De Stem. Jaargang 18
(1938)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 358]
| |
VerzenGa naar voetnoot1)
| |
[pagina 359]
| |
Op een kerkhofZij leefden schamel van hun moeizaam werk,
opstandig soms, doch snel weer lamgeslagen;
in vele jaren weinig blijde dagen.
En nu: een naam en jaartal op een zerk.
En naast hen rusten andren rond de kerk;
hun jaren waren kort van schoone dagen,
hun weemoed kostbaar zelfs en licht te dragen.
En nu: een naam en jaartal op een zerk.
En mij, in schaduw van Dood's vale vlerk,
mij rest alleen vergiffenis te vragen
aan Eene, die glanzend maakte al mijn dagen.
En dan: mijn naam en jaartal op een zerk.
| |
[pagina 360]
| |
RijmGelijk een lelie op een veld
te zijn: geen werk, geen zorg, geen geld,
door geen herinnering gekweld
en door geen voorgevoel ontsteld,
onder geen menschenwet gesteld;
alleen maar bloeiend in geweld
van zon en vlagen, ongeteld,
van wind en regen. Vergezeld
van vlinders, vogels, aangesneld
op kleur'ge wieken over 't veld...
Eén sprak van lelieën op 't veld,
vóór twintig eeuwen, ruwgeteld.
De dichter wint het van den held.
De zachtheid wint het van 't geweld.
De leeuw wordt door het lam geveld.
|
|