De Stem. Jaargang 9(1929)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 593] [p. 593] Het vaste licht Een kring van engelen kwam zingen Boven het woest en schitterend licht Hun wiekslag en hun zachte zingen Bande de woede van dat licht, De glans die in hun oogen brandde Verwon de onrust van dat licht, Hun spel, en 't spel van hunne landen Beval en temde 't vliegend licht. De snelle engelen wier muziek Het vliegend licht deed staan en beven En aarzelen onder hunne wiek Hebben hun stemmen nog verheven En allen glans gewekt die sliep; Al 't licht lag aan hun voeten samen. Toen was het dat zij afscheid namen, en ieder d' eigen sterren riep. Zoo scheidden zij op hunne wegen En maakte elk zijn plaats bekend; Het duizelige firmament Nog ademloos van die gezangen Zag zich in zijn gesternten hangen Als een volmaakte harmonie En ging zich fonkelend bewegen, Nog bevend van die melodie. [pagina 594] [p. 594] De engelen, in elkanders oogen Zagen het nieuw heelal bewogen, Een oogenblik, een blik van God, De sterren vonden hunne wegen Terwijl die kracht hen nog deed beven. Tot aan het einde van het leven Beweegt het licht naar dit gebod. Vorige Volgende