De Stem. Jaargang 19(1939)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 476] [p. 476] Edmond Rostand Door J.J. van Geuns Ging ooit een tijd wel zoo gehéél verloren Als deze toen uw provençaalsch élan 't Fransch taalschoon schittren deed als nooit te voren En alles neerlag voor uw naam: Rostand? Het is ons haast niet denkbaar, dat uw leven Voor kort nog ging langs deze boulevard, Dat Gij, als wij thans, hier bepeinsde uw streven Aan 't ronde marmer met een café-noir, Toentijdsche dandy, opgedraaid de knevel En altijd een monokel in het oog... Doch somstijds kwam er voor uw blik een nevel, Vergat gij 't leven, dat om U bewoog: Zoo zagen, wie U kenden, vaak U staande Aan 't raam van uw Parijsch étagehuis En mijmerend de straten gadeslaande, Waarvan het duizendvoudige gedruisch In d' avond zich tot een gezoem verstilde, Dat naar U opsteeg, zooals gij daar stond En even in uw ooghoeken iets trilde En diep in U de teederheid ontstond Van een Gedicht, gansch anders dan de woorden Die bij uw intrede in de Académie Française 't luisterrijk gehoor bekoorden, Gevierd doch nooit gehéél erkend genie! En somtijds bij het blaadren in uw boeken Thans, nu verstomd is het te luid bravo, Is 't mij of men iets verder nog moet zoeken Dan Chantecler en zèlfs dan Cyrano Maar tot uw eersten verzen-bundel keeren: De Musardises, die ik eenmaal kocht - Toen ik verplicht was uit Parijs te keeren - Als reisgezelschap op mijn huiswaartstocht. [pagina 477] [p. 477] Ik las en las, in uw lectuur verloren, Verzonken in de kussens der coupé, Zonder het spreken om mij heen te hooren Of, in de gang, de bel voor 't déjeuner. Nog vóór ons Neêrland's grenswacht visiteerde Wist ik volmaaktheid binnen uw bereik En toen wij daavrend den Moerdijk passeerden, Waart Gij de koning van mijn dichterrijk! Toen ging ik in uw leven mij verdiepen Zooals men zich verdiept in een roman En leerde de verhalen die er liepen Om U en het geheel gezin Rostand: Uw vrouw, de poëtesse Rosemonde Gérard, uw zoon Maurice, Dichter als Gij: Sinds hem de woorden vroeg in verzen mondden, Liet hem de scheppings-demon niet meer vrij. Uw laatste jaren, toen gij de cameeën Van uwe verzen sleept ver van Parijs: Uw witte woning in de Pyreneeën Vernam Chantecler's eerste, schuchtre wijs... Negentien-achttien: de eindelijke afbreking Van 't oorlogswoên, de hoofdstad roept U op: Een roes van vreugd en zege... een longontsteking... 't Feest overduurt uw laatsten harteklop... Ging ooit een tijd wel zoo gehéél verloren Als deze toen uw Provençaalsch élan 't Fransch taalschoon schittren deed als nooit te voren En alles neerlag voor uw naam: Rostand? Het is ons haast niet denkbaar, dat uw leven Voor kort nog ging langs deze boulevard, Dat Gij, als wij thans, hier bepeinsde uw streven Aan 't ronde marmer met een café-noir... Vorige Volgende