De Stem. Jaargang 9(1929)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 213] [p. 213] Van op een brug door A.J. Mussche De nacht is van sneeuw met sterren doorstraald... zijn er goden op zoek naar een kribbe verdwaald? Want een wind stort in vlagen wild en hard en de wateren glimmen en gulpen zwart. Was het niet zóó van eeuw tot eeuw: de waetren 't donkerst als de aarde één sneeuw? en het hart van een mensch 't diepst ondergegaan in nachten, die vlammen met starren belaên? De wereld is duister van àl Gods licht, wie uitkeek werd blind van 't vergezicht. In roek'loozen roes heeft de dag ons verrukt met liefden in bloem na bloem geplukt, en ons uitgeworpen, ontbloot, verarmd, waar niemand zich over ons bloed erbarmt. Schaduw en vlammen verteren ons hart en een broeder valt neer, verschroeid, verstard; en een ander rukt voort, waarheen weet geen, en van over de zee keert geen een, geen een. Vorige Volgende