| |
| |
| |
In staat van beleg
Door Dr. M. van Blankenstein
De wereld verkeert in staat van beleg; de krijgswet handhaaft nog orde en vrede. Zonder het militaire overwicht van de vredelievende of behoudlievende staten ware de studie der Europeesche politiek op dit oogenblik een seismologische wetenschap.
Het ‘opmarcheeren’ der totalitaire staten, zoo heeft Mussolini nu verkondigd, is niet te keeren. Daarop, zoo zegt hij, berust de vrede in ons werelddeel. Zouden anderen dezen opmarsch echter trachten te stuiten, dan waren de totalitaire mogendheden genoopt, de wereld hun vrede op te leggen. De Duce maakte er aanspraak op, dat dit een vreedzame redevoering was. Zelfs de onmiddellijk betrokkenen hebben het niet noodig gevonden dit ernstig tegen te spreken. Zij toonden zich ook niet ontsteld, toen Mussolini's toehoorders antwoordden met een geroep van ‘naar Parijs’. De Franschen hebben ervaring met een dergelijke leuze. Zij weten, dat, waar de menigte haar aanheft, de feiten een anderen weg plegen te kiezen.
Het is een overwicht van mannen en wapenen en schepen en grondstoffen in de juiste handen, dat op dit oogenblik de studie van de wereldpolitiek verhindert, tot een seismologische wetenschap te worden. Onze hoop moet erop gebouwd zijn dat Europa nu het tafereel blijft vertoonen van het China van vroegere ‘burgeroorlogen’. Door manoeuvreeren moesten daar de tegenstanders elkaar overwinnen. Gevochten werd er gewoonlijk niet. De generaal, die erin was geslaagd op een critiek oogenblik op een critiek punt de sterkste strijdkrachten te verzamelen, was erkend overwinnaar. Het zou niet meer als eervol spel zijn beschouwd, indien de tegenpartij toch nog had gepoogd, door strijd het geluk naar haar hand te zetten.
Het is de angstige vraag van deze dagen, of Hitler en Musso- | |
| |
lini zullen berusten in hun nederlaag van de laatste weken, die zij in het diplomatiek manoeuvreeren geleden hebben. Verzet zou waarschijnlijk noodlottig voor hen zijn, maar het zou hun nog de kans geven het mirakel van de overwinning, dat zoo vaak reeds den stoutmoedige te hulp gekomen is, te bewerken. En is er een terugweg voor de beide dictatoren? Moet berusten voor hen persoonlijk niet even verderfelijk zijn als een verloren strijd? Zelfs als zij het voor hen hopelooze van een oorlog inzien, zou nog een behoefte aan wraak hen kunnen bewegen, dit onheil, waaraan niemand ontsnappen zou, over de wereld te brengen. De macht, die hun heerschzucht in den weg staat, moet zóó overweldigend worden, dat de door de dictators bestuurde volken zelf niet meer kunnen twijfelen aan het hopelooze van een strijd. Dan eerst zal er veiligheid in de wereld ontstaan. En daar is het nog ver van af).
Volken zijn nog behoudender in hun denken dan individuen. Zij laten hun nationale tradities en vooroordeelen slechts zeer moeizaam los. Het is waarlijk een wonderbaarlijke revolutie, welke wij in Engeland waarnemen: Een bewust traditionalistische mogendheid, die steeds zeer prat ging op haar overleveringen en meende, in normale tijden zeer wel het staatkundig denken door de formules der traditie te kunnen vervangen, heeft tal van haar heiligste tradities overboord gezet. Engeland heeft dit gedaan door ter beveiliging van tal van landen in oostelijk Europa bindende verplichtingen op zich te nemen die het ieder oogenblik kunnen dwingen oorlog te voeren. Het heeft dit ook gedaan door invoering van den dienstplicht in vredestijd. Waren misschien de tradities, die dit eischten nòg sterker dan de tradities, die overboord werden geworpen? Men kan dit getroost aannemen. Engeland, handelende zooals het thans handelt, wijkt niet af van zijn beleid tegenover Napoleon en zijn beleid van 1914. Het streeft ernaar te verhinderen, dat op het vasteland een macht gevormd wordt, welke Engeland zelf niet meer zou kunnen weerstaan. Engeland, het van bondgenootschappen afkeerige, zoekt nu op het vasteland bondgenooten, met wier hulp het de machten kan weerstaan, die Engeland te sterk zouden zijn, als het die met eigen middelen te land bestrijden moest.
| |
| |
Traditionalistisch is ook het Nederlandsche volk. Zijn neutraliteitspolitiek is tot een instinct geworden. Het gaf die politiek tijdelijk prijs, toen de stichting van den Volkenbond een beroep deed op andere Nederlandsche tradities, tradities waarmede de naam van Hugo de Groot verbonden is. Nu is zij in volle glorie hersteld. Het is zeer wel denkbaar, dat het ons eens berouwen zal, te midden van een wereld vol gevaren, de aansluiting te hebben gemeden bij staten, die onze natuurlijke bondgenooten zijn. Wij zijn niet zeker dat onze neutraliteitspolitiek in de naaste toekomst ons even goed dienen zal als zij ons in 1914-1918 gediend heeft. Wij hebben echter vertrouwen in onze traditie, meer dan in de voordeelen van een afwijken daarvan. Niemand in Nederland verzet zich op het oogenblik tegen dit nationale, traditioneele beleid; tenzij de landgenooten, die ons een plaats willen laten innemen naast of in het pangermaansche, Duitsche Rijk. Wij hebben meer vertrouwen in hetgeen te voren nuttig gebleken is dan in de voordeelen, die een zoo groot mogelijke versterking van de ordelievende macht in de wereld ons onder de tegenwoordige omstandigheden zou kunnen brengen.
Volhardend in zijn tradities is verder het Duitsche volk. Drieërlei Duitsche traditie verdient thans de aandacht. Het is een vast geloof der Duitschers, dat Engeland voor het evenwicht van krachten dat het nastreeft op het vasteland, slechts anderen wil laten vechten. Engeland is, in Duitsche oogen, het land der berekenende kooplieden, die van iedere onderneming, hoezeer deze ook hun nationale heil moge betreffen, zorgvuldig alle voordeelen becijferen, en ieder te groot risico verwerpen. Het oude Duitschland benijdde en bewonderde Engeland om deze wijsheid, en om de macht en den rijkdom, die deze den Britten had verschaft. Het nieuwe, dynamische Duitschland, dat slechts in de stoutmoedige daad, in de soldateske gezindheid en in het ‘gevaarlijk leven’ gelooft, minacht Engeland om dit beleid, en gelooft het, om dit beleid ook weer, een in werkelijkheid ongevaarlijken tegenstander voor dengeen die den moed toont, buiten alle berekening om, het op het alleruiterste te laten aankomen. Wilhelm II en Hitler, zij waren niet verschillend in uitgangspunt wat hun politiek tegenover Groot Brittanje betreft. Zij waren aanhangers van dezelfde Duitsche traditie. Zij verschilden slechts
| |
| |
in de waardeering der Britsche overlevering, waarvoor Wilhelm II steeds innerlijk respect heeft gekoesterd.
Het waren echter niet enkel twee mannen, die deze traditie droegen; zij wordt heden ten dage nog gedragen door vrijwel heel het Duitsche volk. De gebeurtenissen der laatste jaren, ieder succes van Hitler, hebben haar versterkt. Hitler's remilitarisatie van het Rijnland berustte erop; ook zijn inlijving van Oostenrijk, zijn opeischen der Sudeten-Duitschers en tenslotte zijn bezetting van het zuiver Tsjechische gebied. De overeenkomst van München maakte een einde aan allen twijfel, die de houding van Londen te voren in het Duitsche volk had doen opkomen. Rotsvast was daarna het vertrouwen, dat Engeland altijd terugwijken zou voor strijd, zoolang Duitschland de handen niet uitstrekte naar West Europeesch of overzeesch gebied. Op de traditie omtrent Engeland berustte na München het vertrouwen van het Duitsche volk in Hitler, die zooveel macht voor het Duitsche Rijk vergaren zou, dat Engeland tenslotte zelfs tegen grepen in zijn eigen ‘levensruimte’ zich niet meer zou kunnen verzetten.
Zooals de aanvoerders van het Duitsche volk het avontuur van 1914 aandurfden in de overtuiging, dat Engeland zelfs door een Duitsche inval in België, zich niet tot ingrijpen in den oorlog zou laten bewegen, zoo hebben zijn tegenwoordige aanvoerders, met steeds toenemende overtuiging, er tot op dit oogenblik op vertrouwd, dat de traditie omtrent Engeland, zij mocht dan al in 1914 bitter hebben teleurgesteld, in onze dagen niet zou falen. Dit was en is het grootste gevaar in den toestand. Het ware lichtvaardig te gelooven, dat Hitler, omdat hij nu, tegenover Engelsch dreigement, zijn actie tegen Polen heeft opgeschort, voorgoed zich door dat dreigement in toom zou laten houden. In Mei 1938 heeft hij onder Engelschen druk, tegenover Tsjechoslowakije moeten inbinden. Het was slechts kortstondig uitstel. Wij hebben geen zekerheid, dat het ten opzichte van Polen anders zijn zal. Als een nog sterker druk, in volmaakte openlijkheid uitgeoefend, langer respijt noodzakelijk mocht maken, dan beteekent dit nog niet dat Hitler tot een afstand van zijn plannen bereid of in staat is. Het oogenblik kan komen waarop hij meenen zal, terwille van den hoogen inzet, het allerhoogste spel met de vastberadenheid van de Britten te mogen wagen.
| |
| |
Een tweede Duitsche traditie is van anderen aard. Zij bestaat in een innerlijk geloof in de onoverwinnelijkheid van Rusland en in het gevaarlijke van Rusland als vijand. Het is een geloof, dat de Duitschers nooit verlaten heeft. De instorting van Rusland in 1917 heeft het niet kunnen dooden. Onmiddellijk na den oorlog zocht Duitschland, ter versterking van zijn militaire positie, heul bij een sowjetrijk, waaraan toen niemand eenige militaire waarde of eenige militaire toekomst toekende. Door alle jaren heen sedert den oorlog, tot op dit oogenblik toe, hebben Duitschland's militaire leiders samengaan met Rusland bepleit. Toen het Berlijn van Hitler met Moskou gebroken had, en daarna Stalin de Verschrikkelijke bloedige opruiming hield onder de mannen, die het Russische leger hadden opgebouwd, hielden de Duitsche generaals niet op, het geduchte van de Russische heirscharen te land en in de lucht te verkondigen. Als Engeland erin slaagt, met Rusland een regeling tot bescherming van de Oost Europeesche staten te treffen, of als Rusland erin slaagt, Engeland een drievoudig, defensief verbond, waarvan Frankrijk het derde lid zou zijn, af te dwingen, dan zou op eens de vrees in het Duitsche volk voor een conflict een veel feller, veel overtuigender karakter krijgen. Want dan zag het Engeland beschikken over een bondgenoot, die in Duitsche oogen onmetelijke krachten bezit; over voldoende hulpkrachten op het vasteland, om den strijd voor eigen groote doeleinden te voeren, zonder zelf tot al te groote militaire inspanning te land gedwongen te worden. Alleen een nieuwe drievoudige entente kan het Duitsche volk aannemelijk maken, dat Engeland werkelijk voor een beschermeling strijden zal. Dat is de cardinale beteekenis van de tegenwoordige betrekkingen tusschen Engeland en Rusland. Komt een verbond eruit voort, dan is er op het vasteland een macht gevormd, die het Duitsche volk, desnoods ondanks Hitler en von Ribbentrop, van gevaarlijke ondernemingen kan
afschrikken.
Er is nog een derde, Duitsche traditie. Daarvan is het doeltreffende tijdens den oorlog allerovertuigendst gebleken. De Duitschers weten, wat de beheersching van de Dardanellen waard is. In 1914 was Turkije op hun kant. Het Russische keizerrijk is daaraan ten gronde gegaan. Geen korte verbinding tusschen de buitenwereld en Rusland was mogelijk. Alle
| |
| |
transporten moesten den zeer gebrekkigen weg over de Witte Zee nemen, of den heel langen, en door een tendeele éénsporigen spoorweg zeer tragen, weg over het Verre Oosten. Toen Roemenië ging deelnemen aan den oorlog, was ondersteuning van dat land slechts mogelijk over Rusland. Toen Rusland ineenstortte, was Roemenië reddeloos verloren. De Engelschen hebben zeer zware offers in goed en bloed gebracht bij hun vergeefsche pogingen om de Dardanellen met geweld voor transporten naar Rusland te openen. De maritieme aanval op de zeeëngten en de veldtocht op Gallipoli mogen slecht zijn uitgevoerd; de inspanning, die Engeland zich ervoor getroostte, bewees reeds, welk een beteekenis Londen hechtte aan het bereiken van het groote doel. Een Turkije, dat de bondgenoot van Duitschland is, maakt voor Rusland iederen oorlog tot een groot gevaar, nu nog meer dan in 1914, omdat het Russische Rijk nu een vijandig inplaats van een verbonden Japan in den rug heeft. Sedert kort echter is de toestand juist omgekeerd. Turkije is de bondgenoot van Engeland. In geval van een oorlog ter verdediging van Polen of Roemenië staat de Zwarte Zee voor de Britten en hun bondgenooten open en is het toch reeds rijkelijk uitgeruste en geoutilleerde Sowjetrijk langs korten weg voor hen bereikbaar. Voor Duitschland en zijn bondgenoot Italië is de weg over zee naar het aan olie en graan zoo rijke Roemenië, zijn de Russische bronnen van grondstoffen gesloten. Waar Groot Brittanje in den oorlog van 1914-1918 een groot gedeelte van zijn krachten - te vergeefs - moest concentreeren, vindt het nu, inplaats van een vijand, een vriend die bereid is de tegenstanders van Engeland te bestrijden. Om het gezag in de Dardanellen ontstond voor 1914 de felle tegenstelling tusschen Rusland en Duitschland, meer dan om eenige andere oorzaak. Duitschland's driftig opdringen naar den Balkan, na de inlijving van Oostenrijk en het Sudetenland, had wederom
in de eerste plaats ten doel, zich een domineerende positie aan den ingang van de Zwarte Zee te verzekeren. De bezetting van Albanië door de Italianen had niet slechts de beheersching van den ingang tot de Adriatische Zee ten doel, maar moest tevens een eerste stap zijn voor een Italiaansch opdringen naar de befaamde zeeëngten.
De vriendschap van Turkije was, na het ontstaan van de
| |
| |
tegenstelling tusschen de beide groepen in Europa, een begeerenswaardige buit geworden in den diplomatieken strijd. Nergens besefte men dat beter dan te Berlijn. In den laatsten tijd had Turkije nog een nieuwe beteekenis gekregen: Rusland, welks positie van zoo beslissenden invloed kon zijn in een Europeesch conflict, zou niet licht zich de groep ten vijand maken, die door de vriendschap der Turken over de Dardanellen beschikte. De ervaringen van 1914-1918 waren voor de Russen te overtuigend geweest. Rusland is bovendien de vriend van het nieuwe Turkije. De aansluiting van Turkije bij de westelijke groep was reeds een aanwijzing, in welke richting ook Rusland bij voorkeur zijn vrienden zou zoeken. Dit was alles, krachtens een traditie der Duitsche diplomatie, voor Berlijn volkomen duidelijk. Er zijn nu eenmaal dingen die Duitschland bij overlevering niet, en dingen, die het bij overlevering wel begrijpt. Van Turksche kwesties heeft het verstand. Aan de diplomatieke nederlaag, die Hitler geleden heeft door het slagen der Britsch-Turksche onderhandelingen, zal geen politiek denkend Duitscher twijfelen.
Het Duitsche publiek moet innerlijk onrustig worden bij allen diplomatieken tegenslag, die Hitler in den laatsten tijd heeft getroffen. Elke poging om het streven der Engelschen naar een machtige groepeering te dwarsboomen, is mislukt. Berlijn heeft Polen niet meer kunnen afhouden van een intiemen band met Londen, die Warschau ontoegankelijk heeft gemaakt voor Duitsche dreigementen. Van de reis van Beck naar Londen had men niet zoo groot resultaat verwacht, omdat men, altijd weer uitgaande van eigen traditie, geloofde dat Beck te Londen de betrekkelijke waarde van de Britsche vriendschap in tijd van nood, zou ontdekken. Beck kwam terug met een zekerheid, die, door de wijze waarop zij tot uiting kwam, en door de vastberadenheid, welke zij den Polen schonk, de breuk met Berlijn onvermijdelijk, en misschien zelfs onherstelbaar moest maken. Alle pogingen, te Boekarest ondernomen, konden niet verhinderen dat Roemenië de, door de Britten aangeboden bescherming gaarne aanvaardde. Duitschland wist dat het, na het gebeurde in Maart, van het, door de gewijzigde politiek van Warschau en door de bescherming van Londen in zijn zelfbewustzijn
| |
| |
gesterkte Roemenië, geen betrouwbare medewerking meer te wachten had. Griekenland nam daarna de bescherming van de Britten aan. De Duitsche propaganda had het Duitsche volk vertrouwen gesuggereerd in de hulp, die in geval van een oorlog, Duitschland en Italië in de mohammedaansche wereld zouden vinden. Menigmaal heb ik Duitschers hooren verzekeren, dat Engeland niet zou kunnen vechten, omdat zijn positie in den Levant en in Indië volkomen ondermijnd was. Nu moest het Duitsche volk vernemen van de loyale houding der Indiërs, welke Gandhi predikte voor het geval dat Engeland met de totalitaire staten in conflict zou geraken. Het Duitsche volk moest daarna hooren van de vijandigheid, welke de mohammedaansche wereld tegenover de totalitaire staten na de overweldiging van Albanië aan den dag legde. Want dank zij de Engelsche uitzendingen in de Duitsche taal werd dat nu alles in Duitschland bekend.
Meer teleurstellingen stonden nog te wachten. Zuid Slavië bleek niet bereid, zich bij het antikominternpact aan te sluiten. De mogendheden van de spil vermochten, door politieken en oeconomischen druk welke zij te Belgrado konden uitoefenen, juist bereiken dat Zuid Slavië zich niet liet inlijven in het Britsch-Fransche stelsel van beschermde staten. - Het wilde iedere verklaring van neutraliteit afleggen, die werd verlangd, maar meer ook niet. De houding van Bulgarije werd voor de spil zelfs zeer onzeker.
Japan weigerde, het antikominternpact uit te breiden tot een militair bondgenootschap dat ook in geval van een oorlog in Europa toepassing zou vinden. De oorzaak van de nederlaag van Duitschland's militante vrienden te Tokio kon het Duitsche volk niet verholen blijven. De tactiek van Washington was waarlijk heel weinig veelbelovend voor de expansie-zoekende mogendheden. Japan vreest Amerika meer dan eenig ander land; en Amerika liet de Japanners ten duidelijkste merken, dat het niet meer lijdzaam zou toezien, als Japan zich met de Europeesche aangelegenheden ging bemoeien. De Monroeleer scheen een geduchte uitbreiding te hebben gekregen.
Engeland stak de hand uit naar Rusland. Alles, wat Berlijn verwacht had dat Londen niet zou doen, gebeurde. Het ging
| |
| |
waarlijk niet meer aan, van een Britsch gebrek aan wilskracht of moed te spreken. Londen schuwde geen inspanning, geen verplichting, geen vroeger gemeden gezelschap meer.
Von Papen werd nog op het laatste oogenblik naar Ankara gezonden, om daar het tot stand komen van het Britsch-Turksche verdrag te verhinderen. Het bleek te laat. Weldra was de groote intrigant op den terugweg naar Berlijn. Een kous was zijn hoofddeksel.
Het verregaand dilettantisme van de nieuwe diplomatie van Berlijn was niet meer te verbergen. Kenschetsend was de rondvraag van Hitler bij zijn buren, naar aanleiding van Roosevelt's befaamde boodschap. ‘Hebt gij geweten van Roosevelt's plan? Hebt gij hem gevraagd van Duitschland waarborgen te eischen voor uw veiligheid? Voelt gij u door Duitschland bedreigd?’ Hitler kon met een gerust hart een ontkennend antwoord op al deze vragen verwachten. Hij zou die antwoorden dan uitspelen in zijn rijksdagrede ter beschaming van den Amerikaanschen president. Bijna geen enkel antwoord echter kreeg hij, dat hem gaf wat hij verlangde. Het antwoord van Roemenië was onvriendelijk: Duitschland kon zelf het beste beoordeelen in hoever Roemenië zich bedreigd moest voelen. Vele antwoorden waren ontwijkend, vele andere, ofschoon niet onwelwillend, stelden het dwaze van de vragen in het licht. Met de ontvangen antwoorden kon Hitler in zijn rede niets beginnen. Dit te minder, omdat hij Polen, het land dat de heele wereld het onmiddellijkst door Duitschland bedreigd geloofde, zijn vragenlijstje niet had toegezonden. Ook Frankrijk en Engeland had hij niet gevraagd. Toen hij, in zijn rijksdagrede, de antwoorden op zijn enquête niet kon gebruiken, was die enquête tot een zeer dwaze aangelegenheid geworden.
Nog weer een nederlaag was voor Hitler weggelegd. Hij bood de Scandinavische staten een verdrag van non-agressie aan. De ervaring, indertijd met Nederland opgedaan, had de raadgevers van Hitler moeten waarschuwen, dat dit probleem volstrekt niet zoo eenvoudig was als zij het zich voorstelden. Drie van de vier Scandinavische staten weigerden een dergelijk verdrag, vrijwel op dezelfde gronden als Nederland indertijd had aangevoerd toen het een waarborg van zijn on- | |
| |
schendbaarheid niet had willen aanvaarden. Slechts Denemarken verklaarde zich tot onderhandelen bereid, Denemarken, het lam in de zoölogie der Europeesche staten, de weerlooze buurman van Duitschland, met een lastige Duitsche minderheid behept. Het zal gretig iedere verzekering aanvaarden, die het een rechtsgrond verschaft om rust te eischen van Duitsche agitatie in zijn zuidelijkst grensgebied. Dit weten wij: Het was voor Hitler's prestige een nieuwe nederlaag, dat Zweden, Noorwegen en Finland zijn aanbod van de hand wezen. Hoe kon het zijn, dat men deze onvermijdelijkheid te Berlijn niet had voorzien?
Hard heeft Berlijn gewerkt voor een diplomatiek succes. Overal is het uitgebleven. Het kon nog spotten met hetgeen de Engelschen bereikten, tot dezen Turkije aan zich wisten te binden. Dat was een daverende slag voor de Wilhelmstrasse. Hoezeer moet Hitler door zijn raadgevers zijn misleid, dat deze beslissing der Turken hem kon overrompelen! Een onbegrijpelijke onwetendheid inzake Turkije móet in de thans gezaghebbende kringen te Berlijn hebben geheerscht, dat men daar meenen kon, juist en uitgezocht met von Papen, de vriendschap der Turken nog te kunnen heroveren. Toen het ongeluk gebeurd was, begreep het Duitsche volk. Zijn tradities wezen het den weg.
Als tegenwicht tegenover het succes der Britsche diplomatie had Hitler niets anders dan zijn spil, en nog weer zijn spil. De samenwerking van Duitschers en Italianen berustte op onwankelbare trouw. Deze verklaring werd telkens vernieuwd; de trouw werd onwankelbaarder nog en onwankelbaarst. En iedere trap van vergelijking werd als een nieuw succes voorgesteld. Von Ribbentrop ging naar Italië om een militair verbond te sluiten, waarvan men met verbazing vernam dat het nog noodig was. Dat hij en Ciano in principe het sluit namen tot dit verbond, was weer een nieuwe overwinning. Daarop kwam Ciano naar Berlijn om het te onderteekenen. Dat moest nog weer voor een zegepraal dienen.
Het is tragisch aan te zien, hoe Hitler, door het heel of half mislukken van al zijn diplomatieke ondernemingen, door de nederlagen, die hij keer op keer geleden heeft tegen de Britsche diplomatie, gedwongen is zijn, langzamerhand gealar- | |
| |
meerd rakend Duitsch volk steeds weer het nooit geheel vertrouwde Italië moet voor houden, als een telkens hernieuwde verovering, die de grootheid van zijn staatkunde bewijst. Na ieder nieuw échec moet Italië dienen als verbeterde diplomatieke verovering. Zou al deze herhaling van hetzelfde het wantrouwen en de onzekerheid in Duitschland, die door het gebeurde met Turkije zoo verwonderlijk omhooggeschoten zijn, niet nog slechts verergeren?
De staat van beleg heerscht in Europa. Slechts het geweld kan orde en vrede voorloopig waarborgen. Ook naar Oost Azië wordt het reeds overgebracht. Japan heeft inzake de vreemde concessies bij Amoy en te Sjanghai moeten ontdekken, dat dreigend optreden niet enkel meer tot afdreigen nuttig is, maar met toenemend vertrouwen tot stabilisatie van rechten gebruikt wordt.
|
|