houding te verwachten zou zijn tegenover een zooveel jongere. En hoe verheugd was hij toen Slauerhoff zijn vertaling, toen deze in De Gids verscheen, roemde en om een overdrukje daarvan vroeg. Slauerhoff, die één van de weinigen was, die hem trouw bleven met inzendingen van poëzie en proza.
Zijn houding ook tegenover aanvallen van jongere collega's: Er was in één der periodieken een giftig en kleineerend stukje over hem verschenen. Hij schreef mij daarover simpelweg: ‘Hebt ge het stuk in... al gelezen? Doe het anders. Moge het u niet weerhouden mij te bezoeken en aan mij te denken als aan uw vriend.’ - Ik heb hem nooit een hatelijk woord hooren gebruiken over degenen, die hem onheusch behandeld hadden. Zijn vrienden ergerden zich meestal meer over zooiets dan hij zelf. Ik denk nog aan het gezicht van Jan Prins, toen hij mij na Robbers' begrafenis zeide: ‘Zijn vijanden hebben zich niet vertoond, de horzelbende!’ Een zeer enkele maal sloop er wel eens een moedeloos zinnetje in zijn brieven. (‘Ik ben goed om de versjes van de heeren in Elsevier te publiceeren, maar ik moet mij niet verbeelden overigens iets te beteekenen. Ik heb nu eenmaal afgedaan’). En drie dagen later, uit vrees misverstaan te worden: ‘bitterheid is er niet in’.
Hoe gevoelig was hij voor een kleine attentie! Ik had een aan hem opgedragen gedicht in ‘Helikon’ gepubliceerd. Hij schreef mij: ‘Zeer ontroerd werd ik vanochtend, toen ik het nieuwe “Helikon” nummer opensneed en je aan mij opgedragen gedicht “De Werker” vond. Heel hartelijk dank! Je hebt mij daar goed mee gedaan.’
Zijn eerlijkheid in alle dingen: Hij zou nooit uit pure vriendschap iets accepteeren voor ‘Elsevier’ als een publicatie hem niet geheel verantwoord leek. Herhaaldelijk heeft hij mij verweten, dat ik het mij te gemakkelijk maakte. Uit hetgeen ik hem zond koos hij steeds een zeer klein gedeelte en liet nooit na dit te motiveeren, waarbij hij geen blad voor den mond nam. (‘Gij laat er wel eens een heele of halve regel doorslippen, die eigenlijk te veel is of niet geheel de moeite waard, een beetje fade ook soms. Men moet niet te gauw tevreden zijn.’)
Een van Robbers' mooiste eigenschappen was zijn trouw-