De Stem. Jaargang 9
(1929)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 899]
| |
Mr. T.E. Lawrence
| |
[pagina 900]
| |
die hij in Arabië speelde vaak vergeleken met de rol, die Borodin in Canton speelde. Deze vergelijking is onjuist. Borodin was - (men kan het o.a. nalezen in ‘Les Conquérants’) - als Lawrence de instructeur eener nationale revolutie. Zijn ideaal was echter een sociaal ideaal; de verwerkelijking van Lenin's idealen in China. Lawrence's ideaal was aanvankelijk, ‘hoewel het zich later wijzigde’, de overheersching van het Engelsche imperialisme in het Oosten.
Hij constateerde bij zijn aankomst te Djidda een zwakken opstand van enkele stamhoofden tegen de Turksche overheersching. Nog geen twee jaren later veroverde een nationaal Arabisch leger Damascus. Stormachtige ovaties vielen van de zijde der bevolking den overwinnaars ten deel. Vooral een merkwaardige verschijning - een Europeaan in Beduinen-kleeren gehuld, die men Oeren noemde, werd telkens en telkens toegejuicht. Deze man was niemand anders dan Lawrence, die nog voor enkele jaren een lui ambtenaar op het Engelsch ministerie van oorlog was. In dezen korten tijd had hij zonder groote theoretische militaire bekwaamheden uit een opstand van enkele stamhoofden een nationale revolutie gemaakt en uit nomadenstammen, die tot op dien datum onder elkaar steeds strijd voerden, een volk dat vervuld was van de gedachten aan een Groot-Arabië. Met een vreemdsoortige lijfwacht trok hij van den eenen Scheik naar den anderen, overtuigde hier door goede woorden, ergens anders door Engelsche ponden. Zijn lijfwacht beschreef hij aldus: ‘ze vochten als duivels, als ik het wilde en somtijds ook als ik het niet wilde, voornamelijk met Turken en andere buitenstaanders. De Engelschen te Ahaba noemden hen moordenaars, doch zij moordden alleen als ik er het bevel toe gaf. In mijn dienst lieten ongeveer 60 hun leven.’ Lawrence was van het zoo snel geformeerde leger der Arabieren tegelijkertijd de generaal, de politicus, de propagandist, de financier en de fourage-chef. In den beginnen schenken de Turken weinig aandacht aan het legertje van Feisoel, daar ze in Palestina de handen vol hadden. Plotseling telde dit Arabische leger echter duizenden. Duizenden bewapende ruiters op kameelen vallen de Turken aan, laten de spoorwegverbindingen in de lucht vliegen; bruggen worden eveneens vernield. Een ongeloovige, dien niemand kent en waarvan niemand den waren naam weet, heeft den Arabieren geleerd hoe ze met dynamiet moeten omgaan, met machinegeweren moeten schieten en zich moeten verbergen, wanneer vliegtuigen hun bommen willen afwerpen. Een belooning van £ 10.000 wordt op zijn hoofd gezet. Men verwondert zich, dat de Arabieren, die toch zeer wantrouwend zijn, dezen man als een der hunnen beschouwen. | |
[pagina 901]
| |
Ondertusschen is Lawrence, die in deze periode Arabische kleeding draagt en met bloote voeten over het gloeiende zand loopt, alsof hij nooit anders gedaan heeft, geen avonturier, zooals we aanvankelijk zouden denken. Als hij een urenlange kameelrit achter den rug heeft, of de Turksche kogels hem van alle kanten om de ooren fluiten, worden merkwaardige gedachten in hem wakker. Hij vraagt zich af, waarom hij dit alles eigenlijk doet en waartoe. Waarom gaat hij eigenlijk niet liever terug naar Cairo, waar het leven zooveel gemakkelijker is. Plotseling, wanneer hij deze gedachten verjaagd heeft, zet hij al zijn energie weer aan het werk, om de Arabieren te helpen. Hij raakt overhoop met de Engelsche militaire bureaucratie. Merkwaardig te lezen, hoe deze amateur-generaal, die zelf bruggen in de lucht deed vliegen, uitvaart tegen de ‘echte’ generaals van het Engelsche leger, die precies en alleen doen, wat ze op de militaire academie geleerd hebben. Aan het eind van de veldtocht, wanneer de Arabieren met het nationale leger Damascus binnenrukken - het einddoel dus bereikt is - en zijn taak zoo goed als afgeloopen, - ontmoet hij zijn landgenooten weer. Zij zijn hem vreemd geworden en in het hoofdstuk, waarin hij dit conflict beschrijft, is Mr. Lawrence een waarachtig mensch en een groot literator en vergeet hij de idealen van het Engelsche imperialisme. Met bevreemding bemerkt hij, hoe correct zij zijn en hoe stijf en hoe weinig begrip ze van de Arabische psyche hebben, hun gebrek aan fantasie, hun stomme drang de wereld te beheerschen, omdat ze een andere huidkleur hebben. Plotseling gelooft Lawrence aan het Arabië, dat zijn schepping was, gevoelt hij berouw nu hij dezen menschen zoo vele beloften deed, die de Engelsche regeering toch niet zal vervullen. Hij geeft Feisoel den raad tijdig en in alle orde de stad te bezetten en terstond een provisorische regeering te vormen. ‘Als de Engelschen eenmaal hier komen, gaan ze nog niet zoo gauw weer weg’ merkt hij cynisch op. Had in deze periode een gevecht plaatsgevonden tusschen de Engelschen en Arabieren, Lawrence had zich zeker aan den kant der Arabieren geschaard. Onvergetelijk is zijn beschrijving van de nacht vóór de Arabieren Damascus binnentrekken. In een oude gescheurde burnous dwaalt hij door het kamp. Hij is onder den indruk van de woestijnnacht, was in al deze jaren Europa vergeten en voelt plotseling, dat van nu af aan hij weer op Europa aangewezen is. Na deze veldtocht zal hij weer onder Engelschen zijn. Een gevoel van wanhoop komt over hem. Treurig en van een diepe weemoed vervuld, gaat hij naar de tenten der Arabieren terug. ‘Tusschen de soldaten bewegen zich de Arabieren, ernstige mannen uit een geheel andere wereld. Mijn geheime opdracht had mij twee jaren lang onder hen laten leven. Deze nacht waren zij mij nader dan | |
[pagina 902]
| |
de Engelsche soldaten en daarover schaam ik me. Dit schrille contrast vervulde me met een gevoel van heimwee, maar verscherpte tevens mijn zintuigen, zoodat ik niet alleen de ongelijkheid van dit ras bemerkte, de ongelijkheid van taal kon hooren, maar hun ongelijkheid ook begon te ruiken; deze zware, rare lucht van opgedroogd zweet en katoen van den kant der Arabieren, de gemengde lucht die de Engelsche soldaten verspreidden, deze warme, urine-achtige lucht van menschen, die dikke wollen kleeren droegen, iets wrangs, benauwends, amoniakachtigs, een sterke gistende naftalucht.’ De man, die dit schreef, is meer dan een groot avonturier en een Engelsch politicus. Hij is een groot literator. Wij zouden nog meer willen weten van het avonturenrijke leven van dezen Engelschman (die enkele maanden geleden weer in Afghanistan een belangrijke rol speelde), wiens grootheid is en blijven zal, dat hij twijfelde aan het ideaal der Engelsche imperialistische politiek. |
|