| |
| |
| |
Het anti-semitisme in Italië
Door J.Z. Baruch
De bekende Duitse schrijver Emil Ludwig heeft enige jaren geleden een boek gepubliceerd, ‘Gespräche mit Mussolini’, waaruit wij met betrekking tot de opvattingen van den Duce over ‘ras’ en anti-semitisme, enige regels zullen citeren. Op de vraag van Emil Ludwig naar de betekenis van het ras, antwoordde Mussolini:
‘Het Ras? Er bestaat geen enkel zuiver ras; ook het Hebreeuwse ras is niet zuiver. Juist uit de vermenging van de rassen wordt vaak de kracht en de schoonheid van een natie geboren. Ras? Dit is een kwestie van gevoel, niet van werkelijkheid. 95 procent er van is gevoel. Ik zal nooit gelooven aan de mogelijkheid, om op biologische gronden de meerdere of mindere zuiverheid van een ras aan te tonen... ...De nationale trots behoeft geen rasdelirium.’
Op een vraag naar het anti-semitisme in Italië, merkt Mussolini op:
‘In Italië bestaat geen anti-semitisme. De Italiaanse Joden hebben zich altijd als goede burgers gedragen, en waren steeds goede soldaten. Zij bezetten hoge posten aan de universiteiten, in het leger en in de banken. Een groot aantal van hen is generaal.’
Vervolgens vroeg de Duce den Duitsen schrijver:
‘Hoe verklaart u het anti-semitisme in Duitsland?’
Ludwig antwoordde: ‘Als het in Duitsland mis gaat, is het altijd de schuld van de Joden.’
‘De zondebok’, besloot Mussolini.
Als men nu nog weet, dat in hetzelfde jaar waarin bovenstaand gesprek plaats vond, in 1932, in de Popolo d'Italia, van 29 Mei 1932, een anoniem commentaar op de frequentie van de gemengde huwelijken in Italië verscheen, dat echter aan Mussolini zelf werd toegeschreven, waarin o.a. gezegd werd:
| |
| |
‘De statistische gegevens zijn van het grootste belang, daar zij aantonen en verklaren, waarom een anti-semitische beweging in Italië practisch niet bestaat. De frequentie der gemengde huwelijken moet door weldenkende Italianen met voldoening begroet worden, daar zij het bewijs is van de volkomen gelijkheid in burgerlijk, staatkundig en vooral moreel opzicht, die bestaat tussen alle Italianen, wat ook hun afstamming in het ver verleden moge zijn’, dan is het wel duidelijk, dat achter deze omzwaai en bekering tot de rassenleer en het anti-semitisme, belangrijke politieke factoren schuilen.
Alvorens echter op de diepere oorzaken van het Italiaanse anti-semitisme in te gaan, willen we hier in het kort iets vertellen van de geschiedenis der Joden in Italië.
Reeds in 139 v.d.g.j. hadden Joodse kooplieden, komende uit Palestina, zich in de grootste stad van die tijd, Rome gevestigd. Onder het bewind van Ceasar ging het hun goed, evenals onder latere Romeinse heersers als Augustus of Trajanus. Evenals de andere inwoners van Rome, verging het hun slecht onder de heerschappij van de tyrannieke Caligula en Nero.
Het fanatisme, waarmee de eerste aanhangers van het Christendom hun godsdienst beleden, duldde niet, dat anderen op hun wijze zalig wilden worden. In de zesde eeuw begon echter een betere tijd voor de Joden in Italië aan te breken, en verkregen zij het recht op een eigen rechtspraak in civiele zaken. Het Lateraanse concilie bepaalt in 1215, dat de Joden voortaan op hun kleding een opzichtig onderscheidingsteken moeten dragen. Het dragen van deze zg. Jodenlap werd later in andere landen voor de Joden eveneens verplicht gesteld.
Als een nieuw benoemde paus zijn eerste, plechtige intocht in de stad Rome hield, moesten de rabbijnen en Joodse kerkbestuurders hem bij de Engelenburcht opwachten. De Thora (Pentateuch) werd den paus overhandigd, die er een vluchtige blik inwierp. Als hij het heilige boek weer teruggaf, zei de paus in het Latijn: ‘Wij bevestigen de wet, maar uw uitleg verdoemen wij’.
In de 14e en 15e eeuw vinden we talrijke Joden als bankiers of geldschieters, de enige beroepen, die zij konden uitoefenen,
| |
| |
daar ander werk hen verboden was, in Venetië, Milaan, Florence, en ook in de kerkelijke staat, waar zij de vaak in geldverlegenheid verkerende pausen grote geldsommen leenden.
Daarom werden zij somtijds ook door de pausen beschermd, zoo door Innocentius III, die hun onschendbaarheid voor persoon en goed garandeerde. Een andere paus, Clemens VIII, onderdrukte hen echter zeer, waarop de gezamenlijke Joden van de Levant, die veel handel met de kerkelijke staat dreven, een middel toepasten, dat Clemens zijn onderdrukkingspolitiek deed herzien, nl. de boycot van de handel met de kerkelijke staat.
Toen in 1492 de Joden van het Iberische schiereiland verdreven werden, gingen velen der ballingen naar Italië, waar zij met hun reeds daar wonende geloofsbroeders een dragelijk leven konden leiden, tot de tijd van de Contra-Reformatie. Dan worden zij, in 1569, uit het gebied van de kerkelijke staat, met uitzondering van Rome en Ancone, verdreven, en vinden zij slechts in enkele streken van Italië een toevlucht, o.a. in het gebied van de Medici's, de bekende Maecenassen, die hen in Toscane, in Livorno, een veilig tehuis aanboden. De emancipatie.
In het koninkrijk Sardinië verkregen de Joden de emancipatie in 1848. Andere Italiaanse staten volgden, zodat toen ook in Rome de emancipatie voor de Joden, na de intocht van het Italiaanse leger, in 1870, werd afgekondigd, zij voor de wet gelijkgesteld waren met de Italiaanse niet-Joden.
De Italiaanse Joden zijn na de emancipatie sterk geassimileerd, daarvan getuigen de talrijke gemengde huwelijken. Van de 100 Israëlietische vrouwen huwden 27,52 procent met katholieke mannen, 0,77 procent met mannen van andere Christelijke godsdiensten, en 0,39 procent met mannen niet tot een of ander kerkgenootschap behorende. Katholieke gebruiken, als het op Allerzielen op de graven van gestorven verwanten branden van lampjes, zijn door hen overgenomen, evenals het on-Joodse gebruik van het afbeelden, hetzij als fotografie, hetzij als beeldhouwwerk, van gestorvenen op hun grafsteen.
In de officiële ‘Encyclopedia Italiana’ wordt de toestand van de Joden in Italië, althans vóór het afkondigen van de
| |
| |
‘bepalingen ter bescherming van het Italiaanse ras’, aldus weergegeven:
‘De verbreiding van het anti-semitisme onder ons, Italianen, gaat tegen onze nationale traditie in, welke - in tegenstelling tot de Duitse - de opneming van de Joden in de gemeenschap begunstigt. In Italië ontbreken de sociale en economische voorwaarden, die het anti-semitisme in andere landen weliswaar niet rechtvaardigen, maar toch gedeeltelijk verklaren. Gering in aantal, zijn de Italiaanse Joden bijna allen sinds eeuwen in Italië woonachtig, en volkomen veritaliaanst. Joden en Christenen leven, een veeljarige traditie getrouw, vreedzaam naast elkaar’.
Dezelfde ‘Encyclopedia Italia’ merkte over ‘razza’ het volgende op:
‘Er bestaan geen rassen, er bestaat slechts een Italiaans volk of een Italiaanse natie. Er bestaat geen Arisch ras, en het is een dwaling, aan het bestaan er van te geloven’.
Wellicht, dat nu ook de ‘Encyclopedia Italiana’ evenals de oude jaargangen van de ‘Popolo d'Italia’ uit de leesbibliotheken wordt verwijderd.
Italië behoort tot die landen waar procentueel weinig Joden wonen. Onlangs is er een officiële statistiek verschenen, waarin hun aantal op een bevolking van 43.000.000 als 44.000 staat aangegeven. Er zijn echter nog ongeveer 17 à 18.000 buitenlandse Joden, die de laatste jaren uit Duitsland Polen, Hongarije en Oostenrijk in Italië hun toevlucht meenden gevonden te hebben. De pers geeft hogere tendentieuzere cijfers. Nog geen Jood is er op 1000 inwoners. Men treft ze in enkele steden o.a. Rome met 12.500, Milaan 7500, Triëst 5700, Turijn 5200, Florence 3300, Fiume 2600, Venetië 2500 en Livorno met slechts 1800. Het overige zeer kleine gedeelte houdt zich op in dorpen.
Het sterftecijfer overtreft dat der geboorte. Dit vindt ook zijn oorzaak in de gemengde huwelijken. 28% der Jodinnen trouwen met Christenen. Doordat de vroegere Oostenrijksche steden, w.o. Triëst en Fiume geannexeerd zijn, is de Joodse bevolking van 35.500 in 1870 tot 44.000 gestegen. De buitenlandse Joden bevinden zich grotendeels in Milaan, Florence, Rome en Triëst.
| |
| |
| |
De Joden in het sociale leven
Het sociale leven der Italiaanse Joden vertoont een geheel ander aspect dan in de andere landen. De Joden bekleden hoofdzakelijk functies bij de administratie en het officierencorps. Dit ziet men nog sterker dan vroeger onder het fascistische regime. Kort geleden bezat Italië nog 12 generaals, w.o. twee bevelhebbers. Van invloed in het bankwezen en in de handel is geen sprake. Milaan maakt daarop een uitzondering. Zelden treft men Joodse bezoekers aan op de beurs. Ook zijn grote Joodse warenhuizen sporadisch voorkomende verschijnselen.
De Joden in Rome vormen de armste laag der bevolking, zijn dicht bijelkaar blijven wonen in de armenwijken, ook nadat de ghetto's er niet meer waren. Wanneer men in Rome is, ziet men precies zoals men het in oude reisbeschrijvingen kan lezen, Joodse vrouwen voor de deur van hun krotten zitten, aan het lompen sorteren. Men kan zich dan ook, met een beetje fantasie, een levendige voorstelling maken van hun vroeger bestaan, toen zij nog gedwongen waren in Ghetto's bij elkaar te wonen.
Op Woensdag vindt de beroemde rommelmarkt te Rome plaats, en men treft daar veel Joden aan. Vroeger werd de markt, als de Grote Verzoendag op Woensdag viel, verdaagd tot de komende week. Thans is dit alles anders geworden. In de overige handel speurt men niets van hoge Joodse feestdagen.
Er is echter ook een Joodse aristocratie, w.o. 75 adellijke families, die nog getrouw volgens de tradities leven. Een tak van de familie Otolenghi (Minister van Oorlog) is indertijd tot de gravenstand verheven. Van graaf Volpi, den in de laatste tijd bekend geworden econoom, is bekend, dat hij geen Ariër is.
Het verschil van de Joden in Italië met de Joden in andere landen kenmerkt zich ook, doordat de Joden in Italië heel andere beroepen prefereren. Artsen zijn er zeer weinig. Dit is enigszins gewijzigd door een toename van Joodse artsen uit Duitsland. Ongeveer 100 artsen en tandartsen hadden vergunning hun beroep uit te oefenen. Hun wachtkamers waren juist vol van niet-Joodse Italianen.
| |
| |
| |
De diepere oorzaken van het Italiaanse antisemitisme
Het fascistische regime heeft zich in den aanvang van zijn bestaan niet ongunstig tegenover de Joden gedragen. Ook de Italiaanse bevolking zelf is van nature niet antisemitisch; sommige leiders van het Italiaanse fascisme hebben echter sinds lang antisemitische propaganda gevoerd, welke door Mussolini stilzwijgend werd toegelaten. Zo werd door Farinacci, den oud-secretaris van de fascistische partij, in zijn blad ‘Regime Fascista’ een felle campagne tegen de Joden gevoerd. Opmerkelijk is, dat de Italiaanse antisemitische journalisten veel relatiën onderhouden met de Duitse kolonie in Rome.
De antisemieten in Italië beschuldigen de joden er van, dat zij in de kaart spelen van het Engelse imperialisme. Vooral de Zionistische Joden zouden een anti-italiaanse politiek voeren. De buitenlandse politiek van Italië is, vooral sedert de verovering van Abessynië, een Middellandse-zee politiek geworden. Het ideaal van ‘Mare Nostrum’ zweeft de Italiaanse fascisten, en vooral Mussolini, steeds voor ogen. Daarom kunnen zij geen machtige staat rond de Middellandse zee dulden. Een Joods Palestina zou een gevaarlijke mededinger in de Middellandse zee kunnen worden.
Door de verovering van Abbessynië, heeft Italië een nieuwe bevolkingsaanwas van o.a. talrijke Arabieren gekregen. Het is daardoor gedwongen goede betrekkingen met de Arabische staten te onderhouden. Mussolini heeft zich in Lybië tot ‘beschermer van de Islam’ geproclameerd. Men hoopt nu door de anti-Joodse en anti-Zionistische politiek de Arabieren voor zich te winnen.
De uitgewezen Duitse Joden, die in Italië een toevlucht kwamen zoeken, werden door hun geloofsgenoten gastvrij ontvangen, en vonden bij hen een open oor voor hun grieven tegen de Duitse regering. Dit wekte natuurlijk veel misnoegen op bij de Italiaanse fascisten, die hun bondgenoot Duitsland niet wensten te laten critiseren. De eerste antisemitische maatregelen werden dan ook tegen Duitse Joden genomen. Door het uitvinden van het ‘Italiaanse’ ras, wenste Mussolini tevens een discriminatie te maken tussen de beschaafde
| |
| |
Italianen, en de ‘onbeschaafde’ Abessynen. Er bestaan dan ook strenge wetten tegen rasvermenging van Italianen en inboorlingen van de koloniën. De ondergang van het vroegere Romeinse keizerrijk wordt ook aan rasvermenging toegeschreven, en de tegenwoordige Italiaanse machthebbers willen het huidige Italiaanse Imperium het lot van zijn voorganger niet doen delen.
De Italiaanse ‘geleerden’ hebben op 14 Juli j.l. geproclameerd, dat het Italiaanse volk tot het Italiaanse ras behoort, dat zich door de eeuwen heeft zuiver weten te houden en dat van Arische oorsprong is. Het Arische ras zou volgens hen verdeeld moeten worden in Noordse en Middellandsezee Ariërs. De echte Arische beschaving zou vooral rond de Middellandse zee tot bloei zijn gekomen, hetgeen natuurlijk minder vleiend voor de Noordse Duitse Ariërs is. Bovendien zou het Italiaanse volk weinig verwantschap met het Franse, echter zeer veel met het Duitse en Engelse volk vertonen.
Resumerende zou men kunnen zeggen, dat het Italiaanse anti-semitisme, hierin verschillend van het Duitse, dat meer op sentimenten, dan op verstandelijke overwegingen is gebaseerd, een doelbewuste factor is in de anti-Engelse en pro-Arabische politiek.
Het Italiaanse anti-semitisme heeft tweeërlei reactie verwekt in de eerste plaats bij vele, buiten Italië wonende, echter tot de Italiaanse staatsgemeenschap behorende Joden, in de Levant en in Egypte, en in de tweede plaats bij de Italiaanse Katholieken, die verwachten, dat het fascisme, zich evenals in Duitsland, na de Joden, tegen de Kerk zou richten.
Wat het aantal Italiaanse Joden buiten Italië betreft, valt op te merken, dat ruim 5000 Egyptische Joden een Italiaanse pas bezitten, terwijl in Saloniki meer dan 20.000 Joden Italiaanse staatsburgers zouden zijn. Deze Joden vormden tot nu toe een zeker steunpunt voor de Italiaanse politiek in de landen, waar zij woonden. Deze Joden, die een uitgebreide handel op Italië voerden, trachten nu hun Italiaanse staatsburgerschap te verwisselen voor dat van het land hunner inwoning, terwijl zij tevens hun handel op Italië zoo veel mogelijk beperken. De ‘Lloyd Triestino’ had de laatste jaren welhaast het monopolie van het vervoer van Europese
| |
| |
emigranten en toeristen naar Palestina. Velen prefereren tegenwoordig echter andere scheepvaartlijnen, als die van Constanza, of Franse lijnen.
Hoewel de Italiaanse rasverkondigers uitdrukkelijk hebben vastgesteld, dat het rassenvraagstuk uitsluitend van biologisch, en niet van het standpunt der philosophie, of dat der godsdienst moet worden bezien, voelt het Vaticaan zich door de rassenpolitiek toch verontrust. Het Duitse voorbeeld van het lot der Katholieke Kerk, doet de paus immers vrezen, dat in Italië, na de Joden, de Katholieke Kerk, het voorwerp van haat van het fascisme zal worden. In een absolutistische staat immers, worden geen organisaties naast de officieele toegelaten. Slechts de geest van de heersende partij mag de kinderen worden bijgebracht, en opvoeding in Katholieke scholen en jeugdorganisaties moet vervallen voor de opvoeding in de officiële staatsorganisaties.
De tegenstelling tussen het Italiaanse fascisme en de Katholieke Kerk is daarom, anders dan in Duitsland, niet reeds eerder tot een conflict gekomen, doordat een vijandige kerk in Italië, die het gehele volk zou omvatten, gevaarlijk voor het fascisme zou kunnen worden. Wijselijk heeft Mussolini daarom een conflict vermeden.
De paus voelt echter, dat het fascisme in Italië zich, evenals in Duitsland, in anti-godsdienstige en daardoor anti-Katholieke richting gaat ontwikkelen. Het fascisme eist alles voor zich op, en duldt niets naast de staat en de staatsorganisaties. Daarom reageerde de paus direct op de proclamatie betreffende het Italiaanse ras, met het uitspreken van een rede tot de jongelieden van de congegratie voor de Propaganda des Geloofs, waarin hij o.a. het volgende zei:
‘De Latijnen spraken niet over ras of over iets, dat daar op lijkt. Onze oude Italianen hadden schonere, sympathiekere woorden: gens italica, italica sirps, Japaeti gens. Zulke woorden klinken beschaafder en minder barbaars. Men kan zich helaas afvragen, waarom Italië zich gedrongen voelt Duitsland na te volgen.’
Tevens merkte de paus op: ‘Katholiek wil zeggen, universeel, niet rassistisch en niet nationalistisch, in de separatistische betekenis dier woorden. Wij willen niemand buiten de mensenfamilie sluiten. De rassenleer en het Nationalisme
| |
| |
worden, als men ze te ver drijft, tot slagbomen tussen mensen, tussen groepen, tussen volken.’
Tot slot zei de paus: ‘Let wel op, ik raad u aan, van de katholieke actie de handen af te houden, ik raad het u aan, ik smeek u er om voor uw eigen bestwil, want wie aan de Katholieke actie raakt, raakt aan den Paus en wie aan den Paus raakt, schiet het leven er bij in. Qui mange du pape, en meurt.’
Mussolini heeft de handschoen, die de paus hem in deze rede heeft toegeworpen, opgenomen. In een toespraak, enige dagen na de waarschuwing van den paus door Mussolini uitgesproken, verklaarde hij, dat de fascistische rassenleer tot het einde toe zou worden uitgevoerd, en dat het fascisme zich door niets of niemand zou laten tegenhouden.
De rassenleer, nu ook door het Italiaanse fascisme gepredikt, brengt het dus in scherpe tegenstelling tot de Katholieke Kerk.
|
|