebben, zitten er te wachten als prostituées, spieden naar een kans als gigolo, loeren er rond als souteneurs, terwijl de vermaakshartstochtelijken van goeden huize naar hun voorstelling gaan in de | |
[pagina 681]
| |
rustige gedachte dat ze zoo straks in een nachtcafé hun avond kunnen besluiten, morgen kunnen uitslapen, den volgenden middag op bezoek kunnen gaan bij Mevrouw van den Bosch die dan ontvangt, en des avonds weer een nieuwe film in het Eden-Theater zullen kunnen gaan zien. Hen dreigt niet het uur dat ze door omstandigheden of door anderen er toe zullen gedwongen worden iets te doen dat hun moeite kost, dat ze, als 't niet noodig was, zouden nalaten. Bij hooger begaafde individuen, we hebben dat reeds opgemerkt, verglijdt de leven-ontvluchtende hartstocht in een ander hartstochtsrijk dat in zijn groot centraal gebied juist tegenovergesteld is aan het vorige, dat der beroepshartstochten. Daar vinden de van het maatschappelijk leven afkeerigen hun redding en hun vrijkoop. Er zijn er, vooral onder de kunstenaars, die tusschen deze twee passionneele werelden blijven hangen, altijd weer in gevaar gebracht door de eene, terwijl de ander hun tot vrijhaven is. De dichter Paul Verlaine, men leze hiervoor Porchy's werk ‘Verlaine, tel qu'il fut (Ange et Pourceau)’, gaat ten onder aan zijn vermaakshartstocht en zijn erotomanie en wordt door zijn beroepshartstocht-als-dichter staande gehouden en steeds weer gerehabiliteerd. Hij is een sprekend voorbeeld voor velen, het prototype van hen die hij zelf saamvoegde onder den titel ‘poètes maudits’Ga naar voetnoot1). Andere leven-ontvluchtenden vinden in weer andere beroepshartstochten onderkomen. Tegenover het laagste type der leven-ontvluchtenden, dat van den landlooper, kan men hen stellen wier nomadisme hen tot het doen van groote reizen, tot het ondernemen van gewaagde ontdekkingstochten brengt. Deze worden dan het doel opzichzelve, zoodat de leven-ontvluchtende hartstocht zich verwerkelijkt in een beroepshartstocht. Stanley b.v. die men (cf. Wassermanns biographie) een Bula-matari, een rotsenklover noemde, is van een onrustig mensch, ontevreden met het werk- en plichtleven, een groot werker geworden als doorbreker van Afrika's geheimen. De merkwaardigste levenontvluchtende en ten slotte beroepshartstochtelijke, die ik ken, is wel Jack London. Bij hem zien we de laagste vormen van den leven-ontvluchtenden hartstocht vereenigd in zijn alcoholisme (men leze John Barleycorn) en in de landlooperij | |
[pagina 682]
| |
zijner jeugdjaren. Maar deze hartstochten worden opgevangen in een hevige beroepshartstocht als letterkundige en als reisbeschrijver, die Jack London op afdoender wijze opheffen en van zijn levensvlucht redden dan het met den veel zwakkeren Verlaine is geschied. Niet altijd wordt de leven-ontvluchtende hartstocht overgeschakeld op een beroepshartstocht. Ook daarvoor moeten de karakterfactoren aanwezig zijn, waarover de passionneele energie, de hartstochtelijkheid onzer ziel zich kan uitstorten. Maar ook niet altijd vindt deze levensafwijzing onderkomen in de lagere leven-ontvluchtende passies als vermaakshartstocht, speelzucht, alcoholisme. Ik zie een menigte van dwalende zielen die allen iets den rug toekeeren, wier oogen zoeken en wier handen afwijzen. Vaak worden het melancholieke menschen, die verkwijnen zullen omdat hun negatieve leven-ontvluchtende gevoelswereld zich niet in één der leven-ontvluchtende hartstochten kan onderbrengen en er ook geen hartstochtsverschuivingen kunnen plaats vinden. Menschen wier geheele leven omgeven is door de wolk van hun spleen, romantische droomers en droomsters, die toch ook nooit tot een actieve romantiseering van hun leven kunnen geraken en wier passionneele leven zich misschien pas in één minuut zal concentreeren en verwerkelijken, die van hun zelfmoord. Er zijn onder hen veel mannen, doch vooral veel vrouwen, die tegenover het leven dat ze ontvluchten willen, omdat de met plicht en werk geschraagde werkelijkheid ervan hun tegenstaat - de liefde, de sentimenteele liefde gaan stellen, voor wie dus het zoeken van de liefdessfeer, de objectieve (doel) hartstocht wordt, omdat ze meestal te voornaam van aard zijn om in vermaakspassie de hartstochtelijkheid van hun ziel te plaatsen. Deze sentimenteele erotici mag men niet vereenzelvigen met de erotomanen en don Juaneske menschen die ik reeds besproken heb. Hun hartstocht leidt tot weinig geluk. Flauberts Madame BovaryGa naar voetnoot1), beneemt zich nadat ze zich te zeer in de sentimenteele liefde vergist had, en op den bodem ervan bij anderen slechts erotomanie en Donjuanisme vond, het leven. Het Bovarisme is een goede naam voor de levensvlucht die zich | |
[pagina 683]
| |
passionneel verwezenlijkt in liefde voor de liefdessfeer. Dit Bovarisme heeft ook zijn mannelijke vormen, waarin men werkelijk niet dezelfde grondtoon mag hooren als in het leven van den bezitshartstochtelijken Don Juan. Vooral in den tijd der romantiek werd deze vorm van hartstocht vergemakkelijkt en verheerlijkt door de heerschende zielszeden; Alfred de Musset is er in heel zijn werk een vertolker van: liefhebben, zijn illusies in één bepaalde vrouw verliezen - dan weer een ander liefhebben en de wonden der liefde heelen met den balsem eener nieuwe liefde: ‘J'aime, et je veux chanter la joie et la paresse,
Ma folle expérience et mes soucis d'un jour,
Et je veux raconter et répéter sans cesse
Qu'après avoir juré de vivre sans maîtresse,
J'ai fait serment de vivre et de mourir d'amour.’
(La nuit d'août. août, 1836).
De leven-ontvluchtenden die ik nu op het oog heb, zijn de virtuozen van de liefde. De extasen, die hun de liefde geeft, de sfeer van prikkelende onrust, die de liefde hun schenkt, wordt hun ware doel. Hierdoor vergeten zij het leven van plicht, werk, en beroep dat hun tegenstaat en wordt hun dégoût vervangen door een positief doel. Verschillende karakterfactoren maken dat de liefde-beminnende menschen onderling weer zeer verschillend kunnen zijn. Ik wil mij in dit geschrift zoo min mogelijk met zuivere karakterleer en zoo veel mogelijk met passionnologie bezighouden. Daarom mag ik hier niet gedetailleerde typeeringen van minnaars en minnaressentypen gevenGa naar voetnoot1). Slechts wil ik aanduiden dat de meer of mindere activiteit van den liefde-minnenden mensch, van den man of de vrouw, die een passie voor de liefde heeft, den vorm dezer passie verder zal bepalen. Zijn de liefdeshartstochtelijken zeer actieve menschen, dan zullen zij trachten van hun liefde iets moois te maken, dan gaan zij zich ook theoretisch met de studie der eischen en rechten der liefde bezighouden. En dan zal de liefdeshartstocht veel gaan lijken op sport en spelhartstochten. Eens hoorde ik, tijdens een psychologische lezing over het wezen van het spel, een juffrouw uitroepen: | |
[pagina 684]
| |
‘En wat zegt u dan van de liefde?’ ‘Maar dat is toch geen spel,’ antwoordde de docent. ‘Geen spel, dat is het mooiste spel’, riep daarop de juffrouw. Gelach volgde. Maar deze dame had geen ongelijk. Er bestaat een liefde als spel. In het bijzonder de Fransche zedengeschiedenis leert ons, hoe te allen tijde de minnaars en minnaressen der liefde getracht hebben het doel hunner hartstocht te codificeeren, de rechten en plichten, de noodzakelijke gedragingen, het decorum der liefde vast te stellen. Dan trachten de minnaars en minnaressen het record in 't schoone werk te behalen. Niet alleen in de Middeleeuwen met zijn theoretische tendenz tot stugge regeling op ieder gebied, van economie tot liefde toe, is dat te vinden. Is er een liefdesvorm die meer haar conventies heeft gekregen dan juist de romantische? Ik wil Julie de Lespinasse, wier hartstochtsleven ik in een roman geschilderd heb, niet als het type van de minnares der liefde, van een levensontvluchtende, beschouwen. Ik zou haar dan tekort doen. Er waren meerdere dominanten in haar hartstochtsleven. Maar zij was zeker ook een minnares der liefde, naast een ontzag-inboezemende minnares van haar minnaar, en ze heeft ook geleden, omdat haar partner, de graaf de Guibert, zulk slecht spel gaf (dit is geen kwinkslag, want erotisch was deze heer meer dan voldoende) en de romantische liefdescodex, die in dezen tijd geboren werd, schond. Onder de ‘grandes amoureuses’ vindt men meerdere vrouwen die niet zoo heeten om de diepte en de kracht van hun passie voor één man, zooals Héloïse of de Portugeesche non uit de zeventiende eeuw (Lettres d'une religieuse portugaise) maar omdat ze echte minnaressen der liefde warenGa naar voetnoot1).
Ik wil nog eens resumeeren dat de liefde als hartstocht niet in één categorie tehuis hoort. Zij openbaart zich als erotomanie - een hartstochtsvorm, wier classificatie mij moeite blijft geven en die ik nu eens geneigd ben toch als een bezitshartstocht te beschouwen, die ik dan weer een eenvoudige drifthartstocht, een woekering van een normale, vitale drift zou willen noemen. Als don-Juanisme, een bezitshartstocht. Als passie voor de liefdessfeer, een leven-ontvluchtende harts- | |
[pagina 685]
| |
tochtsvorm. En ten slotte (in dien vorm komt de liefdeshartstocht het meest voor) als tijdelijke hartstocht voor een bepaalde man of vrouw, een hartstocht die door omstandigheden, meest moeilijkheden uit de omstandigheden voortkomend, weleens verduurzaamd worden kan. Over de spel-hartstochten wil ik in het kort handelen. Want anders zou ik, zooals ik dit reeds bij de vermaakshartstochten opmerkte, moeten overgaan een geheele psychologie van het spel te geven. Men heeft dit reeds zeer dikwijls gedaan. De spel-hartstocht heeft zijn hoogen en zijn lagen vorm, al naar den aard van het spel dat tot hartstocht is geworden. Men moet echter niet te spoedig algemeene moreel-karakterkundige gevolgtrekkingen maken omtrent 's menschen aard al naar de hoogere of lagere vormen van spel, waarvoor iemand in hartstocht ontstoken is. Want men zal moeten toegeven, dat Dostojewski, ondanks zijn passie voor de lage speelvormen moreel en intellectueel beoordeeld, het verre wint van den één of anderen exclusieven voetbal-enthousiast. De gepassioneerden voor de hoogere vormen van spel, b.v. die van sportieve spelen, zijn natuurlijk, wanneer hun spelliefde hen werkelijk als passie gaat beheerschen en zij het werk laten varen voor de renbaan of het voetbalveld, leven-ontvluchtenden. Maar zij worden spoedig van in levensvlucht gepassionneerden, van spelzuchtigen tot beroepshartstochtelijken. Dat gebeurt wanneer de z.g. amateur tot ‘professional’ wordt; wanneer de amateur-voetballer of boxer heel zijn tijd aan trainen geeft en zijn brood verdient op het veld of in den ring. Soms tracht een leven-ontvluchtend aristocraat de harde, stugge wereld te vergeten in zijn paardensport. Doordat hij de kracht mist om zijn vermogen behoorlijk te beheeren, wordt hij arm. Nu gaat hij om zijn brood te verdienen naar het circus en wordt er tot een schoolrijder die dagelijks oefent en beheerscht wordt door beroepseerzucht, die hem weer tot een werker maakt. Ook op deze wijze wordt de weg van levensvlucht tot beroepshartstocht doorloopen. Dit zijn grensgevallen, waartoe de hoogere spelvormen hun beoefenaars leiden. De meest typische speel-hartstochten zijn echter de passies voor de lagere speelvormen. Zij beschikken over de grootste kracht om liefhebbers tot werkelijke hartstochtelijken te maken. Zij missen de mogelijk- | |
[pagina 686]
| |
heid om de voor hen gepassionneerden tot beroepshartstochtelijken te metamorphoseeren, zooals de sportieve spelen, en schaak en damspel dit kunnen doen. Ik geloof dat de lagere spelvormen, kaartspel als overgang tusschen hoog en laag spel en hasardspel als laagste vorm van spel, meerdere attracties vereenigen. Zij schenken het boeiende van een versneld kansleven. Een kansleven dat niet meer afhankelijk is van aard en capaciteiten der persoonlijkheid. Daarbij komen dan nog elementen uit de wereld der ik-hartstochten. De in het kaart-spel bedrevene broeit in zichzelve een overwinningsroes. De bij het hasard-spel gelukkige voelt zich verheven als gezegend kind van het ondoorgrondelijke geluk. Maar één der hoofdelementen van ‘die Reize des Spiels’ (Lazarus) blijft het feit dat de het maatschappelijk werk en plichtleven ontvluchtende mensch in de kroeg waar gedobbeld wordt, in de salon waar men bridgt, aan de speeltafels van Spa en Monte Carlo, werkelijk ontrukt is aan het zoo harde en onverbiddellijk gescandeerde leven van werken om 't brood - eten - slapen - en weer aan 't werk gaan. Zij zijn nu in een verhevigde, versnelde tooverwereld. De hartstocht voor het spel is één der gevaarlijkste der levensontvluchtende passies. De gevaren die zij met zich brengt, zijn afhankelijk van den graad van den hartstocht, ook van het spel zelve, of dit van lager of hooger orde is, en natuurlijk ook, zoo goed als de vermaakshartstocht, van de sociale omstandigheden der gepassionneerden. Want men vergete niet dat in de kroeg, bij moegewerkten en onontwikkelden, slechts gedobbeld kan worden en in het salon goed gevoede, goed verzorgde, wel-uitgeruste dames, die in haar jeugd tenminste een zekere schoolopvoeding genoten, zullen bridgen. Toch zijn ook in de gegoede en aristocratische klassen der maatschappij echte ‘spelers’ aan hun hartstocht economisch en geestelijk ten onder gegaan. Het kaarten, wanneer het geen zuiver hasard-spel geldt, is een vermaak en de gepassionneerden worden er niet zoo door in gevaar gebracht. Te allen tijde zijn er mannen en veel vrouwen geweest die om der wille van dit spelvermaak van den nacht hun dag maakten en van het werk- en plicht-leven op deze wijze wegvluchtten. In onzen tijd heeft het kaartspel de erdoor bevangen menschen den weg tot het beroep geopend en bridgeclubs zijn | |
[pagina 687]
| |
tot plaatsen van broodwinning, het geven van bridge-lessen is tot het bestaansmiddel eener nieuwe categorie geworden, menschen die vanuit de levensvlucht tot de beroepshartstocht zijn gekomen. Een laatste en laagste vorm der leven-ontvluchtende hartstochten zijn het alcoholisme, het morphinisme, en dergelijke passies. Hier gaat de gepassionneerde direct af op het voor anderen zoo dikwijls verborgen doel, de vlucht uit werk- en plichtleven. Een hartstocht als het alcoholisme bewijst me dat ik er goed aan deed tot een nieuwe passionnologische classificatie over te gaan. Natuurlijk staat de alcohol in directe betrekking tot de organen onzer voeding. We drinken den drank. Maar dit feit verklaart de hartstocht niet. En daarom, ik herhaal het, heb ik haar niet zooals Dr. Letourneau dat deed bij ‘les passions nutritives’ geplaatst.Ga naar voetnoot1) Ieder alcoholisme, 't zij dat het een hoog-begaafd of een lomp-primitief mensch gepakt heeft, vindt zijn oorsprong in levensvlucht, in afkeer van het door plicht en werk gestaafde leven. Niet alle menschen geraken op dezelfde wijze tot deze levensafkeer. Bij de meeste alcoholisten komt dit dégoût voort uit hun karakter, uit hun luiheid, hun geringe activiteit, gepaard gaande met een toch groote behoefte aan genot en verbeeldingsafwisseling, een behoefte aan sferen, waarin de mensch komt als hij ontslagen is van werk en plicht. Maar er zijn anderen die misschien eens door een andere plaatsing hunner hartstochtelijkheid zich zeer wel in het maatschappelijk leven konden schikken - en die door een groot verdriet, een groot verlies, een plotseling ongeloof in het bereiken van een gesteld doel - geen kracht tot voortbestaan in het werk- en plicht-leven meer hebben en de behoefte aan levensvlucht die zich dan van hen meester maakt, stillen met den drank. Jack London heeft in zijn ‘John Barleycorn’ het ontstaan en den aard der alcoholische passie naar het mij voorkomt zeer juist beschreven. Het is of allerlei lusten en streven, die op zichzelve met den alcohol niets te maken hebben, den mensch naar den drankflesch sturen. Het lijkt wel of andere onzichtbare verleidingen rondom het glas zweven en of we deze willen incorporeeren, terwijl we het scherpe vocht drinken. Viriliteitsoverdrijvingen, een secondair-mannelijk | |
[pagina 688]
| |
betoon, dat zich niet in groote paarkracht maar in groote drink-kracht uit, het saamzijn in gezelligheid met andere ledige menschen, en natuurlijk de zinnen-verdoovendekracht van den drank die de maag verwarmt, den terneergedrukte opbeurt, den neerslachtige vroolijk maakt, den zwijgzame spraakzaam. De alcohol verlost den mensch, niet alleen van de werk- en plichtwereld, maar ook van de stigmata en den druk van zijn eigen aard, en schijnbaar van de grenzen van zijn eigen vermogens. Zij bevrijdt den zich klein en minderwaardig en incapabel voelende van dit lastige weten - al doet ze dit alles zoo merkbaar kunstmatig als een ons denken beknellend slaapmiddel ons tot een onverkwikkelijken slaap dwingt. Men geeft zich over aan een ‘Ersatzmiddel’, uit wanhoop omdat het ware middel om ons tot een blij en plichtloos leven te brengen, toch niet bestaat. In den beginne is het zinnelijk element in het alcoholisme zeer gering. Men vindt de smaak van den alcohol niet lekker. Maar langzamerhand leert men drinken en wordt de quasi-heroïsche sensatie van het ad-fundum, het omwippen van het glaasje in den mond, het opvangen van den drank in slokdarm en maag, met de onmiddellijke verwarming die er op volgt, een genot. Het is met de zinnelijke prikkeling van den alcohol net als met die van het rooken gesteld. De smaak op zichzelve die de tabak ons geeft, is maar bijzaak. Maar het gevoel de sigaar tusschen de vingers te hebben, het lippencontact en het zien vervliegen van den rook, maakt ons grootste genot uit. Blinden genieten niet van het rooken, zegt men. Het trekken met gesloten oogen en daarna juist het langzaam openen der oogen om den rook te zien ontsnappen is daarentegen een genot. In het rooken zit nog net merkbaar ook het gebaar van de levensvlucht, het is als een belofte van het wegzinken in een schooner wereld, het geeft even de twee sensaties aan, die we in werkelijkheid niet kennen, de verticale beweging: het vliegend opstijgen in de lucht; het pijnloos en bewust-wellustig wegzinken in de diepte. Wanneer men van iemand zegt dat hij een hartstocht voor rooken heeft, is het woord hartstocht een te krasse term. Het is gelukkig dat men rooken kan ‘onder 't werk’ en dat het rooken dat nooit ten volle beslag legt op de persoonlijkheid, geen ijverzuchtig heerscher is en zich | |
[pagina 689]
| |
met een bescheiden plaats in een menschelijk leven tevreden stelt. Ware dit niet het geval, dan zou men misschien van een rook-hartstocht kunnen spreken, waarop de hartstochtelijkheid onzer ziel zich zou kunnen nestelen, nu is dit niet het geval. Het rooken kan den menschen niet zoo veel geven en dus ook niet zoo moorden als de alcohol, die ons herinnert aan Mephisto en Faust. Wil men met ‘John Barleycorn’ zooals Jack London de alcohol noemt, een contract sluiten, dan maakt hij u ook schijnbaar jonger. Hij verandert uw persoonlijkheid en uw wereldbeeld, hoewel hij langzamerhand zijn groote transformatie-kunsten niet meer ten gunste van den alcoholist aanwendt - geen vroolijk, licht, zorgeloos en machtig mensch meer in een lichte wereld stelt, doch in plaats daarvan zichzelf laat zien. Dan komt de tijd van de borrel om de borrel, dan krijgt het alcoholisme werkelijk den aard eener ‘passion nutritive’, die van een verdwaasde, verderfelijke specialisatie onzer smaakzintuigen op de alcohol. Dan lijkt het alcoholisme ten opzichte van de voeding wat een sexueele perversie, een schoentjes' fétichisme b.v. ten opzichte van de paarbehoefte is. Het is de tijd dat Mephisto betaling bij zijn Faust komt eischen. De andere bedwelmingshartstochten, zijn ook alle krasse leven-ontvluchtende passies die men met het alcoholisme vergelijken kan: morphinisme, opium-schuiverij. Dat de eene leven-ontvluchter zich aan 't eene, de andere aan 't andere middel verslaaft, in afhankelijk van sociale omstandigheden, van het middel dat het makkelijkst bij de hand is, en van den aard der bedwelming die hij zoekt. Ik vermoed dat de morphinist een eenzelvige leven-ontvluchter is, terwijl de alcoholist in het bijzonder het werk- en plichtleven schuwt maar het gezelschap zijner medemenschen noodig heeft. Dat ten slotte de drink-sensatie, de beweging der lippen, die in het algemeen zulk een rol spelen in de wellustige aanraking met wat buiten ons is, een grootere rol in het alcoholisme, vergeleken met andere bedwelmingshartstochten, speelt, lijkt me ook zeer begrijpelijk. Zoo heb ik aan enkele veel voorkomende hartstochten: vermaakspassie, liefdeslust, speelzucht, alcoholisme, het ontzaglijke gebied der plicht-, werkelijkheid- of leven-ontvluchtende hartstochten getoond. Er zijn er nog andere, en varia- | |
[pagina 690]
| |
ties van de genoemde. Zoo zou men van een occulte hartstocht kunnen spreken. Er zijn menschen die hun afkeer der dagelijksche plicht- en werkwereld stuwt naar de bestaande of niet bestaande kenbare of onkenbare mysteriën van een geestes- en godenwereld, die rondom ons zou zijn en ons lot zou kennen of zelfs weven op het oneindige stramien der onderlinge lotsbetrekkingen tusschen levende en gestorven menschen. Zulke menschen worden hartstochtelijken van het occulte en laten hun dagelijksch beroepsleven in den steek voor de seance. Er zijn vrouwen die, door hartstocht gedreven, vaker naar de clair-voyante loopen en zich de toekomst laten voorspellen, dat het normale menschenlot in het algemeen wendingen en veranderingen in het bestel van den mensch doet plaats vinden. De leven-ontvluchtende hartstochten nemen bezit van zeer veel menschen, want men wil graag ontheven worden van den vloek van Adam, dien we op ons voelen drukken en terugkeeren naar een paradijs, dat ieder zich naar zijn aard, edeler of lager voorstelt. Er zijn in het menschenleven oasen, beloften van een vrijer, blijder, ander leven en de leven-ontvluchtenden willen de woestijn des levens, die van werk en plicht, aan anderen laten en zelf altijd in wat voor hen de oase is, wonen. Niet alle menschen zijn hartstochtelijken van de levensvlucht. Maar dit gevoel, dat op zichzelf geen hartstocht is, slechts een plaats waar de hartstochtelijkheid der ziel als regen kan neerslaan, kennen bijna alle menschen en zeker allen die gepredisponeerd zijn voor de objectieve, de doelzoekende hartstochten. De onrustigen onder ons. Alle hartstochten die tot deze groep behooren, hebben met elkaar iets gemeen: dat zij als hoofddoel of bijdoel een sfeer hebben. De omgeving, waarin de hartstocht wordt uitgeleefd, de sfeer die hem omgeeft, is van groot belang, zoowel bij zijn hoogere vormen, liefde, romantische zwerverijen, occulte saamkomsten als bij vermaak, spel, en drank. Deze hartstochten zijn typische objectieve (doel) hartstochten. Het doel zelve is soms vager dan bij andere objectieve passies, maar nergens is de beweging, de het onaanvaardbare, reëele ik en de dreigende, dagelijksche wereld ontvluchtende richting der passie, duidelijker waarneembaar. |
|