kunst te zetten, bemoedigde en voorthielp. Zond ik hem een kleine bijdrage voor ‘Elsevier's Maandschrift’, dan wees hij mij in een gedetailleerde kritiek per brief op de zwakheden en fouten in mijn werk, vol aandacht en belangstelling, ondanks den weinigen vrijen tijd, die zijn eigen arbeid hem overliet. Achteraf, nu ik zijn overvol, door 't werk opgevreten leven overzie, voel ik eenige schaamte over de onbescheidenheid waarmee ik aldus beslag legde op zijn kostbare uren; een schaamte die ik zeker met velen deel! Maar hoeveel heeft hij mij geleerd; dingen, die hem in eigen werk een wet waren: eerlijkheid in het weergeven van menschelijke verhoudingen; zuiverheid van uitdrukking; nauwkeurigheid van waarneming; en telkens die waarschuwing: ‘leer eenvoudig te schrijven zonder in het banale te vervallen’ en deze: ‘Schrijf elke keer een bladzij over die je nog niet geheel voldoet, wees geduldig.’ -
Eerst op zijn bovenhuis in Amsterdam, waar zijn trouwe vrouw ons gasten zoo vriendelijk mee ontving; en later in Schoorl, in zijn bekoorlijk gelegen buitenhuis, dicht bij de duinen en het wijde uitzicht dat hij zoo liefhad en welks schoonheid hij in zijn laatste roman ‘Redding’ met zulk een innigheid heeft beschreven - hoeveel mooie uren bracht ik daar door bij dien mensch, een trouwhartig vriend die gaarne en gul van zichzelf weggaf, maar die tevens zoo warm en overtuigend kon getuigen van de kunst zijner groote vrienden: Van Looy, Ary Prins, Boutens, en enkele jongeren.
Robbers las graag en goed voor; ook gedichten. Nooit zal ik den zomeravond vergeten toen wij in Schoorl op zijn terrasje gezeten, in den verbleekenden hemel keken en luisterden naar zijn voorlezing van Werumeus Buning's ‘In Memoriam’, met zijn warme, diepe ontroering nauwlijks beheerschende stem.
Deze zoogenaamde realist was ook een dichter, al heeft hij nooit verzen gepubliceerd.