die zich te redden tracht in de leugen van moedwillige waanvoorstelling!
Geen verbeelding van overspannen of romantiese geest, maar beelden die oprezen uit 't leven zelf, geen vizioen als werkelikheid, maar werkelikheid als vizioen.
Welnu, dit te geven als een onwerkelikheid, iets vaag simbolies, is geen opvatting waar over te praten valt, dit is een zo fatale vergissing als nauweliks denkbaar is. Neen niets werd van dit werk begrepen. Deze opvatting zelfs onverenigbaar met een opvoering, - waartoe zou zij nog dienen? - voerde van de ene mistasting tot de volgende.
Heel het drama zit bekneld tussen de komst in 't nachtlik uur en de eerste schemer. Twee harten moeten elkaar weerzien, elkaar vinden en verliezen, hervinden zichzelf en elkaar in de enkele uren van één nacht. Enkele uren slechts en de schemer zal zijn vale schijnen spokend doen schijnen langs 't gordijn, enkele uren en de dag zal wit als een doodskleed zich heffen. Beiden weten de toegemeten duur, elke seconde dient benut, het tempo, koortsig snel, bepalen de jagende harten.
Dacht de regisseur zich in het spel, of in de zaal, dacht hij aan de drie avonduren, waarvoor het spel eer te kort scheen, en werd hierom in de breedte gerekt?
Het slepende tempo deed geen voordeel winnen uit de tekstverkorting, terwijl de vertaling het natuurlike, directe al te zeer miste, waardoor nodeloos de zware taak der vertolkers verzwaard werd, en niet het minst in 't stille spel, dat te veel tijd moest vullen.
De jonge soldaat keert van 't front. Om de geliefde weer te zien, om deze met de armen te omvamen gelukszekerheid offert hij zijn leven in de belofte levensgevaarlike opdracht bij terugkeer te volvoeren. 't Bezit van enkele uren is hem meer, dan 't ‘misschien’ van eenmaal durend geluk.
Hij verschijnt, valt in de armen der geliefde, zij snikt; de oude vader weent. ‘Tendrement moqueur,’ vraagt de zoon. ‘Faut-il que je vous console de mon retour?’ Dit sidderend geluk dat op breken staat, deze gelukszaligheid, boven een donkere wanhoop, wordt met voorzichtige woorden opgehouden, tot plots in één golfslag de waarheid van 't levende uur zich heft. Het telegram wordt hem getoond, waarin de dood hem roept. ‘Waarom niet eer gegeven?’ vraagt hij. Vous étiez si joyeux. Dus is de aanvang: een schreiende vreugd, geluk als knappend kristal op de grens der wanhoop. En deze extatiese siddering werd ingeleid met een sentimenteel-stemmingwekkende muziek, terwijl de opdracht met zilveren