| |
| |
| |
De crisis van het autoritarisme
Door Dr. M. van Blankenstein
Europa gaat diep gebukt onder de crisis van het autoritarisme. Ten onrechte spreekt men, inplaats van dit te constateeren, van een crisis der democratie. De democratie is alleen in zooverre schuld aan de stuiptrekkingen van ons werelddeel, als mislukte experimenten met democratische regeeringsstelsels tot de hoofdoorzaken behooren van de politieke en menschelijke verwildering, die thans Midden- en Oost Europa teistert. Men heeft uit onwetendheid gezondigd tegen een waarheid, die zich nu aan ons opdringt. Volken, die zich zooeven van een autoritair stelsel hadden bevrijd of door anderen daaruit bevrijd waren, namen een democratisch regime aan, waarop zij innerlijk niet waren voorbereid. Een Engelsch gezegde beweert, dat vier generaties noodig zijn voor de vorming van een gentleman, naar de Britsche opvatting van dit begrip. Wat wij nu in ons werelddeel waarnemen, schijnt ons te leeren, dat tenminste evenveel generaties noodig zijn voor de vorming van een democratisch volk.
O, zeker, ook in de democratische landen heeft de democratie haar crisissen. Die zijn er altijd. De instellingen van den democratischen regeeringsvorm komen onvermijdelijk bij de ontwikkeling ten achter. Dat kan niet anders, ja, het is noodzakelijk. Het is het lot van iederen levenden staatsvorm, en in het bijzonder der democratie, oneindig verschillend van karakter als zij is, in de verschillende landen, en in die landen weer in de verschillende tijden. De zuivere democratie, de regeering door het volk, bestaat in geen enkel land, en is slechts een theoretische mogelijkheid. Men heeft reeds van het oude Engeland, en met betrekkelijk recht, gesproken als van een democratisch land. En toch was het bestuur oligarchisch en aristocratisch, de samenleving
| |
| |
vol schreeuwende, sociale ongerechtigheid. Hetzelfde geldt, mutatis mutandis, van Nederland. Van het oude is altijd allerlei blijven hangen, in sommige landen zelfs zeer veel. Wel is de macht van het volk vergroot, is men wat nader gekomen tot het ideaal der ware democratie. Deze ware democratie heeft echter een zekere gelijkenis met de zon, waarnaar Icarus zijn vlucht richtte: Wie haar te dicht nadert komt ten val. De democratie moet een, voor ieder volk en ieder tijdvak verschillende betrekkelijkheid blijven.
De mensch is behoudend in zijn staatsvormen. Dat is een gezond instinct, verwant met het instinct van zelfbehoud zoowel als met de wetten der traagheid. Hij verdraagt slecht overplanting van het eene stelsel in het andere. Het tragisch lot van Midden Europa is daarvoor een treffend bewijs. Tegelijkertijd echter streeft hij naar aanpassing, waarbij zij, die nieuwe macht en nieuwe capaciteiten, en daardoor nieuwe rechten verkregen hebben, de drijvende kracht vormen. Maar zelfs de meest vooruitstrevenden zijn veelal huiverig ervoor, oude vormen prijs te geven. En dit weer terecht. Wij hebben nog geen veilige vervanging gevonden voor ons parlementarisme, ofschoon het toch vreemd is dat een stelsel, berekend op een tweepartijen systeem in perioden van een exclusief kiesrecht, de aangewezen regeeringstechniek zou zijn in een tijdperk met ontelbare nieuwe problemen en voor een, op grond van algemeen kiesrecht en evenredige vertegenwoordiging samengestelde wetgevende vergadering. Dat hierdoor crisissen ontstaan is onvermijdelijk. Zij worden uiterlijk verergerd door de omstandigheid, dat sociale en oeconomische problemen van drukkenden aard, welke deze tijd ons voorzet, al te lichtvaardig aan het regeeringsstelsel worden toegeschreven. Er is over de moeilijkheden van hetgeen men democratie pleegt te noemen veel te zeggen. Maar van een crisis der democratie kan men niet op dezelfde wijze spreken als men van een crisis van het autoritarisme spreekt.
Voor ik dit nader toelicht, moet ik op een algemeen verschijnsel wijzen. Alle landen waar thans een meer of minder totalitair regime heerscht, met uitzondering van Italië, zijn uit autoritair geregeerde landen voortgekomen. De Baltische
| |
| |
staten, Polen en Tsjechoslowakije dat, als ‘laatste bolwerk der democratie’ in die wereld, ten val is gekomen, zij zijn alle gesneden uit de drie groote lichamen van het Duitsche keizerrijk, van Rusland en van Oostenrijk-Hongarije. Al die volken zijn steeds van bovenaf geregeerd. Wat Italië betreft, daar ontbrak de traditie en de overtuiging der democratie. Het parlement stond er steeds laag in aanzien, en had ook weinig invloed. Het volk was steeds bedild door overheerschers. De generaties, die de vrijheid hadden leeren kennen en gebruiken, ontbraken nog. De Italiaansche Kamer had een slechten roep; zij heette een haard van corruptie. Ook in de Balkanlanden, zoo kort geleden van de Turksche heerschappij bevrijd, was het niet anders gesteld. Zelfs de dynastieën konden er nog niet op stabiliteit rekenen.
Waar de democratie slechts uiterlijke vorm was, toont zij nu verschijnselen van ernstige ziekte of is zij in haar tegendeel verkeerd. Waar zij echter voor 1914 reeds solide gevestigd was, is zij ook nu nog onaangetast. Frankrijk vormt onder de democratische landen een bijzonder verschijnsel. Het is tot de Fransche revolutie, wat de lagere volksklassen betreft, een weinig democratisch land geweest, veel minder dan b.v. Engeland of de Vereenigde Provinciën, al ontbraken vormen van vertegenwoordiging ook daar niet. Na de revolutie is Napoleon gekomen, en na hem weer de restauratie. Vervolgens heeft Napoleon III op zijn wijze het rijk geregeerd. De republiek van na 1871 was een monarchistische republiek. Het valt den Franschen arbeider en kleinen ambtenaar ook nu nog moeilijk, op de democratische constructie des lands te vertrouwen. Zij schrijven een politieke staking uit, als zij zich niet over gebrek aan parlementaire macht hebben te beklagen. Zij staken, met illegale bezetting der fabrieken, als hun eigen leiders de macht in Frankrijk in handen hebben. Zij beschouwen die macht meer als een middel om hun bijzondere doeleinden te bevorderen, dan om het geheel te dienen. Ondanks deze afwijkingen, en ondanks onverkwikkelijke verschijnselen in zijn parlementaire zeden, moet men Frankrijk toch een democratie noemen. Het is zelfs een land met bijzonder rijke democratische tradities in zijn geestelijke ontwikkeling.
| |
| |
Heel anders staat het met Oost- en Midden Europa. Zooals gezegd, daar ontbrak de democratische traditie. Maar de oude, autoritaire regeeringen waren verdwenen. Zij hadden de beproeving van den oorlog niet doorstaan. Dit is een der opmerkelijke leeringen geweest, die wij aan den oorlog kunnen ontleenen: Alle democratieën hebben in hun ouden vorm de oorlogsperiode overleefd. Toch hebben vele democratieën het zeer hard te verduren gehad. Wij denken aan België, dat het bewind van de overweldigers gedurende ruim vier jaren heeft moeten dragen; wij denken aan Frankrijk, dat zoo hevig geteisterd is, en naar verhouding veel meer menschenlevens verloren heeft dan een der andere, deelnemende landen. Maar Duitschland, het belegerde, het uitgehongerde, doch innerlijk niet geraakte, door de verwoestingen van den strijd niet geteisterde rijk, heeft zijn keizerlijk regime zien ineenstorten, zoo snel dat niet velen aan deze mogelijkheid hebben gedacht, weinige dagen voor zij intrad. Oostenrijk viel geheel uiteen. Hongarije beleefde eenige omwentelingen na elkaar, Turkije onderging een politieke, sociale en godsdienstige revolutie, die misschien zonder voorbeeld is. Rusland had gevochten aan de zijde, die de overwinning zou behalen. Maar daar het de meest volstrekte autocratie was onder de, aan den oorlog deelnemende landen, bezweek het ook het allereerst. Bulgarije daarentegen, met zijn constitutioneel bewind, kwam zonder revolutie de crisis van de nederlaag te boven. Het was gebleken, dat slechts volken, die meenden, zelf invloed te hebben bezeten op de hoogste beslissingen, die voor hen genomen moesten worden, voldoende vertrouwen bezaten in hun leiders om hen, door alle beproevingen heen, te blijven volgen. De oorlog had Europa geleerd, dat het autoritaire bewind den staten slechts schijnbare kracht verleende, en dat alleen democratisch geregeerde landen in staat waren, de allergrootste offers van hun volken te vergen. De triomf van het democratische
stelsel werd na den oorlog door niemand in Europa, tenzij door de communistische grootmachtigen in Rusland, in twijfel getrokken.
Heel Midden Europa werd dus democratisch opgebouwd. Men overwoog geen andere mogelijkheid. Dit nu is op een volslagen mislukking uitgeloopen. Het democratisch kleed
| |
| |
paste die volken volstrekt niet. Weldra leek het in verschillende landen nog slechts een maskeradedracht. Die volken waren steeds van bovenaf geregeerd. Hun was ingepompt, dat het verstand van den onderdaan beperkt, en de wijsheid van de regeerenden onbegrensd is. Zij wenschten niet anders dan te luisteren en bevolen te worden. Het denken van den burger is een land dat democratisch van traditie is, waar de vrijheidsliefde een trek is van het volkskarakter, is fundamenteel verschillend van het denken van hen, die steeds hebben gehoorzaamd, en nooit het gevoel hebben gehad voor zich zelf verantwoordelijk te zijn. Een Duitscher of een Rus kan zich zoomin in weinige tientallen van jaren aan democratisch denken en handelen wennen, als een Brit of een Zwitser of een Nederlander zich innerlijk aan de willekeur van een autoritair bewind zouden kunnen onderwerpen. Eén ervaring is mij altijd bijgebleven. Ik heb haar, als een uiterlijke leering aanvaard, zonder haar ooit met mijn gevoel te hebben kunnen peilen. Het was weinige dagen na de revolutie te Berlijn. Ik stond op het voorbalkon van een tram, die door de Potsdamerstrasse reed. Ik was daar de eenige passagier, en daar iedereen in die dagen vol was van de groote gebeurtenissen, maakte de conducteur met mij een praatje. ‘Dit kan nooit goed gaan,’ zoo zeide de man. ‘Ik zelf ben altijd sociaal-democraat geweest, en ik ben het nog. Maar dit weet ik: Wij Duitschers kunnen alleen met den stok geregeerd worden.’
Deze woorden zullen menigen lezer niet vreemd in de ooren klinken. Wij allen hebben ze wel eens van Duitschers, of van anderen over de Duitschers, gehoord. Maar kunnen wij Nederlanders bij deze gedachte en dit gevoel? Zijn het woorden, die ooit over de lippen van een Nederlander kunnen komen, betreffende zijn eigen volk, ook al is hij geen sociaal-democraat, ja, zelfs in theorie niet democratisch gezind? Ons heele wezen komt in opstand tegen de gedachte, met den stok te worden geregeerd. Het is een volmaakt van de onze verschillende gevoels- en gedachtenwereld, die in die woorden tot uiting kwam.
In Duitschland nu stichtte men, zooals in andere Midden Europeesche landen, als consequentie van de omwenteling, en op grond van de jongste ervaringen, een democratisch
| |
| |
bewind. Er was daarbij veel schijn, en weinig werkelijkheid. De rechtsprekende macht bleef gedrenkt met de oude denkbeelden. In het leger was het weinig anders. De machten uit het verleden, de Oost Duitsche jonkers in het bijzonder, zagen zich voor een oogenblik teruggedrongen, maar hadden geen reden te wanhopen aan de herovering van hun gezag. Dicht onder de oppervlakte was het oude Duitschland overal te vinden. Dit echter was niet de hoofdzaak. Deze toestand had overwonnen kunnen worden. Was het in Frankrijk veel anders, in het eerste decennium van de Derde Republiek, na 1871? Gevaarlijker voor de democratie was de vorm, die men haar gegeven had, toen men haar invoerde. Het is een eigenschap van den Duitscher, dat hij hetgeen hij doet, grondig tracht te doen. Ieder werktuig, iedere machine zoekt hij te volmaken. Hij tracht steeds te bewijzen dat vreemde bedenksels eerst goed tot hun recht komen als hij ze in handen gekregen heeft. Daarin acht hij zich uitverkoren. Schaft hij zich een nieuw regime aan, in navolging van anderen, dan moet dit bij hem iets veel beters, veel volmaakters zijn dan in de andere landen, die het toepasten. Zoo is het nu met het fascisme, en zoo ging het ook met de invoering van het democratische parlementarisme. De nieuwste snufjes werden daarbij aanvaard, het stelsel werd ontdaan van alle inconsequenties. De evenredige vertegenwoordiging schiep weldra de onvermijdelijke versnippering, maakte iedere regeering tot een compromis, waardoor het regeeren te lastiger werd naarmate de omstandigheden moeilijker werden. Maar er was erger. Het nieuwe Duitsche parlementarisme belemmerde de uitoefening van regeeringsrechten, rechten die in de democratie allerminst gemist kunnen worden. De rijkskanselier kon niet een rede van eenige politieke beteekenis houden, zonder dat zijn uitspraken te voren aan de parlementsfracties der regeeringspartijen, of op zijn minst aan de leiders daarvan, waren voorgelegd. Wetsontwerpen werden opgesteld in
samenwerking met, en onder toezicht van de partijen der parlementaire meerderheid. Het parlement controleerde niet in openbare discussie, dat deden kleine groepen uit de regeeringspartijen in de binnenkamer. Dit was in waarheid een karikatuur van het parlementarisme. Wat in den Rijksdag kwam was te voren reeds aangenomen. De regee- | |
| |
ringsmachine werkte daardoor ook uitermate bezwaarlijk. Het is een der, naar het schijnt onvermijdelijke zwakheden der democratie, dat zij ruimte biedt voor veel partijgehaspel en voor veel gekonkel in de partijen. Dit kan gemakkelijk zelfs in corruptie ontaarden. De geschiedenis leert voor het overige, dat de autoritaire stelsels meestal meer nog lijden onder gekuip rondom het gezag, en onder allerlei vormen van bederf en zelfbevoordeeling. Het nieuwe Duitschland is daarvan een sterk sprekend voorbeeld. Zoo open en bloot als de eigenbaat daar is opgetreden, ware het in een democratie niet denkbaar. Daar bleken tallooze arme partijgenooten, zoodra zij aan de macht waren, onmiddellijk groote villa's te kunnen koopen en bewonen, daar kon een Hermann Göring, bekend om zijn eeuwig geldgebrek, zich onmiddellijk groote landgoederen aanschaffen, paleizen laten bouwen, vorstelijke weelde zich veroorloven, daar bleken onwetende nationaal-socialisten onmiddellijk rijp voor hoogbetaalde directeurs-posten, en daar konden partijgrootheden zich, met een schijnbetaling, meester maken van de aan de Joden ontnomen, begeerenswaardige zaken.
Het Duitsche parlementarisme bleek weldra een zeer onhandelbaar instrument. Het kreeg in het bijzonder te lijden onder een eigenaardigheid, die in tal van landen een, door versplintering ontstaan gebrek der democratie is: Den grootsten invloed bezat niet een meerderheid van afgevaardigden, maar een groep op de wip, die ten allen tijde de meerderheid tot een minderheid maken kon. Landen met oude democratie kunnen dezen toestand, zij het met eenig bezwaar, nog verwerken. Dat kan echter niet een land, dat zonder ervaring is in constitutioneel parlementarisme, dat wonderen ervan verwacht en niet voorbereid is op haar zwakheden, en waar de partijen nog niet geleerd hebben hoe misbruik van parlementaire machtsposities zich wreekt. De Duitsche democratie had ook met tal van moeilijkheden te worstelen, die wij niet kennen: Een weerbarstig rechtswezen, een neiging van een gedeelte der bevolking om zich in wederrechtelijke toepassing van oude gebruiken te schikken, en een overdreven voorstelling van de uitgestrektheid der verworven rechten en voorrechten bij een ander deel der bevolking, die vaak tot anarchie leidde. In Duitschland was door de revolu- | |
| |
tie feitelijk niets omvergeworpen behalve de keizerlijke troon en de tronen der kleine vorsten. Inplaats van het, slechts zeer ten deele gehandhaafde gezag der militairen was een terreur gekomen van geheime en niet-geheime paramilitaire organisaties. Er was veel stille sympathie voor die organisaties.
Het Duitsche volk had, toen het vol geestdrift de republiek en de vormen der democratie aanvaardde, veel daarvan verwacht. Inplaats daarvan ontdekte het vooral de misbruiken, en veel kronkelige eigenaardigheden. De geloovige democraten van links zagen dat allerlei verbeteringen, welke zij hadden verwacht, uitbleven. Waar zij overwinnaars hadden geheeten, bleken zij weldra machteloozen of overwonnenen. En de afkeerigen van rechts konden de vele rampen des lands op den breeden rug van het nieuwe regime schuiven. De ellende in het land bleef groot, door de houding van de geallieerden, en ten deele ook door eigen schuld. Het was een gewone vergelijking: Hoe goed men het onder het keizerrijk had gehad en hoe slecht het nu was onder de republiek. Men hield zich niet bezig met de vergelijking, hoe Wilhelm II het Rijk had in ontvangst genomen, en hoe hij het op 9 November 1918 had afgeleverd. De nieuwe politieke instellingen en gebruiken waren aan alles schuld.
Kort duurde de democratische periode. Haar einde werd naar buiten aangekondigd door de verkiezing van maarschalk Hindenburg tot president der republiek in 1925. Dat was een votum van wantrouwen voor het nieuwe regime. Het bankroet der democratische republiek werd door de democratische partijen zelf erkend, toen zij in 1932 niets anders er op wisten, dan nu zelf maarschalk Hindenburg candidaat te stellen.
Het parlementaire stelsel groef zijn eigen graf, of, om het nauwkeuriger nog te formuleeren, het draaide zijn eigen strop. Dat geschiedde onder rijkskanselier Brüning. Men voerde het stelsel der volmachten in voor den rijkskanselier, dat hem in staat stelde verordeningen uit te vaardigen zonder goedkeuring van het parlement. Die goedkeuring moest achteraf nog, binnen een zekeren tijd, gevraagd worden. Hierin openbaarde zich een van de ernstigste zwakheden der practijk van modern parlementarisme. Bepaalde partijen, in het bijzonder de sociaal-democraten, schoven daarmede de
| |
| |
verantwoordelijkheid van zich af voor maatregelen, die zij niet durfden goedkeuren, maar waarvan zij de onvermijdelijkheid toch erkenden. Zij lieten zich, na zelf de mogelijkheid daartoe geschapen te hebben, die maatregelen ‘opdringen’. Zij wisten, dat zij de regeering niet meer konden omverwerpen, zonder daarmede een veel ongewenschter bewind aan de macht te helpen. Het goedkeuren achteraf was gemakkelijker. Men het het steeds met veel vertoon van onwil gepaard gaan. Wij zien nu in Frankrijk een daarmede overeenkomstig tafereel.
Intusschen werd, op het hoogtepunt der wereldmalaise, de toestand in het Duitsche Rijk onhoudbaar. Het nieuwe regime, in werkelijkheid reeds politiek bankroet, was in de oogen van het Duitsche volk voor alles verantwoordelijk, voor de gevolgen van den oorlog, voor de gevolgen van Versailles, voor de gevolgen van de internationale inzinking. Het heeft niet meer het moreele gezag tot het weerstaan der beschuldigingen. Het volk is bereid, ieder te volgen, die redding belooft.
Er komt een semi-autoritair bewind, van von Papen eerst, daarna van von Schleicher. Het regeeren is gemakkelijk voor deze beide machthebbers, door de volmachten. Von Papen verliest het pleit door onbekwaamheid, von Schleicher door paleisintriges. Hoelang hij het zonder deze intriges had kunnen uithouden, is bezwaarlijk te gissen.
Nu komt Hitler aan het bewind, door Hindenburg daartoe uitgenoodigd. Zijn bewind ware niet mogelijk geweest, zonder het stelsel der volmachten. Want Hindenburg heeft den eed afgelegd op de grondwet. En dien wil hij houden. Het middel der volmachten kan nu worden gebruikt tot het ‘grondwettig’ invoeren der dictatuur. Ongedwongen gaat dat niet. Maar Hindenburg meent, het te kunnen verantwoorden. Daarmede was het democratische experiment in Duitschland niet enkel mislukt; de democratie had zeer positief haar tegendeel in het leven geroepen.
De lotgevallen van de parlementaire democratie in Duitschland heb ik uitvoerig geschetst, omdat zij zoo duidelijk bewijzen, hoe teleurstelling daarmede de dictatuur kunnen te voorschijn roepen. Het is niet enkel deze teleurstelling, die
| |
| |
dit effect heeft. Polen is een voorbeeld, hoe een volk eenvoudig onbekwaam kan zijn, de democratie te hanteeren. Daar trekt Pilsudski in 1926 reeds de dictatuur naar zich toe. Hij - socialist sedert zijn jeugd! - voelt zich daartoe genoopt, omdat de Poolsche landdag nog steeds de Poolsche landdag blijkt te zijn, zooals deze van ouds spreekwoordelijke faam bezat.
Nu het experiment met de democratie mislukt was, zat men met een afschuwelijk probleem. Het oude gezag, waaronder de betrokken volken hadden geleefd, bestond niet meer, was ook niet meer te herstellen. Waar de mogelijkheid daartoe nog had bestaan, zooals in Oostenrijk en misschien ook in Hongarije, waren het buren, die dit verhinderden. Men zocht een nieuwe leid-ster, en zag geen andere dan die van Moskou en van Rome. Men had een keus, en die keuze kon niet twijfelachtig zijn. Finland, waar de volle zwaarte der Russische overheersching slechts kort op had gedrukt, kwam tot staan op den rand van den afgrona en bleef democratie. Italië werd, in meerdere of in mindere mate, het voorbeeld. Weinige landen waren er, die de gevaarlijke zwakke kanten van dit voorbeeld niet beseften. Buiten Duitschland werd het nergens geheel gevolgd. Toen Duitschland nationaal-socialistisch geworden was, diende ook dit weer met allerlei nieuwigheden tot voorbeeld of aansporing. De loop van zaken werd in de meeste aangetaste landen bepaald door traditioneele krachten van dynastieken en militairen aard, of door het toeval van persoonlijkheden. In geen enkel land echter was een volstrekt vertrouwen bij het volk in de nieuwe proefneming, tenzij in Duitschland en Italië, waar dit vertrouwen in den allerjongsten tijd, onder het dreigen van ernstig oorlogsgevaar, onder den druk van toenemende ontberingen en vermoeidheid, en onder den afkeerwekkenden indruk van verschijnselen van uiterste verwildering, toch hevig geschokt blijkt. De landen, waar het democratisch experiment mislukt is, bevinden zich in een toestand van crisis, en geen stelsel, dat de verwachting wekt van duurzaamheid of van geschiktheid voor de betrokken landen, is nog te voorschijn gekomen. Het autoritarisme is ontworteld en tast krampachtig naar nieuwe stabiele vormen, die zich
| |
| |
echter nog nergens afteekenen, omdat overal vulcanische bewegelijkheid is.
Wij kunnen constateeren: Geen land van democratische tradities is door deze krampen aangetast. De tragische crisis van Europa is de crisis van het autoritarisme, die door het geweld van haar trekkingen de omliggende landen in hun veiligheid bedreigt. Maar tevens moeten wij erkennen: In geen land zonder democratische tradities heeft, onder de beproevingen, de democratie kunnen standhouden. De menschheid kan niet anders dan geduld oefenen, niet gedurende reeksen van jaren, maar gedurende reeksen van generaties.
|
|