tot een hoon maken. Het is niets minder dan afgrijselijk te zien tot welk een stompzinnige liefdeloosheid Christus' leer in deze omgeving van verpleegden en verplegenden is verworden. Doch meen nu niet, lezer, die dit boek nog niet kent, dat de schrijfster zich over deze toestanden in een vlammende verontwaardiging uitgeschreven heeft; zij heeft het âl zacht en gestadig doordrongen van haar liefde, zij heeft deze menschen in het diepst hunner menschelijkheid, daar waar de goede boodschap der Evangeliën eerst zin krijgt, begrepen en zich daarmede het smalle pad geopend naar het licht.
Wij zijn met deze vrouw door de hel gegaan, doch ge hebt het niet gemerkt, want haar liefde heeft u geleid. Gij hebt niet de doornen van het leed in uw vleesch voelen dringen, want zij ging u vooraf en behoedde u. Slechts in die weinige wankele oogenblikken van vreugde, waarop het schijnt, dat de ziel zich tusschen twee loodrechte bergwanden boven een kolkenden afgrond zwevende houdt, slechts op die enkele momenten beseffen wij, dat de ingangen tot de hel niet aan gene zijde der aarde zijn.
Het ligt niet in de aard van het werk van Fré Dommisse (gelukkig niet!) om een meer dan gewone bekendheid te erlangen, integendeel: wij vreezen, dat er in sommige kringen een sterke behoefte zal bestaan dit boek dood te zwijgen, en wij zullen ons dus wel niet bezorgd behoeven te maken, dat een plotseling succes met al de hachelijke aankleve van dien de problematiek van haar schrijfstersschap geweld aan zal doen. Want even goed als het zijn kan, dat zij zich met dit boek niet slechts ‘los’ maar ook ‘open’ geschreven heeft, zou het kunnen wezen, dat zij ermede alles gezegd had wat haar te zeggen werd gegeven. Het is een feit, waarvan men zich vooral onder kunstenaars, en dat om maar al te begrijpelijke redenen, niet vaak rekenschap pleegt te geven, dat aan betrekkelijk maar zeer weinigen hunner de duur van een leven geschonken wordt voor de verwerkelijking hunner verbeeldingen en dat in verreweg de meeste gevallen slechts enkele verzen of een enkele roman essentieel zijn voor een bepaald talent, terwijl hun overig werk op niet veel anders dan op een ontijdig ontwaakte eerzucht of de dwang der omstandigheden berust. Men schrijft verder, niet, omdat men het niet laten kan, doch, omdat men het niet laten wil....
Een aanzet tot iets beters, gelijk zoo menigmaal, is het boek van Fré Dommisse in geen geval. En daarom kan het ons niet verleiden tot voorspellingen. Het is, zooals het daar voor ons ligt, af en goed. Ontwikkelingsmogelijkheden, die uit den aard der zaak in elk levend werk te vinden zijn, blijven onzichtbaar achter het hier bereikte en omtrent de noodzaak van het nieuwe kan slechts het leven zelf de schrijfster een opdracht geven.
R. Houwink