groepen en secten elkaar bestrijden en fel bestoken, waar ieder in onrust en angst voor verraad leeft, komt nu Paulus. Werfel ziet in hem vóór alles een de demonische persoonlijkheid, een mensch door de hevigste hartstochten bezeten, opgejaagd en voortgezweept door een hoogere macht, die zich aan hem heeft geopenbaard; die van den meedoogenloozen vijand der Christenen, Saulus, tot den herboren Paulus wordt, die de blijmare aan Joden en heidenen moet verkondigen van Jezus Christus, die de Zoon Gods is en die de Wet heeft opgeheven.
Paulus heeft vroeger aan de voeten van den patriarch en schriftgeleerde Gamliel gezeten, wien de onsterfelijke woorden in den mond worden gelegd: houdt Uw handen van deze menschen (d.w.z. van hen die zich voor profeet uitgeven) af en laat hen begaan. Want is dit plan en dit werk van menschelijken oorsprong, dan zal het verbroken worden; is het daarentegen uit God, dan kunt gij hun werk niet te niet doen.
Nadat Paulus vergeefsch heeft gepoogd de Nazareëers te overtuigen van zijn wedergeboorte en van zijn roeping, de Wet als opgeheven te verkondigen en het rijk van Christus allen volkeren als het rijk der armoede en der gelijkheid des Geestes te prediken en met Barnabas eenzaam achterblijft, beseft hij plotseling, dat hij nu maar één taak in Jeruzalem heeft: zijn ouden geliefden leermeester Gamliel tot het nieuwe geloof te bekeeren.
In het derde tafereel zien we hoe Paulus vóór het schoolhuis in den Tempel op Gamliel wacht, zich hem dan in de armen werpt en snikkend bekent: ‘ik ben afvallig geworden’. Maar de diep ontroerde patriarch zegt: ‘Gij zijt teruggekeerd’. Echter, als Gamliel den anderen Rabbijnen jubelend vertelt van Saulus' terugkeer, legt deze een getuigenis af die deze tot razernij en ontzetting brengt. Hij zegt hun: ‘Jezus is gekomen de Wet is opgeheven, de nieuwe wereld begint, maar Israel heeft zijn Messias gedood!’
De diep gegriefde en verontwaardigde rabbijnen willen eerst den ketter ter dood doen veroordeelen, maar Gamliel neemt hem in bescherming; hij is de eenige die iets van het Nieuwe gaat begrijpen, die ziet dat er iets geweldigs en omwentelends met Saulus is gebeurd. En eindelijk besluit men den Rabbi-Bezweerder te roepen om Saulus te genezen van zijn bezetenheid, omdat men hem als een zieke en niet als een misdadiger wil zien.
In het vierde tafereel op Golgotha wordt Paulus 's nachts aan de magische praktijken van den Bezweerder overgeleverd. Deze, het type van uiterst wetsgetrouwen Jood, die alle zestienhonderddertien geboden opvolgt en die niets en niemand ontziet, waar het om de naleving der geboden gaat, deze bekrompen fanaticus zal