De Stem. Jaargang 18
(1938)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |||||||||||
Strekkingen
| |||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||
dat omgeving en leermiddelen moesten beantwoorden aan de verschillende trappen van groei, die het kind doormaakt. Het klassikale stelsel werd verbroken en leermiddelen werden vervaardigd, die de kinderen in staat stelden, zelfstandig, alleen, of in groepjes te werken. Zij kregen daardoor de gelegenheid zich vrij te ontplooien in verband met hun aard en aanleg, en elk in hun eigen tempo. De belangrijke ervaring die men hierbij opdeed, was, dat het kind, wanneer werkelijk aan zijn innerlijke behoeften werd voldaan, ook zelf voldaan was, bevredigd, zich daardoor gelukkig voelde en harmonisch reageerde. Het probleem van straf en dwang loste zich hiermede als vanzelf op. In hoeverre de uitwerking van de methode aan het ideaal heeft beantwoord, komt hier thans niet ter sprake. Hoe men daarover ook denke, zeker is, dat sinds Mevrouw Montessori het zwaartepunt zo duidelijk verlegde, de geest in opvoeding en onderwijs, ook buiten de Montessori-scholen, sterk door haar ideeën beïnvloed is. Intussen werd dikwijls de vraag opgeworpen, of die vrij opgevoede kinderen later nog geschikt zouden zijn, om een plaats te vinden in de maatschappij. Waarop Mevrouw Montessori het logisch antwoord gaf, dat indien dit niet het geval was, niet het kind, maar de maatschappij veranderd behoorde te worden. Een frans journaliste vroeg haar vorig jaar, wat er nu wel van al die ‘Montessori-kinderen’ geworden was. Mevrouw Montessori antwoordde teleurgesteld, dat men ze terug kon vinden op de slagvelden van de wereldoorlog, of in Abessinië. In steeds meer landen wordt de jeugd, van heel jong af reeds, klaargemaakt voor het werk des doods. Is dit het doel van de mens, is dit het doel van de opvoeding? Verontwaardigd zeide zij, in een persoonlijk gesprek dat mijn man en ik te Kopenhagen met haar hadden: ‘Wij hebben eindelijk op te komen voor het kind, die wereldburger zonder rechten, dat weerloze wezen, dat steeds vroeger wordt gemilitariseerd en geestelijk misvormd. Reeds vanaf de geboorte wordt in verschillende landen over de kinderen beschikt. Wij volwassenen moeten ze verdedigen en hun de gelegenheid geven zich tot nieuwe mensen te ontplooien.’ Het was haast onvermijdelijk dat iemand als Mevrouw Mon- | |||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||
tessori, die de sterke invloed van omgeving en omstandigheden zozeer had begrepen en ervaren, in konflikt moest komen met de tegenwoordige maatschappij, waardoor het kind zowel geestelijk als lichamelijk op steeds noodlottiger wijze bedreigd wordt. In haar openingsrede te Kopenhagen zeide zij dan ook: ‘Dit is niet alleen een paedagogisch kongres, maar een kongres tot verdediging van het kind, de vergeten burger, voor wie een omgeving geschapen moet worden, geschikt voor zijn levensbehoeften, voor zijn bevrijding, zijn taak.’ Maria Montessori ziet, dat de funktie die de oorlog in de geschiedenis gehad heeft, heden veranderd is. De mens heeft door middel van zijn intelligentie een boven de natuur uitgaande kultuur geschapen, en ten slotte door wetenschap en techniek de gehele aarde en de ganse mensheid in beginsel één gemaakt. Oorlog kan hieraan niets meer toevoegen, doch deze kultuur slechts bedreigen, indien niet vernietigen. Wanneer dus de mensheid, tegen haar wil en tegen haar belangen in, toch in de oorlog wordt gesleept, is dit een teken van de wanverhouding tussen de ontwikkeling van de uiterlijke en van de innerlijke mens. ‘De mensheid van heden verkeert in staat van verwaarlozing en geestelijke wanorde. Ieder is onwetend wat de inhoud van zichzelf en zijn tijd betreft. De grootste chaos heerst in het gemoed. De mens staat veelal machteloos tegenover de omstandigheden, zwak tegenover suggesties, heeft geen persoonlijkheid’. De mensheid, door wetenschap en industrie zo rijk als nog nimmer tevoren - zo vervolgt Mevrouw Montessori - kan van haar schatten niet genieten, omdat ze ze niet op de juiste wijze weet te gebruiken. Temidden van de grootste rijkdommen, die ze aan de aarde heeft weten te ontworstelen, voelt ze een beklemdheid, een angst, die men bij zieken aantreft; angst om te leven; hoe zal ik leven? ‘Wij stellen vast, dat de vooruitgang materieel is geweest en niet geestelijk; de innerlijke mens is niet beroerd geworden’. Zij wijst op de tegenstrijdigheid, dat in een tijd waarin de menselijke geest schier alles aan zich ondergeschikt heeft weten te maken en zich koning moest voelen van de aard, ‘koning van de elementen, koning van wat tastbaar is en van onzichtbare energieën, dit tevens de tijd is van de minderwaardigheidscomplexen. De mens | |||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||
moet worden opgevoed om meester te zijn over zichzelf, meester van zijn tijd’. Zoals men ziet, beschouwt Dr. Montessori de Opvoeding tot Vrede als een tweeledige taak, die enerzijds bestaat uit zelfopvoeding en zelfverdediging van de mens, en anderzijds uit opvoeding en verdediging van het kind. Zij hoopt, dat het gevaar, dat ons allen bedreigt, ertoe zal bijdragen om de gehele mensheid in één noodzakelijke zelfverdediging te verenigen. ‘De mensheid wordt beheerst door duistere machten, die zij niet genoeg kent, en waartegen zij zich niet weet te beschermen’. Daarom is het dringend nodig de geheime vijand te leren kennen. Een wetenschap moet ontstaan, die de diepgaande oorzaken bestudeert, die ons drijven naar grote rampen. Dit zal een Wetenschap van de Vrede zijn, gebaseerd op de kennis van de wetten, die de groei beheersen van mens en maatschappij. Uit de openingsrede bleek al, dat Mevrouw Montessori de idee van ‘opvoeden tot vrede’ veel dieper en universeler opvat dan tot nu toe meest het geval is. Ze betekent voor haar niet, dat men bij de kinderen een of ander ‘pacifisme’ zou moeten aankweken. Het hedendaags geschiedonderwijs, of het spelen met soldaatjes is het h.i. ten slotte niet wat de mensen tot oorlog drijft. ‘De opvoeding moet niet zozeer trachten het geschiedonderwijs te hervormen, als wel de tegenwoordige samenstelling van de maatschappij.’ Vrede is voor haar een toestand van de psyche, een psychische bevrediging, die dan pas mogelijk wordt, wanneer alle menselijke funkties zich harmonisch hebben kunnen ontwikkelen. Bij zulk een moreel evenwicht is oorlog volkomen onbestaanbaar. Hiertoe is allereerst nodig, dat het kind zich vrij, volgens zijn eigen psychische wetten kan ontplooien. Hoe dikwijls is echter dit begrip ‘vrijheid’ misverstaan, in die zin, dat men de kinderen maar zou moeten ‘laten doen wat zij willen’. Op deze wijze - merkt Dr. Montessori op - zou de wereld slechts ondersteboven gekeerd worden: men zou een soort verkeerde kinderrevolutie krijgen. ‘De volwassene als meer begrijpend wezen, moet het kind helpen zijn innerlijk te vormen.’ Hierbij behoort volgens haar echter onderscheid gemaakt te worden tussen leider zijn en diktator. De dikta- | |||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||
tor, zo zou men kunnen zeggen, legt een uiterlijke discipline op, zonder voldoende rekening te houden met het individu, waardoor de persoonlijkheid zich niet ontwikkelen kan; de leider daarentegen schept de omgeving die het kind behoeft, en komt tegemoet aan de scheppingsdrang en het streven naar eenheid, die in de jeugd sluimeren. Mevrouw Montessori gaat uit van de idee, dat wanneer het kind vrij kan handelen en zijn handelingen beantwoorden aan een innerlijke behoefte, er een harmonie ontstaat, niet alleen tussen het kind en de omgeving, maar ook tussen het kind en de volwassenen. Zij heeft ervaren, hoe kinderen door zulk een aktiviteit die de gehele persoon omvatte, genazen van hun psychische afwijkingen en nieuwe sociale eigenschappen aannamen. Harmonische persoonlijkheden zijn de waarborg voor een harmonische maatschappij, want de natuurlijke drang van de persoonlijkheid is zich te verenigen met anderen en met hen van allerlei uit te wisselen. Slechts onder deze voorwaarden zal de mens zich deel voelen van de evolutie en zich bewust worden, dat hij deelneemt aan de schepping van het heelal. Het zich hechten aan persoonlijk bezit is volgens Mevrouw Montessori een abnormaliteit, een soort kramp, die ontstaat uit innerlijk verweer, want, zegt zij, ‘het genot voor de mensen is niet de dingen te bezitten, maar ze te gebruiken; de dingen gebruiken voor eigen vervolmaking, en terwijl dit geschiedt heeft ook de vervolmaking van de omgeving plaats.’ Haar opvatting is dus, dat de psychische behoeften van het kind in alle verschillende perioden van zijn ontwikkeling hoe langer hoe meer bestudeerd moeten worden. Het komt haar voor, dat de kinderen na hun twaalfde jaar reeds daadwerkelijk aan het sociale leven deelnemen moesten, dat zij moesten produceren en allerlei werk doen om het plezier van het werken zelf, zowel met de handen als met de geest. Ook moest er een periode zijn van eenzaamheid, van zelfinkeer, waarop de jonge mens zich zou voorbereiden om bewust zijn kosmische roeping te vervullen. Maria Montessori besloot haar voordracht op het kongres te Kopenhagen met het voorstel om te stichten een Partij van het Kind, die tot doel zou hebben overal de rechten van het kind te verdedigen. Tevens hoopte zij, dat er zou ontstaan | |||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||
een Ministerie voor het Kind, en er een vertegenwoordiger van het Kind in het parlement zou komen. Het kongres stemde daarmee in en nam op voorstel van Dr. Elisabeth Rotten een resolutie aan, waarin o.a. de wenselijkheid werd uitgesproken om overal aan de universiteiten en andere wetenschappelijke instellingen, leerstoelen te stichten voor de Wetenschap van de Vrede. Hoewel dit initiatief sommigen veelbelovend klinkt, zou het echter in de praktijk wel eens de noodlottigste gevolgen kunnen hebben, te meer waar Mevrouw Montessori in haar laatste redevoering zelf verklaart, dat de staat er belang bij heeft het leven der jeugd te organiseren. Aangezien de staten alle nog op het standpunt staan van nationale militaire defensie, is het te hopen, dat zij zich voorlopig voor de Partij, en een Ministerie van het Kind niet te veel zullen interesseren! Verschillende staten tonen reeds, hoe gevaarlijk het is, wanneer zij te véél in het kind belangstellen - wat Dr. Montessori zelf betreurt. Het zal dus van het grootste belang zijn, de bedoeling van de Partij van het Kind in de statuten zo uit te drukken, dat misverstanden vermeden worden. Verder zal het van de aktiviteit van de leden afhangen en van de publieke opinie in het algemeen, of de bedoeling om het kind te verdedigen zuiver gehandhaafd kan blijven. | |||||||||||
IVIntussen speet het Mevrouw Montessori, dat haar Kongres te Kopenhagen samenviel met dat van de R.I.G.M. te Parijs, waardoor zij de uitnodiging om ook daar over Opvoeding tot Vrede te spreken, niet had kunnen aannemen. Zij was het - zo verklaarde zij ons - met de opzet en bedoeling van dit kongres eens en erkende de noodzakelijkheid van de samenwerking tussen hen die arbeiden voor de morele en maatschappelijke opvoeding tot vrede der volwassenen, en hen die arbeiden voor de opvoeding tot vrede van het kind. Beide werkzaamheden waren noodzakelijke voorwaarden om te komen tot een nieuwe mensheid. Als teken van instemming gaf zij de volgende boodschap mee aan het Kongres tegen Oorlog en Militarisme te Parijs: | |||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||
Zonder twijfel vertegenwoordigt een oorlog zulk een gevaar voor de mensheid, dat allen verplicht zijn zo krachtig mogelijk te handelen om hem op een afstand te houden. De methode, die gij daartoe gekozen hebt, is de meest direkte, en zou, wanneer zij algemeen aanvaard werd, aan elk toekomstig oorlogsgevaar een einde maken. IJveren voor afschaffing der bewapeningen en weigeren om aan oorlog deel te nemen is de meest onmiddellijke manier om er paal en perk aan te stellen. Hierbij hoopt gij echter van de talloze individuën waardoor de mensheid gevormd wordt, ‘helden’ te maken. Het niet gehoor geven aan de oproep van de staat eist inderdaad een geweldige kracht, de kracht om tegen de publieke wereldopinie in te gaan en gereed te zijn om zijn vaderland, zijn goederen en vaak zelfs zijn leven te offeren. Dit veronderstelt een vrijwillig heldendom, waartoe slechts weinige, uitzonderlijke individuën in staat zijn. Het kongres te Parijs, waarvoor bovenstaande boodschap werd geschreven, was een eerste poging om te komen tot een internationale federatie van alle anti-oorlogsorganisaties ter wereld die strijden voor de verwerkelijking van de volgende vijf punten:
| |||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||
Er waren katholieken, protestanten, vrijdenkers, kwakers en hindoes aanwezig en deelnemers tot uit Japan, en wat ieder trof, was de goede geest van samenwerking die er heerste. Ook dit kongres stond in het teken der nieuwe mensheid, voor het bereiken waarvan in de allereerste plaats de vrije ontwikkeling van de persoonlijkheid moet worden verdedigd. Alles werd bewust gericht op la défense de la personnalité humaine. Hieruit volgde vanzelf, dat men zich dan tevens keerde tegen elke vorm van exploitatie en onderdrukking, zowel van personen als van groepen, klassen, volken of rassen. Het kongres erkende onomwonden, dat een werkelijke vrede, gegrond op internationale rechtvaardigheid, onverenigbaar is met het handhaven van het koloniale stelsel en beschouwde de strijd voor de bevrijding der gekoloniseerde volkeren als een van haar belangrijkste doeleinden. Dat oorlog-verhindering en de verdediging van de vrijheid alleen bereikt kunnen worden door krachtige internationale solidariteit en dat dit, en dit alleen, het middel bij uitnemendheid is dat het wapengeweld kan vervangen, moet niet alleen door een voortdurende propaganda in de publieke opinie doordringen, maar deze solidariteit moet ook worden beleefd en geleerd. Het kongres vestigde dan ook de aandacht op de werkzaamheden van de door Pierre Cérésole gestichte Internationale Vrijwillige Hulpdienst als een bewijs van menselijk saamhorigheidsgevoel en wederzijds dienstbetoon die heenwijzen naar een wereld, waar vrijwillige samenwerking de grondslag vormt van de betrekkingen tussen mensen. Als gevolg van het algemeen verlangen, dat tot uiting kwam om zich op een blijvende wijze te groeperen en samen te werken, besloten de deelnemende internationale organisaties zich definitief te verenigen onder de naam van Groupement Pacifiste International, met als doel de Verdediging van de menselijke Persoonlijkheid, op grondslag van de bovengenoemde vijf puntenGa naar voetnoot1). De strekking van het Parijse kongres beantwoordde weer verrassend aan die van het internationale kongres van de World Fellowship of Faiths, dat in dezelfde zomer te Londen en Parijs werd gehouden en waarvan het doel was: | |||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||
de Verwerkelijking van Vrede en Broederschap onder de Volken van ieder Geloof, Ras en LandGa naar voetnoot1). De sekretaris dezer beweging, Kedarnath Das Gupta, voorzitter van de All World Gandhi Fellowship, sprak op het kongres te Parijs, terwijl Dr. Montessori te Londen sprak op het kongres van de W.F.F., waar zij opnieuw de nadruk legde op de noodzakelijkheid om te komen tot een armament for peace, d.i. een waarachtige opvoeding. Op voorstel van Mr. Das Gupta, die weer optrad op het Kongres te Kopenhagen, besloot Mevrouw Montessori om in de zomer van 1938 een serie voordrachten te houden voor moeders en onderwijzers over het Kind en de Vrede. Intussen bereidt een internationale kommissie, waarin o.a. zitting hebben de te Londen vertoevende indische wijsgeer Har Dayal en de duitse paedagoge Elisabeth Rotten, die in Zwitserland woont, een zomerkursus in Frankrijk voor, waar speciaal de Wetenschap van de Vrede ter sprake zal komen en ook Mevrouw Montessori aanwezig hoopt te kunnen zijn. |
|