De Stem. Jaargang 9
(1929)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 750]
| |
Amour, terre inconnue...
| |
[pagina 751]
| |
dit moment had voorbereid of wel de voorbereiding had begeleid met haar aandoeningen. En zij die wel verder durfden gaan, die deze pudeur van het bewustzijn niet kenden, die zelfs met behagen verder gingen, waren door het feit van dezen moedwil zelve gedoemd om niets te vinden, hun bewustzijnsapparaat was te grof om fijnere trillingen op te vangen, zij werden naturalisten of pornographen. - Zij noemden een daad een daad, beschreven enkele bewegingen, en lieten het raadsel een raadsel. - Maar verder is letterlijk iedere huwelijksroman de beschrijving van een reeks van dagen, en de samenspraak van twee geesten die hun ervaring achteraf verwerken. - Geen enkele huwelijksroman daarentegen was totnogtoe de beschrijving van een reeks van nachten, en verrukte of mislukkende samenspraak van twee lichamen. - Zoo bleef er, vlak bij, in 't middenste middenpunt van het leven, een betrekkelijk groot gebied half of onontgonnen tot zelfs in dezen tijd. De physieke liefde werd m.a.w. meer gezien als blinde, in zich zelf onbelangrijke functie, dan als een belangrijk psycho-physisch complex. Het is tenslotte niet zoo vreemd als 't lijkt. De menschheid heeft altijd alles beleefd, en perioden van verfijning keerden telkens weder in de historie, - desniettemin is de moderne roman, waarin niet alleen de intensiteit, maar ook de nuanceering en de mechanica van de menschelijke gevoelens voor 't eerst voluit tot bewustzijn gebracht werd, nog maar even honderd jaar oud. Voor dien tijd was alles min of meer overdrachtelijke aanduiding. - Neem een boek als Costers 100 verzen b.v. Hierin is alles aanwezig, en geen menschelijkheid kan subtieler heeten dan die in de Middeleeuwen werd uitgesproken, desniettemin worden de geheime roerselen zoo goed als nimmer uitgesproken, en nog minder geanalyseerd, ze worden altijd te raden gegeven door wending, klank of beeld. Het is dus niet zoo verwonderlijk, dat er ook thans nog gebieden zijn, die onbegaan bleven: dat der physieke liefde en het huwelijk als de geschiedenis van | |
[pagina 752]
| |
twee lichamen door een ziel bewoond en met deze ziel in wisselwerking. | |
Te veel bewustzijn?...En nu, vooral in Frankrijk, verschenen enkele werken, met merkwaardige gelijktijdigheid, waarin de auteurs, met een schroom en een aandacht die iedere gedachte aan pornografie uitsluit, het gebied van dit zinnelijk leven trachten te doordringen, het geheim ervan te betrappen en te vertolken wat er dan eigenlijk leeft in dit complex waar het lichaam een rol speelt, als in geen enkele andere menschelijke uiting. Trachten te her-definieeren eigenlijk wat bekend is, wat door ieder mensch beleefd wordt, onvermijdelijk benaamd, maar grof benaamd, tennaastenbij benaamd, schuw benaamd. Een oogenblik aarzelen we tegenover dit verschijnsel. Is dit wel noodig? Misschien weet iedereen wel, dat er in een huwelijk als lichaamsverhouding diepten en hoogten verborgen zijn, dat een magisch element erin meespeelt, hetwelk oneindig meer beteekent dan een mechanische functie, dat, kortom, in dit meest vleeschelijke ook het meest geestelijke omsloten ligt, en dat het niet gemakkelijk zou zijn, de menschelijke taal te dwingen dit uit te spreken. De schrijvers van deze boeken zeggen met merkwaardige eenstemmigheid, dat een boer of burger, hoe grof hij ook over zijn huwelijk spreekt, daarin kosmisch meer ondergaat, dan zijn bewustzijn verdraagt, en zij zouden verder kunnen gaan, zij zouden het ten slotte ook van de dichters en de schrijvers kunnen zeggen. Maar is dit desniettemin wel noodig? Is het niet beter het geheim geheim te laten? Is het niet beter met de R.K. kerk van het huwelijk als van een sacrament te spreken, zonder aan te duiden waarin precies het in wezen bestaat? inplaats van het sacrament te doordringen en te splijten met het bijtend zuur van de moderne ontleding? Misschien! Maar het zal wel niet veel helpen! Over 't algemeen heeft het bewustzijn nooit stilgestaan in zijn aanhoudende en dwingende progressie. Men zal ook daar doorheen | |
[pagina 753]
| |
moeten. De eigenaardige taak der menschheid van de 19de eeuw en de 20ste eeuw schijnt te zijn, tegen wil en dank een enorm quantum zelfbezinning omtrent zijn daden te winnen en de spontaneïteit zijner daden daarbij te bewaren. Het is geen lichte opgave, instinct en geest te vereenigen. Alles wat men weet-te-doen, wordt door verlamming bedreigd, of heeft althans een periode van vertraging te overwinnen. Sprong en spel verliezen hun lenigheid zoodra zij lenig geweten worden, de kleine kunstenaar wordt door het bewustzijn gedood, - en men rilt thans b.v. voor het lot van het argeloos prachtige Amsterdamsche volkstooneel, nu intellectueelen het hebben ontdekt, zich ermee gaan bemoeien, en gaan definiëeren waarom het ongelooflijk zuiver bleef en den geest van Breero bewaarde. - Het bewaarde dien geest van Breero alleen maar, omdat niemand er ooit notitie van nam, omdat het bloeide als een plant in de wildernis voor zich alleen en uit enkel lust tot bloeien. En ook in 't groot heeft zich dit bewustzijnsgevaar duidelijk getoond: een der meest typische klachtender 19de eeuw was de klacht van het tyrannieke bewustzijn: dat àl dit weten omtrent zijn daden in den mensch iedere daad ontwrichtte. Zelfs onze jeugd heeft, aangestoken door zooveel illustre voorgangers wier autoriteit onweerlegbaar was, onder deze verbeelde ziekte nog zwaar gezucht. Maar hier is tevens iets merkwaardigs te constateeren. Deze kwaal bleek tijdelijk! Plotseling hoorde men er niet meer van. Plotseling, na 1914, is die klacht verstomd. Honderden boeken en studies voor den oorlog over de verwoestingen der analyse, - na den oorlog geen enkele meer, in een bruuske overgang. Heeft de oorlog dit veroorzaakt? Schijnbaar wel, en voor een bepaald percentage zeker. De geweldige daden-explosie van den oorlog, de groote en onbeperkte persoonlijke moed, snelheid en vastbeslotenheid heeft natuurlijk bewezen, dat de mensch nog evengoed dier-en-held (en geen heldendom zonder dronken- | |
[pagina 754]
| |
schap en dierlijkheid, de dronken dierlijkheid der instincten) was als vroeger. Maar dat is toch de essentiëele reden niet. Dit verklaart niet het algeheel verstillen van deze typisch 19de eeuwsche klacht. Want er zijn tenslotte nog zoovelen die nooit een oorlog zagen of beleefden, en in den oorlog zelf bleef de mensch zich zelf gelijk. De oplossing van dit boeiend vraagstuk is zeker nuchterder. - De bewustzijnskwaal had an sich een tijdelijk karakter. Men kan zich namelijk gewennen aan bewustzijn. De 20ste eeuwsche mensch heeft zich gewend aan dit bewustzijn. Het hindert hem niet meer, dit quantum weten te verdragen omtrent zijn daden terwijl hij deze daden volbrengt. - De oorlog heeft eenvoudig een klacht tot zwijgen gebracht, die steeds kunstmatiger was geworden. De mensch heeft zich in dit vermeerderde bewustzijn terechtgevonden. Hij heeft zich eraan gewend, te weten wat hij doet, en hij heeft zich aan de gevolgen van dit bewustzijn aangepast, die een grooter onzekerheid zijn. Het is de zekerheid van het leven zelf die ten slotte overwonnen heeft. - De zekerheid dat liefde liefde blijft als genotgevende factor, - al is er op 't oogenblik bijna niets meer zeker omtrent deze liefde, al is de eeuwige trouw, de bestemming der zielen voor elkaar, het quantum ziel zelfs in de liefde aan een ontzettende twijfel onderhevig geraakt. Een zegevierend pragmatisme heeft de zegetocht van twijfel en analyse stilgezet. - En zoo in het groot, zoo ook in het kleine, in het bijzondere geval. Er is geen kunstenaar die niet op 't oogenblik van zijn succes, dat critiek en analyse meebrengt van zijn middelen, een inzinking en verlamming doormaakt. De sterken echter groeien daar bovenuit. Zij gewennen zich aan de kennis van hun middelen en aan de dubbelzware taak, te doen en zich-tezien-doen in hetzelfde en ondeelbare moment. | |
Jules Romains Le dieu des Corps. F.M. Huebner. Zugang zur Welt.Dus nu de laatste verborgenheid van het huwelijk, die | |
[pagina 755]
| |
men de samenspraak der lichamen kan noemen, in den modernen roman haar eerbiedig isolement schijnt te verliezen, is er wellicht niet zooveel te vreezen. In Frankrijk waren reeds twee romans verschenen: Maurice's Amour, Terre Inconnue, Maurois' Climats, die min of meer aarzelend zich tot in dit kerngebied bewogen. Doch openlijk en volledig doelbewust deed het Jules Romains in zijn roman ‘Le Dieu des Corps’. In Duitschland is het Dr. F.M. Huebner, die in zijn boek Zugang zur Welt ditzelfde probleem essayistisch benaderde. Het bijzondere, en absoluut eigene van deze laatste boeken is, dat zij niet psychologisch inzetten om dan op een bepaald punt gekomen, met een beschroomde aanduiding zich verstaanbaar te maken, - maar dat zij direct en onbeschroomd uitgaan van de huwelijksdaad zelve, niet om in het paradijs der verrukte lichamen te blijven verwijlen, doch om te ervaren wat achter of diep verborgen in deze paradijzen ligt aan onuitzegbare geestlijkheid. Het is ten slotte onmiskenbaar, dat men zich hier op een nieuw gebied bevindt. Men bevindt zich hier aan de nachtzijde van het leven. Alles van zijn lichaam kan een mensch wel uitspreken, maar hoe een taal te vinden voor de onuitspreekbare, flitsende en diepe vermoedens, die de extase der lichamen vergezelt? Zij behooren veeleer op het gebied der magie of het occulte, dan in de regionen van het dagelijksche leven. De geest laat zich niet dwingen het vast te stellen. - Zoo ziet men ook beide schrijvers merkwaardig en gelijktijdig aarzelen, wanneer het er op aankomt een laatste woord te spreken. Een mysterie begint. Men ziet hen tasten in een duister dat zij meer aanvoelen dan begrijpen. De Duitsche schrijver is geneigd deze aarzeling gewelddadig te forceeren. Men heeft het gevoel dat hij zijn vermoedens intellectualistisch vooruit ijlt, wat steeds een gevaar is voor den Duitschen geest. Hij bouwt uitgaande van de huwelijksdaad, een theorie op van een ‘magische vereeniging’ der geliefden, na alle overwonnen bezwaren en doorleden extasen, een ‘contact, via | |
[pagina 756]
| |
de zonnevlecht, met het overwegen, het heelal’, die kennelijk onder den invloed der post-romantici ontstaan,Ga naar voetnoot1) - desniettemin voor ons persoonlijk gevoel, te theoretisch blijft en ons als bijna wetenschappelijke definitie geeft, wat nog alzijdsche onzekerheid is. Niet in de conclusie dus, maar in de beschrijving der liefde die tot deze conclusie leidt, is het boek van Dr. Huebner van een doordringende en verrassende nieuwheid: veel vage en steeds meer vervagende verliefdheids- en zinnenrhetoriek wordt door deze korte aforistische hoofdstukken omvergestooten. Beschroomder, uitvoeriger, meer realistisch, in een roman van niet minder dan drie deelen benadert Jules Romains zijn onderwerp. (Lucienne, Le Dieu des Corps, Quand le Navire...), - men zou zeggen kunnen: meer medisch dan magisch ingezet. Zijn ‘God der Lichamen’ met de beschrijving van een huwelijksnacht die 60 pagina's vraagt, heeft in Frankrijk eenige hilariteit verwekt, - de Fransche geest glimlacht gaarne om passioneele onderwerpen, - maar niemand heeft de ernst van dit onderzoek in twijfel getrokken en de innigheid waarmee gesproken werd over wat voor den mensch het meest wezenlijk is. En wat vond Romains aan het eind van zijn onderzoek, dat een innige en dankbare herinnering was, een klaarblijkelijke poging om den modernen mensch bewust te maken wat hij aan ondoorgrondelijk schoons bezit en misschien morgen reeds verspelen zal, als de huwelijksliefde vervluchtigt in liaison en berekening? Hij vond geen zonnevlechttheorie, als Huebner, hij durft zoover niet gaan! - Maar de bijna medisch gehouden inzet neemt toch ten slotte eenzelfde wending: die naar het magische. In de samenspraak, dat is hier: de samensmelting der lichamen wordt | |
[pagina 757]
| |
zich een verbinding bijna-bewust, schemerend-bewust, die de potentie onzer menschelijke woorden te boven gaat, en zich steeds dwingender bewust, naarmate deze lichamen zich aan elkander gewennen. Dit is de geheime bijbeteekenis van dezen vreemden titel: ‘Le Dieu des Corps’. En het derde deel van deze cyclus is dan niets anders dan de poging: dit vermoeden in te leiden tot de tastbare werkelijkheid. De categorie der vijf zintuigen uit kracht van dit eenheidsgevoel te overwinnen! De man is zee-officier, - is tijdenlang weg. De vrouw verdraagt de kwelling van dit gescheiden-zijn niet, maakt, door algeheelen honger gedreven, met ontzachlijke inspanning haar wezen los uit haar lichaam, volgt hem, zoekt hem op zee, bereikt zijn schip dat vaart onder de sterren, weet zich eindelijk te manifesteeren. Vreemd is dit onderwerp, - onbeholpen dit tasten in het nachtgebied der levens. Maar deze lichaamlooze gang over de wateren is van een ademlooze spanning en een geheimzinnige overtuigende kracht. Dan, na deze suprême inspanning, zinkt het huwelijk terug in de categoriën van het dagelijksche leven. Het is of de mensch voor dit ééne leven zijn kracht heeft uitgeput, en blij is met de hervonden veiligheid der zinnelijke grenzen. - Jules Romains, de schepper van het unanisme, was immer erop gespannen, de geheim gebleven nuances te ontdekken in het vanzelf sprekende. - Thans nam hij het meest vanzelf sprekende. Hij heeft willen zeggen dat het hoogtepunt van lichamelijk zijn in een bliksemend korte beroering is met een diepte-punt van geestelijk zijn, als zouden twee pyramiden elkander raken aan hun toppen. Of, met andere woorden: het hoogtepunt der lichamelijke sensaties kan het begin, het misschien laagste begin zijn van een ongekende geestelijke bestaanswijze, een ongekende geestelijke verbinding tusschen twee menschen, reeds hier, reeds op aarde. Ook het huwelijk, als alle dingen, is misschien slechts een onbeholpen en grof begin. - Hij geeft dit niet als zekerheid, - doch als een spannend, | |
[pagina 758]
| |
hevig vermoeden, met heel de ademlooze schrik erin voor ‘dingen meer in hemel en aarde dan onze breinen kunnen bevatten’. Hij is erin geslaagd, dezen schrik op den lezer over te brengen. |
|