De Stem. Jaargang 19(1939)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 165] [p. 165] Quatrijnen Door Reinier van Genderen Stort De Rede uit zich door het Woord En beide waarden zijn gesmoord In deze wereld, vol bederf, Waar Jezus zelden werd gehoord. De rede bloesemt in het hart En het verstand, dat alles tart, Het voert ons nimmer tot geluk, Het maakt ons enkel koud en hard. Alleen het hart doet ons gelooven En stijgt de vreugden verre te boven Van het verstand en van de drift, Die beide schenken ende rooven. [pagina 166] [p. 166] Wanneer de mensch zich overgeeft, Nadat hij lang geleden heeft, Ontvangt hij, arme, de genade Van U, o God, die neemt en geeft. Maar de genade, is het niet, Wat zelden gloort in ons verschiet? Het blijft den meesten vreemd en verre, Zoodat hun leven ijdel vliedt. Gelijk de dief, die in den nacht Den mensch besluipt, zoo onverwacht Komt ook de engel der genade Tot hem, die naar den hemel smacht. [pagina 167] [p. 167] Zijn niet als broze vensters onze oogen, Op wier bezit het ijdel is te bogen? Gericht op tranendal en schimmenrijk, Zien zij alleen den schijn met heel zijn logen. Rijk is aan euvelen de stof En welke dichter zingt haar lof? Zie naar het ongeschapen licht, Dan schijnen zon en sterren dof. Dat ik het leven zou beminnen? Ziehier de vrucht van leed en zinnen: Ik ben verzoend, maar ook gewis, Dat zijn verlies mij zal doen winnen. Vorige Volgende