| |
| |
| |
Levensbericht van ingenieur Ewno Azew door Nico Rost
I
Toen Wladimir Burzew nog een revolutionair was van diepe overtuiging en groote speurzin - noemde men hem niet de Sherlock Holmes onder de revolutionairen - vervoegde zich op zekeren avond aan zijn Petersburger woning een jonge man met name Bakai. Hij deelde Burzew mede tot de politische politie - de Ochrana dus - te behooren, zijn bezigheden echter niet meer met zijn geweten te kunnen overeen brengen en eigenlijk - hoewel hij moest toegeven dat dit voor een spion zeer onwaarschijnlijk klonk - in de grond van zijn hart een revolutionair te zijn. Hij had zich daarom - na lang getwijfeld te hebben - tot Burzew gewend in de hoop dat deze hem geloof zou schenken en eventueel van zijn mededeelingen gebruik maken. Burzew zweeg, liet de man uitpraten, dan, toen hij gemerkt had dat dit alles ernst was, verzekerde hij hem dat een waarachtig revolutionair zijn idealen onder alle omstandigheden en met vele middelen kon dienen. Wie was deze spion der Ochrana, die den revolutionair Burzew zijn diensten aanbood? Toen hij twee en twintig jaar oud was, was Bakai, die in Jekaterinoslaw woonde, lid geworden van de sociaal-democratische partij. In 1902 had men hem gearresteerd. In de gevangenis was hij zwaar ziek geworden en had ten einde raad den weg gekozen, die zoovelen gedwongen zijn te gaan: hij had de politie zijn diensten aangeboden. Hierop had men hem losgelaten en te Warschau aangesteld. Zijn krachten waren echter niet groot genoeg zoodat hij niet in staat bleek dit werk | |
| |
langer te doen. Het was hem onmogelijk zijn vrienden van vroeger aan de politie te verraden. Hij wilde thans een nieuw leven beginnen en had zich daarom tot Burzew gewend. Deze verwonderde zich niet. Hij was onder de Russische revolutionairen de man die het best met deze soort menschen vertrouwd was. Jarenlang had hij de bezigheden der Ochrana bestudeerd - talrijke spionnen onder de leden zijner partij ontdekt en ontmaskerd. Wanneer bij het bestuur der partij twijfel bestond over de betrouwbaarheid van een lid - wanneer men er iemand van verdacht partijgeheimen aan de politie mede te deelen, wendde men zich tot Burzew. Deze onderzocht de zaak en slaagde er in de meeste gevallen in, klaarheid te verschaffen.
Nadat hij Bakai maandenlang op de proef gesteld had en gemerkt dat deze de waarheid sprak deelde hij hem mede van zijn diensten gebruik te zullen maken. Bakai gaf om Burzew beter behulpzaam te kunnen zijn, zijn connectie met zijn vroegere collega's der Ochrana niet op en vernam zoodoende veel wat voor Burzew belangrijk was te weten. Met groote belangstelling - een belangstelling die spoedig in een koortsachtige opwinding zou veranderen, luisterde Burzew naar Bakai's mededeelingen betreffende een zeer belangrijke spion, die in dienst der Ochrana stond, een man die zeer in aanzien was, groote sommen ontving en een leger van rechercheurs onder zich had. De naam van deze man was Raskin. Bakai deelde hem tevens mede dat deze spion zich voor eenige weken van een collega ontdaan had die hem lastig was geworden. Deze collega - een zekere Tatarow (die dus ook in dienst der Ochrana stond) was sedert lange jaren zonder dat zijn revolutionaire bekenden van zijn verraad op de hoogte waren, lid der sociaal-revolutionaire partij. Zelfs in de gelederen der partij zaten dus de spionnen der Ochrana. Tatarow was onder merkwaardige omstandigheden ter dood gebracht. Een gesluierde dame had het partijbestuur een brief overhandigd, waarin geschreven was, dat twee der belangrijkste | |
| |
leden der organisatie eigenlijk spionnen waren en in dienst der Ochrana stonden. Deze twee mannen zouden Tatarow zijn en Ewno Azew, lid van het partijbestuur en een van diens meest invloedrijke leden.
Terstond beraadslaagt men welke maatregelen genomen moeten worden. Aan deze beraadslagingen neemt ook Azew deel. Hij is nerveus en geraakt in groote opwinding. Geen enkele zijner vrienden twijfelt echter aan zijn goede trouw. Hij is reeds jarenlang lid der partij en heeft aan talrijke aanslagen deelgenomen. Hij was het, die de leiding had bij de aanslagen op minister Plehwe en grootvorst Sergius. Aan wien men ook twijfelen kan - aan Azew toch niet. Een onderzoek tegen Tatarow brengt de bewijzen van diens schuld. Wanneer het bestuur nog in onzekerheid verkeert hoe zich van dezen man te ontdoen geeft Azew de doorslag: ‘Natuurlijk moeten wij hem dooden. Wilt ge nog meer bewijzen? Heeft men in een geval als dit veel bewijzen noodig? Zie jullie dan niet dat hij een spion is?’ Het besluit wordt genomen - Boris Ssawinkow met de uitvoering belast. Terstond begeeft hij zich naar Warschau, waar Tatarow zich bevindt. Op klaarlichten dag dringt hij diens woning binnen en slaat hem neer. Op tafel laat hij een brief achter, waarin geschreven staat: ‘dit zal voortaan het lot van elken verrader zijn.’ Den volgenden dag is hij weer te Petersburg waar hij aan het bestuur mededeeling doet zich van zijn opdracht te hebben gekweten.
Burzew weet dat dit alles geschiedde. Hij weet ook dat Azew degeen was, die het plan Tatarow neer te schieten organiseerde en Ssawinkow de opdracht er toe gaf. Thans hoort hij van Bakai dat de belangrijkste spion welke de Ochrana in haar dienst had - Raskin - om zich zelf te dekken zijn collega Tatarow had laten ombrengen. Dat Tatarow een spion was is ook hem bekend. Hij verbleekt wanneer hij logisch verder - denkt: Azew en Raskin zouden dus één en dezelfde persoon zijn? Azew, de man | |
| |
die reeds jaren in het partijbestuur zit en zoo hoog in aanzien staat, als het ware de ziel der Partij is zou dus óók een spion zijn? Hij besluit voorloopig te zwijgen tot hij de zekere bewijzen voor dit verraad in handen heeft.
| |
II
Maandenlang verzamelde Burzew het materiaal noodig om zich zekerheid omtrent Azew's verraad te verschaffen. Hij woonde te Petersburg doch onderhield een uitgebreide briefwisseling met partijleden in Berlijn, Parijs, Londen en Zürich, stond niet alleen in verbinding met de revolutionairen in Centraal Rusland - ook met de gevangenen in de Schlüsselburg en Peter en Paul -, zelfs met de ballingen der uiterste streken in Siberië hield hij contact. Zijn briefwisseling - die tot de merkwaardigste ter wereld behoort - bevat brieven van revolutionairen die hem bekenden dat ze, om weer in vrijheid gesteld te worden partijgeheimen aan de politie verrieden. Talrijke zulke berichten heeft hij in de loop der jaren ontvangen. Menig vriend waarop hij meende te kunnen bouwen had hem zoo geschreven. Hij had brieven ontvangen, waarin men hem anoniem mededeelde, dat lieden die in de partij het hoogste vertrouwen genoten spionnen waren.
Vooral de laatste jaren waren die feiten talrijker geworden. De invloed der spionnen was toegenomen - het bestaan der partij stond op het spel. Hoevele aanslagen waren de laatste jaren niet mislukt, terwijl toch alle noodige voorbereidselen getroffen waren. Telkens waren op onverklaarbare wijze degenen die den aanslag zouden uitvoeren op het allerlaatste oogenblik gearresteerd, telkens werden geheime drukkerijen ontdekt, en bleek het dat de verblijfplaatsen der vrienden bij de politie bekend waren. Reeds lang koesterde Burzew het vermoeden dat een der voornaamste leiders der partij een agent der Ochrana was. Zou Azew deze agent zijn?
| |
| |
Een voor één bestudeerde hij de leden der partij. Met de pijnlijkste nauwkeurigheid ging hij al hun gangen na - bestudeerde hij hun verleden - analyseerde hij hun dagelijksche bezigheden. Hij zelf heeft deze periode beschreven: ‘telkens en telkens stuitte ik op één naam - de belangrijkste onder ons, telkens ook wees ik dit vermoeden terug. Dit kón immers niet mogelijk zijn. Wanneer ik aan de roemrijke daden dacht, die deze man in dienst der partij beging, aan het vertrouwen dat hij genoot, moest ik deze gedachten laten varen.’ Burzew zelf meende onder dit onderzoek te bezwijken. Langzamerhand nam de nerveuse spanning, waarin hij de laatste maanden verkeerde, de overhand, meende hij het offer eener suggestie te zijn, dan, wanneer hij weer tot kalmte gekomen was, vroeg hij zich af of deze man zelf niet het offer van een geraffineerd verraad kon zijn geworden. Was hier een vrouw in het spel? Genoot een vrouw zijn vertrouwen - stond dèze in dienst der Ochrana en werd daarom dit alles bekend? Nieuwe mededeelingen geven hem echter zekerheid dat ook deze opvatting onjuist is - dat deze spion bestaat en werkelijk een der leiders der partij is. Van den Finschen revolutionair Trauberg, wien hij zijn vermoeden had medegedeeld ontvangt hij een uitvoerig schrijven. Trauberg antwoordt hem dat hij zijn vermoeden deelde en hiervoor ook bewijzen meende te hebben. Eenige dagen nadat hij Burzew deze brief heeft gezonden wordt hij gearresteerd, voor de rechtbank gebracht en ter dood veroordeeld. Een paar uren vóór zijn terechtstelling bezocht de procureur-generaal van Petersburg hem in zijn cel. Hij gaf Trauberg den raad den Czaar om genade te vragen en beloofde hem dit verzoek te zullen ondersteunen wanneer Trauberg genegen was daarna in dienst der geheime Politie te treden. Trauberg weigerde, waarop de procureur-generaal na nogmaals te hebben aangedrongen zeide: ‘weet ge dan niet dat ondanks uw weigering uw geheele partij in onze macht is? Weet ge dan niet dat een der leden
| |
| |
van uw partijbestuur in onzen dienst is?’ Vrienden die Burzew onder het gevangenispersoneel bezat deelden hem eenige dagen nadat Trauberg was terechtgesteld dit onderhoud mede. Wederom zag hij zijn vermoeden bevestigd. Trauberg had hem medegedeeld dat ook hij Azew wantrouwde. Was de uitspraak van den procureur-generaal ook geen bewijs?
* *
*
Nadat Burzew in 1907 Rusland verlaten had vestigde hij zich in Parijs. Hij waarschuwt thans voor de eerste maal het Partijbestuur en deelt den leden zijn vermoeden mede dat Azew een verrader zijn zou. Men gelooft hem echter niet ondanks de groote autoriteit die hij in de Partij bezit. Een paar maanden later - 9 Februari 1908 wordt plotseling bijna de geheele voorhoede der partij - de zoogenaamde ‘Vliegende Compagnie van het Noorden’ gearresteerd. Wederom was men bezig met de voorbereiding van een aanslag - wederom bleek de politie ingelicht. Burzew's twijfel is thans geweken. Hij is zeker van zijn zaak doch weet ook dat het de allergrootste moeite zal kosten Azew te ontmaskeren. Hij beperkt zijn waarschuwingen thans niet meer tot het Partijbestuur alleen, doch deelt ze allen leden mee. In de lente van 1908 deelt hij dan voor de tweede maal officieel het partijbestuur mee, dat zijn vermoedens zich steeds meer en meer hebben bevestigd. Een algemeene verwarring onder de leiders ontstaat nu Burzew nogmaals een man beschuldigt die ‘door zijn genie en buitengewone hoedanigheden door de groote diensten die hij de Partij en de Russische Revolutie bewees, grooter was als Gerschuni en naast wien Scheljabow niet in de schaduw staan kon.’ Eenstemmig wezen de leden van het partijbestuur Burzew's verdenkingen terug. In de partijbladen viel men Burzew aan en verklaarde men dat hij een psychopaath was - een waanzinnige die overal spionnen ontdekte. Tezelfdertijd riep men de leden die bij- | |
| |
gedragen hadden geruchten omtrent Azew te verspreiden, ter verantwoording. Het vertrouwen in Azew was in deze dagen nog zóó groot dat Gerschuni, die in Zwitserland woonde en doodziek was, beefde van verontwaardiging toen hij dit alles vernam en terstond - ziek als hij was - naar Petersburg wilde vertrekken om te samen met Azew deze geruchten te onderdrukken. Ondertusschen had het partijbestuur een speciale commissie benoemd, die opdracht had in April, Mei, Juni en Juli een aantal personen, waaronder vooral Burzew, aan een verhoor te onderwerpen. Deze hield zijn beschuldiging staande. Hoewel de meeste leden langzamerhand begrepen, dat zich een spion in hun midden bevond, door wiens toedoen alle aanslagen mislukten, wilde toch geen van hen gelooven dat Azew deze spion was. Wanneer in Augustus het jaarlijksche congres plaats vindt neemt Azew dan ook als gewoonlijk aan alle zittingen deel. Burzew, zelf door ziekte verhinderd het congres bij te wonen - is verbitterd en herhaalt - thans feller dan ooit - zijn beschuldigingen. Het partijbestuur besluit thans Burzew voor een rechtbank van partijleden te dagen, waar hij zijn beschuldiging waar zal moeten maken. Vooral Azew dringt er op aan, dat een dergelijk besluit genomen wordt. Men besluit een eereraad te benoemen, bestaande uit vijf leden, die door het partijbestuur zullen worden gekozen. 20 September zendt Burzew het partijbestuur een uitvoerige verklaring, waarin hij zijn beschuldiging tegen Azew resumeert. Tevens zendt hij een lijst met de namen der kameraden die door Azew aan de politie zijn overgeleverd (de geschiedenis van zeven partijleden die door hem verraden werden, heeft Andrejew ons in zijn novelle ‘De zeven gehangenen’ medegedeeld). Hij vraagt het partijbestuur Azew hiervan niet in kennis te stellen en verzoekt tevens schriftelijk hem eventueele onjuistheden mede te deelen. Men antwoordt dat zijn voorwaarden onaanneembaar zijn. Het partijbestuur is er in die dagen van overtuigd dat de onschuld van Azew spoedig zal zijn | |
| |
bewezen en Burzew als een gevaarlijk psychopaat ontmaskerd. Ondertusschen gaat ook het gerucht dat Burzew zoovele connecties heeft met het departement van politie dat men niet kan weten of hij eigenlijk niet het offer eener intrige is. Deze geruchten nemen in den loop van eenige weken zulk een omvang aan, dat men vreezen moet dat de strijd van Burzew om de waarheid zijner beschuldiging voor hem een strijd op leven en dood zal worden. Wanneer Azew eens sterker is? Wanneer deze die geruchten omtrent Burzew eens zóó weet te versterken, dat men dezen voor een spion houdt en onschadelijk maakt?
| |
III
Azew - wiens eigenlijke naam Ewno Mayer Fischelewitsch Azew luidde - was in 1869 in Rostow aan de Don, waar zijn vader kleermaker was, uit Joodsche ouders geboren. Hij bezocht er het gymnasium, werd echter op zijn zestiende jaar wegens zijn driftig karakter van school verwijderd. De volgende drie jaren gaf hij privaatlessen en bereidde zich met het geld dat hij hiermee verdiende, op het eindexamen voor. Een tijd lang is hij journalist aan een provinciaal blad - daarna boekhouder en een paar maanden secretaris bij de arbeidsinspectie. Plotseling verdwijnt hij uit Rostow. Men beschuldigt hem er van bij de arbeidsinspectie een aanzienlijk bedrag te hebben verduisterd en is tevens van meening dat hij zijn eindexamen-diploma op onwettige wijze heeft verkregen. In Karlsruhe laat hij zich inschrijven aan de Polytechnische Hoogeschool, waar in 1892 slechts 30 Russen studeerden, die allen op de universiteitsbibliotheek werken, zoodat zijn verblijf spoedig wordt opgemerkt. Hij ontmoet hier een zekeren Kosin die eveneens uit Rostow komt en met wien hij gaat samenwonen. Na eenige weken wordt hij lid van de sociaal-democratische studentenvereeniging, waar men hem spoedig respecteert als iemand met groot talent en goed gefundeerde kennis, die echter meestal zwijgt en | |
| |
door de meesten niet sympathiek wordt gevonden. Hij blijft twee jaar te Karlsruhe en studeert dan - daar hij een groote voorliefde voor electrotechniek bezit - nog enkele semesters te Darmstadt. In 1897 slaagt hij summa cum laude voor zijn ingenieursexamen en vindt spoedig een betrekking bij de A.E.G. te Berlijn waar eenige jaren later een andere bekende persoonlijkheid uit de Russische Revolutie werkzaam zou zijn: Krassin. Na een paar maanden vertrekt hij echter naar Moscou waar hij voor dezelfde firma werkzaam is en krijgt daar een salaris van 175 roebel. Men geeft hem echter spoedig zijn ontslag, daar hij steeds driftig is - nimmer op tijd in zijn bureau komt en het met zijn chefs niet goed vinden kan. Hij is ondertusschen getrouwd. Tijdens zijn verblijf in Karlsruhe had hij zijn vrouw leeren kennen - een Russische uit Mohilew die in Bern als modiste in haar onderhoud voorzag en hierdoor in staat was tevens aan de universiteit te studeeren. In 1895 schenkt ze hem een zoon - zeven jaar later een dochter. Is het denkbaar dat deze vrouw van de daden van haar man geheel onkundig was, terwijl bewezen is dat Azew's connecties met de Ochrana reeds van zijn studententijd te Karlsruhe stammen, waar hij voor het eerst den Russischen consul zijn diensten aanbood? Weinigen zullen dit gelooven en toch schijnt deze vrouw steeds tot aan Azew's ontmaskering van dit alles onkundig te zijn gebleven - heeft ze tot op het allerlaatste oogenblik aan hem geloofd. Deze vrouw, zelf lid der partij der sociaal-revolutionairen, leefde in bescheiden omstandigheden ergens in het land, meestal in Zwitserland of Parijs, zorgde voor de opvoeding van hare beide kinderen en vertelde hen bij het naar bed gaan van hun vader - ‘den grooten revolutionair’ - die zoo weinig bij hen kon zijn, omdat hij vechten moest tegen degenen die het Russische volk onderdrukten. Deze vrouw moèst in hem gelooven waar steeds vrienden haar kwamen vertellen hoe groot zijn aanzien in de Partij was, hoe men | |
| |
hem vertrouwde, wat voor dappere daden hij bedreven had. Het was onmogelijk dat eenige twijfel bij haar kon opkomen wanneer hij nu en dan een paar weken temidden van zijn gezin doorbracht, onbekommerd met zijn kinderen, die hem verafgoodden, speelde, en urenlange wandelingen door de bergen met haar maakte.
In Petersburg bracht dezelfde man vele nachten in het ‘Aquarium’ door - een bar waar de Russische aristocratie verkeerde. Thuis werd hij driftig wanneer een vriend het waagde over een sexueel probleem te praten - eenmaal in den vreemde was hij steeds in gezelschap van allerlei cocottes. Hij was in Moscou, Petersburg en Parijs een stamgast in vele tingeltangels en bordeelen. Toen het een of andere partijlid hem in het Aquarium met eenige cocotten en den chef der Geheime Politie, generaal Gerassimow, in een séparé aantrof, wekte dit alles geen argwaan doch vertelde men elkaar later met trots dat ‘onze Azew’ zeker weer een nieuwe aanslag voorbereidde - en achter de werkzaamheden der Ochrana wilde komen. Terwijl zijn vrouw er nog eenige maanden voor zijn ontmaskering over klaagde, dat ze haar kinderen geen pianoles kon laten geven, bracht Azew duizenden op de bank en gaf hij zijn maîtresses de kostbaarste geschenken. Was deze man werkelijk vanaf het begin zijner loopbaan een spion? Is hij misschien terwijl hij reeds in dienst der Ochrana stond door de revolutionaire ideeën aangestoken? Hij verried de politie aan zijn vrienden en ging er - misschien aarzelend - toe over zijn vrienden aan de politie te verraden, had misschien zelfs een gevoel van verachting voor zijn partijleden, die zoo vast in hem geloofde en daardoor zijn loopbaan als spion mogelijk maakten. Zeker heeft eerst geldnood hem tot verraad gedreven - daarna verachting - in de laatste jaren misschien een gevoel van hoogmoedswaanzin, waardoor hij zich Heer en Meester voelde over het leven van grootvorsten en ministers, van revolutionairen en zijn collega's uit de Ochrana. | |
| |
Als Russisch student te Karlsruhe was het bedrag dat hij van den Russischen consul ontving voor informaties overdepolitieke denkbeelden zijner medestudenten, een redding uit honger en ellende. Later zal hij steeds op deze ‘bijverdienste’ gerekend hebben tot ze tenslotte zijn voornaamste bron van inkomen werd. Toen hij eenmaal vrij was van de ellende, die hij in Rostow en de eerste tijden in Karlsruhe gekend had, zal hij zichzelf gezworen hebben nimmer meer honger te lijden. Hij zal gemeend hebben, dat de informaties die hij gaf, in den beginnen vrij onbelangrijk waren en weinig schade aanrichtten. De politie vroeg echter steeds meer en bood hem telkens een grooter salaris aan. Wanneer men de brieven leest die hij in de jaren 1897-'99 - jaren, waarin hij honderden vrienden aan de politie overleverde, aan zijn vrouw schreef, staat men voor een raadsel. Hij schrijft over de tactische problemen van het terrorisme, kritiseert revolutionaire brochures en theoretische werken. Een gevoel van groote melancholie spreekt uit al deze brieven: ‘Ik gevoel mij zeer ongelukkig en vind dat mijn leven treurig en somber is. Moet ik dan leven als een zeeman die het geluk zoekt, het schip vindt dat hem naar het land van geluk brengen kan, doch plotseling schipbreuk lijdt? Ben ik nu veroordeeld op dit onbewoonde eiland te blijven? Ik voel langzamerhand dat het onmogelijk is van dit eiland in de werkelijkheid terug te keeren.’ Er is in al deze brieven steeds weer sprake van de liefde voor zijn vrouw: ‘Ik houd vooral zoo van je om al het zuivere en het ware, dat in je zit. Waarom ben je niet hier? Ik verlang zoo naar je. Voor de groote sociale strijd hebben we krachten noodig, waarop we rekenen kunnen. Denk dus nu aan je gezondheid en pas op dat je niet ziek wordt. Ik wil dat mijn vrouw een sterk en dapper partijlid is, die alle gevaren kan trotseeren.’ In andere brieven klaagt hij over geldgebrek - over ontberingen die hij moet doorstaan in het belang der Partij, over allerlei materieele moeilijkheden. In 1895 is hij tot de Partij toegetreden - zeven jaar later is hij lid vanhet partij- | |
| |
bestuur en almachtig leider der terroristische afdeeling. Hij richt een laboratorium op voor de fabricatie van bommen en regelt de geheime verspreiding der revolutionaire literatuur. Eerst jaren later bemerkt men dat de meeste aanslagen, die hij voorbereidt mislukken. Zoo mislukt de aanslag op grootvorst Nikolai Nicolajewitsch, tegen generaal Trepow (die thans filmstatist is te Hollywood bij Emil Jannings); tegen grootvorst Wladimir; de militaire rechtbank te Kroonstad; tegen generaal Kleighel en zoovele anderen. Wanneer aanslagen gelukten waren meestal op het laatste oogenblik, terwijl Azew afwezig was, andere partijleden met de uitvoering belast. De politie arresteerde dan degenen die Azew oorspronkelijk had aangewezen, terwijl deze - toevallig - op het allerlaatste moment hun werk aan anderen hadden moeten overlaten. Hij nam deel aan de voorbereiding voor de aanslag op minister Stolypin, besloot echter op het laatste oogenblik het bevel te geven tot de uitvoering ervan niet over te gaan daar volgens hem de technische uitrusting onvoldoende was: Gerschuni, eveneens lid van het partijbestuur, laat hij arresteeren: twee revolutionaire officieren, Grigoriew en Nodarow, die opdracht hadden den reactionairen Pobjedonoszew, de procureur der Heilige Synode te dooden werden op zijn wenk gearresteerd en later ter dood gebracht. Nu Gerschuni onschadelijk gemaakt is, is Azew voorzitter en leider der terroristische afdeeling. Een maand na diens veroordeeling tot levenslange gevangenisstraf in de Schlüsselburg schrijft hij zijn vrouw: ‘Helaas heeft de Partij weinig initiatief. Ik moet alles alleen doen, wanneer ik niets doe, wordt alles verwaarloosd. Men meent met verstandige volwassen menschen te doen te hebben, doch het zijn alle kinderen. Ik ben in Moscou geweest, maar men praat maar en doet niets.’
Terecht schreef Martow eenige jaren later: ‘De wereld zal Judas Iskariot reeds lang vergeten zijn, wanneer ze zich Azew nog zal herinneren.’
(Wordt vervolgd)
|
|