| |
| |
| |
Het oordeel door J. Welders
Zooals de beroemde vraag van Kant: hoe is ervaring mogelijk, honderdvijftig jaar geleden een nieuwe periode heeft ingeluid in de geschiedenis van het menschelijk denken, zoo zullen wellicht latere tijden de wending in de geschiedenis der maatschappelijke en politieke ontwikkeling een aanvang doen nemen bij de vraag, welke thans door de Russische Revolutie is gesteld: hoe is socialisme mogelijk. Want dit is de kern van de Russische Revolutie en haar groote beteekenis voor deze en komende tijden: dat zij een poging voorstelt, voor het eerst in de geschiedenis der menschheid, om het socialistisch beginsel in het maatschappelijk leven van een groot volk te verwerkelijken. In de Russische Revolutie beleven wij den overgang van het socialisme uit de sfeer der propaganda naar die der praktijk. Na het uitbreken der Revolutie, in November 1917, konden dan ook voor een wijle de polemieken tusschen socialisten en niet-socialisten verstommen; het Socialisme zelf nam het woord.
Dit laatste was ongetwijfeld van groot belang, omdat nu de zeldzame gelegenheid werd geboden de methode van het experiment toe te passen op een terrein, dat tot nog toe deze methode steeds had afgewezen. Zoo al aan de natuurkunde het experiment, dat de contrôle vormt van de praktijk over de theorie, niet vreemd is, voor de economie kan de methode om door middel van proefneming een stelling op haar juistheid te toetsen niet worden toegepast. Met menschengemeenschappen laat zich nu eenmaal niet naar willekeur experimenteeren, en de zoogenaamde proefneming met de socialistische kolonies elimineert | |
| |
zoo vele en zoo belangrijke elementen van het werkelijke maatschappelijke leven, dat zij als experiment vrijwel waardeloos mogen heeten. De vraag, of thans een samenleving mogelijk is waarin het privaat bezit der productiemiddelen is opgeheven, was dan ook tot nu toe steeds een kwestie van theoretische redeneering. En Karl Marx, de vader van het moderne socialisme, heeft dan ook altijd op de noodzakelijkheid van de theoretische doordenking gewezen, - zulks op voetspoor van den jongen Hegel, die ook, blijkens zijn brieven, de revolutioneering der geesten de noodzakelijke voorwaarde achtte voor de revolutioneering der feiten. De theorie propageeren, ‘Dialektik einpauken’, was het kernpunt van de propaganda, zooals Marx die in zijn grootsche conceptie voor oogen zag, ‘denn auch die Theorie wird zur Gewalt wenn sie die Massen ergreift.’ Trouwens in de geheele denkwijze van Marx, de denkwijze der immanente ontwikkeling zooals Hegel die had uiteengezet, was voor de methode van het experiment geen plaats. Nadrukkelijk verklaart hij, ‘dass nicht der praktische Versuch, sondern die theoretische Ausführung der kommunistischen Ideeen die eigentliche Gefahr (voor de burgerlijke maatschappij) bildet; denn auf praktische Versuche, und seien es Versuche in Masse, kann man durch Kanonen antworten sobald sie gefährlich werden, aber Ideeen, die unsere Intelligenz besiegen, die unsere Gesinnung erobern, an die der Verstand unser Gewissen geschmiedet hat, das sind Ketten, denen man sich nicht entreisst ohne sein Herz zu zerreissen, das sind Dämonen, welche der Mensch nur besiegen kann, indem er sich ihnen unterwirft’.
De leer van Marx is in dit opzicht stellig niet in voldoende mate opgevolgd. Het antwoord op de alles beheerschende vraag: hoe is socialisme mogelijk, - een vraag, die in ons land jaren geleden door mr. N.G. Pierson is gesteld - werd niet doordacht en onderzocht. De theoretische bestudeering van dit kernprobleem bepaalde zich voorna- | |
| |
melijk tot een min of meer goedkoope, min of meer juiste, en in ieder geval zeer gemakkelijke kritiek op het kapitalisme en tot een schildering van de heerlijkheden, die het socialisme ons eens zou brengen. Een werkelijke bestudeering van de problemen, die een socialistische maatschappij, op straffe van ondergang, heeft op te lossen, is nimmer geschied. Ook niet door Kautsky in zijn bekende studie over de sociale revolutie.
De Russische Revolutie stond dan ook voor een uiterst moeilijke taak. Zij had als pionierster handelend op te treden op een terrein, dat vóór haar noch wetenschappelijk noch practisch was bewerkt, en zij had zich in dit gebied een doel ter verwezenlijking gesteld, waarmee zoowel de reputatie van een wereldbeweging als het geluk van een groot volk waren gemoeid. Zoo al, met twijfelachtig recht overigens, aangevoerd mocht worden, dat, reeds een halve eeuw vóór de revolutie haar arbeid begon, het socialisme was verheven van utopie tot wetenschap, zoo bleef dan toch aan de Russische Revolutie de ontzaglijke taak het socialisme te verheffen van wetenschap tot praktijk. En voor dien arbeid, dien zij bovendien te verrichten had onder uiterst moeilijke omstandigheden, bezat zij nagenoeg niets anders dan haar ontembare energie en haar bergen-verzettend geloof. Zij had niet alleen tegen een wereld van vijanden te strijden en zich zelve te handhaven, zij had bovendien een grootsch beginsel ter overwinning te leiden. In haar moest de idee eener socialistische gemeenschap zegevieren, - of zij was verloren. Tusschen het beginsel der toekomst en dat van het heden is geen compromis mogelijk; hier zijn slechts twee mogelijkheden: overwinning of nederlaag. Een nederlaag - en dit hadden de leiders der Russische Revolutie zich voor oogen te stellen - beteekende een vernietigend oordeel over de socialistische theorieën en de socialistische beweging; een overwinning, daarentegen, beteekende het vonnis over en de ineenstorting van het | |
| |
kapitalisme. Welke ook de uitslag zoude zijn, het oordeel van deze meest grootsche periode in de geschiedenis der Europeesche menschheid zou het oordeel zijn over een wereld-orde.
Welk probleem was het, dat aan de Russische Revolutie ter oplossing was gesteld. Dit: hoe is het mogelijk om in een socialistische samenleving, in een maatschappij derhalve waarin de productiemiddelen en de daarmee vervaardigde producten in handen van den staat zijn en waarin dus ook de vrije markt van vraag en aanbod der productie- en verbruiksgoederen is opgeheven, de productie zoodanig te regelen, dat zooveel mogelijk de behoeften der menschen duurzaam worden bevredigd. Hierbij valt, ter nadere preciseering, op te merken, dat een duurzame bevrediging slechts mogelijk is, wanneer de productie op zijn minst evenveel waarde schept, als de moeiten (kosten) beloopen, die voor de verkrijging van die productie moeten worden besteed; immers zouden de kosten steeds meer beloopen dan de waarde van het verkregen resultaat, dan zou een voortgaande verarming, d.i. een steeds verminderde voorziening der behoeften, niet te vermijden zijn.
Het hier gestelde probleem is volstrekt niet een bijzondere vraag, welke alleen voor het socialisme zou gelden. Integendeel, het is het probleem, dat elke maatschappelijke ordening, van welken aard ook, op straffe van ondergang heeft op te lossen. Zou zij het niet kunnen, dan zou zij haar eigen vonnis hebben uitgesproken. Verarming, ontbinding en ineenstorting zouden onvermijdelijk zijn.
Voor de natuurlijke volkshuishouding, de ‘Naturalwirtschaft’ is deze primaire levensvraag betrekkelijk gemakkelijk op te lossen. De producenten in een dergelijke samenleving werken over het geheel nog niet voor de markt, doch vrijwel uitsluitend voor de bevrediging van eigen- en gezinsbehoeften. De producenten zijn hier tege- | |
| |
lijkertijd de consumenten van hun eigen producten en zij zijn dus zoowel van hun eigen behoeften op de hoogte als van de mogelijkheid om die behoeften te bevredigen. Bij deze doorzichtige en weinig gecompliceerde verhoudingen kan het geringe moeite baren de productie in de gewenschte richting te stuwen - uitbreiding van den veeteelt, inkrimping van den landbouw enz. - en ervoor zorg te dragen, dat de aangewende moeiten (kosten) niet grooter zijn dan het resultaat, hetwelk er mee wordt verkregen.
Veel meer moeilijkheden brengt de oplossing der gestelde vraag mee voor de kapitalistische samenleving. Immers hier wordt niet meer geproduceerd voor eigen behoeften, maar voor de behoeften van millioenen. De hoeveelheid dier behoeften van de verbruikers en vooral de graad van intensiteit, welke de diverse behoeften voor elken verbruiker hebben, is onmogelijk vast te stellen voor den fabrikant, den mijneigenaar, den exploitant van een spoorweg enz. Hoe kan de producent weten, dat de goederen, welke hij vervaardigt, ook werkelijk afzet zullen vinden bij de verbruikers, en vooral hoe kan hij weten, nu er zoo een groote afstand ligt tusschen het productiemiddel, bijv. een steenkolenmijn, en het verbruiksartikel, of de kosten, die hij voor de productie maakt, wel hun compensatie zullen vinden in de opbrengst van het eindproduct? Hiervoor nu zijn twee hulpmiddelen geschapen:
1°. de vrije markt, waarin de koopers en de verkoopers elkaar ontmoeten en waarop de ruiltransacties tot stand komen;
2°. de schepping van een rekenings-eenheid, waartoe alle goederen - juister: alle waarde-oordeelen der subjectieve verbruikers - worden herleid, zoodat zij kunnen worden uitgedrukt in veelheden van die rekeningseenheid en dus met elkaar vergelijkbaar zijn. In onze samenleving is die rekenings-eenheid het geld; het waarde-oordeel, uitgedrukt in geld, noemt men: de prijs.
| |
| |
Door dit organisme van de geldrekening en de prijsvorming, die de vrije markt zoowel vooronderstelt als mogelijk maakt, is de maatschappij bij machte de productie zoo te regelen, dat deze zooveel mogelijk in de behoeften voorziet en dat het resultaat van dien arbeid, uitgedrukt in geld, niet achterstaat bij de kosten, welke ter bereiking van dat resultaat zijn gemaakt. Een Oostenrijksch econoom (Ludwig Mises), die over deze problemen een zeer opmerkelijke studie heeft geschreven, (Die Gemeinwirtschaft, Untersuchungen über den Sozialismus) noemt dit laatste, het zorgen dus voor een juiste verhouding tusschen kosten en resultaat: ‘die Wirtschaftsrechnung’, ‘Ohne Wirtschaftsrechnung’, zoo zegt hij, ‘keine Wirtschaft’.
Hoe staat het nu met de oplossing van het primaire levensprobleem voor de socialistische samenleving? Hier zijn alle producenten vereenigd tot een groot-producent: den staat. Deze bezit de productiemiddelen en regelt de productie. Hoe kan hij die echter regelen? Uiteraard slechts door de ‘Wirtschaftsrechnung’. Deze heeft in een socialistische maatschappij zelfs veel meer beteekenis dan in een kapitalistische samenleving. Heeft in deze laatste een producent een verkeerde ‘Wirtschaftsrechnung’ opgemaakt en verkwist hij daardoor de productieve goederen, dan kost het hem weliswaar zijn maatschappelijk bestaan, maar daar hij onmiddellijk door anderen wordt vervangen, lijdt de samenleving als geheel daar nauwelijks schade van. Als echter de socialistische staat door een verkeerde ‘Wirtschaftsrechnung’ de rijkdommen der natie verkwist, moet de geheele natie daarvan de ellende ondervinden: de staat gaat te gronde en sleept in zijn ondergang het geheele volk mee.
Zoo ergens, dan moet dus stellig in de socialistische maatschappij een nauwkeurig en feilloos werkende wirtschaftsrechnung worden opgesteld. Doch - en ziehier de socialistische maatschappij gevonnist - haar ontbreekt de mogelijkheid om de rekening der
| |
| |
volkshuishouding op te maken, haar ontbreekt dus de mogelijkheid van rationeel handelen. In de socialistische maatschappij is de vrije markt opgeheven; de staat beschikt over alle producten en productiemiddelen. De vrije prijsvorming ontbreekt derhalve, de prijzen, uitgedrukt in geld, bestaan niet meer. Zoo het al voor den staat mogelijk zou zijn nauwkeurig vast te stellen voor elk bedrijf, wat dit voor zijn productie behoeft, zoo is het hem toch onmogelijk - en dit is zeker een niet minder belangrijk deel van de wirtschaftsrechnung - de waarde der vereischte productiemiddelen te bepalen. Dit beteekent, dat de socialistische staat niet kan weten, of zij rationeel of irrationeel handelt. Een voorbeeld moge dit verduidelijken: een fabriek van rails, die den spoorweg moet leveren voor de treinen welke bestemd zijn voor de distributie van graan over het geheele land, weet hoeveel kolen noodig zijn om het bedrijf te voeren. Maar hoe weet de mijndienst nu, of de levering van kolen aan deze railfabriek de kosten goedmaakt, die aan het delven der kolen zijn verbonden, en of het niet voordeeliger ware de kolen voor de koopvaardijvloot, voor een petroleumbedrijf of voor andere fabrieken te bestemmen? Dezelfde vraag kan natuurlijk op haar beurt de rail-dienst stellen: loont het resultaat de kosten, zou een ander tracé van den spoorweg niet te verkiezen zijn, zou de vervaardiging van bijvoorbeeld landbouwmachines niet meer aanbeveling verdienen? Daar er geen prijzen meer bestaan, de vrije markt opgeheven is en de uitdrukking van de waarde der productiemiddelen (inclusief den arbeid) in geld niet meer mogelijk is, kunnen deze vragen niet worden opgelost. Dit beteekent, dat het rationeele handelen verdwijnt en de socialistische samenleving ten slotte tot een chaos moet ineen storten.
Men stelle zich de positie voor van de socialistische samenleving. Er zijn duizenden fabrieken, waarin wordt gewerkt; in enkele van hen worden verbruiksgoederen ver- | |
| |
vaardigd, in de meeste echter productiemiddelen en halffabrikaten. Al deze fabrieken staan met elkaar in verbinding, welke loopt van grondstof tot eindproduct. In de rustelooze werkzaamheid dier fabrieken ontbreekt het echter aan productie-leiding. Men kan niet vaststellen, of de arbeid wel loonend is, of er niet materiaal wordt verkwist. Hoe zou men dit kunnen weten? Op zijn hoogst, en zelfs dit is nog onwaarschijnlijk, kan men nagaan, of de vervaardigde verbruiksgoederen in overeenstemming zijn met de behoeften der consumenten. Maar het is, bij gebrek aan een geldrekening, niet mogelijk vast te stellen, of de besteede moeiten opwegen tegen het verkregen resultaat, of de productie en de richting waarin zij zich beweegt zoo voordeelig mogelijk gekozen zijn. ‘Jede wirtschaftliche Veränderung,’ zoo zegt Mises, ‘wird im socialistischen Gemeinwesen zu einem Unternehmen, dessen Erfolg weder im vorhinein abgeschätzt noch aech später rückschauend festgestellt werden kann. Alles tappt hier im Dunkeln. Socialismus ist Aufhebung der Rationalität der Wirtschaft.’ De geldrekening (prijs) is voor den productie-leider, wat het kompas is voor den zeeman; en evenmin als de rationeele zeevaart zonder kompas mogelijk is, evenmin is economisch, d.i. rationeel handelen zonder geldrekening te denken.
Er is slechts één mogelijkheid, die het socialisme uit deze impasse kan redden. Men zou namelijk een andere rekenings-eenheid dan geldkunnen vinden, waarmee de waarde der goederen (resp. de subjectieve waarde-oordeelen) kan worden gemeten. Inderdaad hebben enkele socialistische auteurs - en de Russische Revolutie! - dat geprobeerd. De socialistische maatstaf der waarde zou dan bestaan in: den arbeid. Ziehier wat Fr. Engels daarvan zegt in zijn boek Herrn Eugen Dührings Umwälzung der Wissenschaft:
‘De samenleving kan eenvoudig berekenen hoeveel arbeidsuren besloten zijn in een stoommachine, een hecto- | |
| |
liter koren, den laatsten oogst, in honderd vierkante meter linnen van bepaalde kwaliteit... Uiteraard zal ook dan de maatschappij moeten weten hoeveel arbeid noodig is voor de vervaardiging van elk verbruiksartikel. Zij zal haar productieplan moeten vaststellen naar de productiemiddelen, waartoe in het bijzonder ook de arbeidskrachten behooren. De nuttigheid der verbruiksartikelen, te vergelijken zoowel onderling als met de arbeidshoeveelheid, welke voor hun productie noodzakelijk is, zullen het plan ten slotte bepalen. Alles is zeer eenvoudig, zonder dat de zooveel geroemde “waarde” er iets mee te maken heeft.’ Ook de leiders der Russische Revolutie, die de noodzakelijkheid inzagen om voor de socialistische samenleving een waarde-maatstaf vast te stellen, daar rationeel handelen niet meer mogelijk bleek, - Bucharin, Tsjajanow, Strumilin, Varga - hebben teruggegrepen naar den arbeid als rekeningseenheid. Deze heeft voor dit doel echter gefaald, omdat een maatstaf ter vergelijking van gekwalificeerden arbeid met ongekwalificeerden arbeid ontbreekt - hoe kan men den arbeid van een chemicus in een laboratorium vergelijken met den arbeid van een krullenjongen in een timmermanswerkplaats? - en omdat het niet mogelijk is vast te stellen hoeveel arbeid na alle voorafgaande bewerkingen der grondstof, ten slotte in een eindproduct ligt besloten.
Zoo leert ons de theorie van de Wirtschaftsrechnung, dat de socialistische samenleving, wegens de onmogelijkheid om rationeel te handelen, moet ineenstorten, d.w.z. onbestaanbaar is.
En wat leert ons de Russische Revolutie? Precies hetzelfde! In dit verband moge hier gewezen worden op een onlangs verschenen korte, maar buitengewoon interessante studie van Boris Brutzkus, getiteld; Die Lehren das Marxismus im Lichte der Russischen Revolution’. Dit boekje van nog geen 100 bladzijden, dat stellig tot de belangwekkendste geschriften over de Russische Revolutie behoort die in | |
| |
de laatste jaren zijn verschenen, staat torenhoog boven de banale propaganda en anti-propaganda litteratuur waarin tallooze scribenten over de groote Revolutie hun van alle idee gespeende meeninkjes hebben uitgegoten. Brutzkus, thans professor aan het Russische Wetenschappelijk Instituut te Berlijn, was professor aan de landbouwhoogeschool in Petrograd, doch werd in 1922, waarschijnlijk in verband met zijn lezingen en zijn latere publicaties over het socialisme, waarvan het genoemde boekje een samenvatting is, uit Rusland verbannen. Thans verblijft hij in Berlijn.
In zijn boven vermelde studie onderzoekt hij de vraag, waarom de Revolutie gefaald heeft in haar poging om het socialisme in Rusland in te voeren. En zijn antwoord is volkomen gelijk aan het antwoord, dat de theorie reeds had gegeven: zij heeft gefaald, omdat de Wirtschaftsrechnung niet mogelijk was en de rationaliteit in het economisch handelen dus was opgeheven; ontbinding der samenleving, verarming en hongersnood waren er de gevolgen van. ‘Wij krijgen weliswaar melk’ zoo zegt Brutzkus in een van zijn lezingen ‘wij bakken brood, herstellen wagons, vervoeren kolen, maar niemand is bij machte te zeggen wat ons die productie van melk, dat bakken van brood, die herstelarbeid aan wagons en dat vervoer van kolen kosten. Deze stand der dingen moest voor de volkshuishouding tot een catastrophe leiden en inderdaad is die catastrophe ingetreden.’ Men weet hoe Lenin - en dat is stellig zijn geniaalste daad - op deze catastrophe heeft geantwoord: door invoering van de Nep, d.w.z. door het herstel van de kapitalistische Wirtschaftsrechnung voor de staatsbedrijven.
Wèl te verstaan: de kapitalistische Wirtschaftsrechnung, de geldrekening ter uitdrukking der prijzen. Want de leiders der revolutie hebben zich niet onmiddellijk gewonnen gegeven. In overeenstemming met Marx en Engels is namelijk getracht een anderen waarde-maatstaf vast | |
| |
te stellen dan die, welke in onze samenleving geldt; men heeft den arbeid als maatstaf voor waarde aangenomen. Doch deze heeft zich, naar Brutzkus overtuigend aantoont, en door het overgaan tot de Nep trouwens ook bewezen is, ‘völlig unfähig (erwiesen) uns einen Maszstab zu geben, ob ein Unternehmen überhaupt wirtschaftlich ist oder nicht.’
De conclusie van Brutzkus uit zijn beklemmend logisch betoog luidt dan ook: ‘de socialistische staat, zelfs toegerust met alle wapenen der wetenschappelijke theorie en met een reusachtig statistisch apparaat, is buiten machte de behoeften van zijn burgers vast te stellen, buiten machte die behoeften naar hun intensiteit te groepeeren (abzuwägen) en derhalve ook buiten machte de richting der productie te bepalen.’
Wat wij hier uit deze nuchtere redeneering en harde zakelijkheid voor onze oogen zien verrijzen, is niet meer of minder dan het beeld van de tragiek der Russische Revolutie. Deze heeft, in een ongekende vermetelheid van den geest, haar wil gesteld tegenover de wetten van de samenleving en zij heeft het zelfs bestaan, voortgestuwd door haar machtig enthousiasme, het Leven zelf te tarten door de constructie van haar ideale menschenmaatschappij te doen rusten op de psyche van een Nieuwen Mensch. Hiermede echter heeft zij de duistere machten van het noodlot opgeroepen, en haar heeft het vonnis getroffen, dat in elke tragedie het lot is van den tragischen held, die het gewaagd heeft tegen de eeuwige wetten te rebelleeren: zij is te gronde gegaan. In haar greep naar de samenleving, zoowel als in haar greep naar de ziel van den mensch heeft zij jammerlijk misgetast, en al de middelen die zij heeft aangewend om, trots alles, den strijd zegevierend te beëindigen: de bloedige terreur, de matelooze onderdrukking, de beschamende schending van alle wetten der menschelijkheid, maar ook haar | |
| |
grandioos geloof in zich zelve, haar weergalooze moed en haar heroïsche kracht tot lijden, hebben haar val niet kunnen verhinderen. Zij is aan haar ideaal bezweken.
En ziehier dus haar tragische schuld: zij heeft zich, in haar streven naar een ideaal van menschelijke samenleving, aan den geest en de ziel van den mensch vergrepen; daarom is zij door het Leven geoordeeld en gevonnist.
Men stelle zich goed de konsekwentie van deze uitspraak voor oogen. Het is niet waar, zooals van bepaalde zijde zoo gaarne wordt betoogd, dat het falen der Russische Revolutie in haar voornaamste taak: de vorming van een socialistische samenleving, de waarheid van het gepropageerde socialisme intact laat. Niet door bijkomstige factoren is de Russische Revolutie buiten machte gebleken een socialistische samenleving op te bouwen. De intelligentie der leiders, de heroïek van het Russische proletariaat, en het bestaan van een, dank zij de agricultuur, in zichzelf genoegzame volkshuishouding zijn zulke geweldige krachten, dat, zoo deze niet in staat waren het ideaal te doen zegevieren, de oorzaak der nederlaag in de onmacht van het ideaal zelf moet zijn gelegen.
Of is misschien Rusland, naar de verba magistri, nog niet ‘rijp’ geweest voor het socialisme? Welken zin heeft dan dat woord? Rusland is weliswaar een in hoofdzaak agrarisch land, maar in welk land, zelfs landen als Engeland, Amerika en Duitschland inbegrepen, neemt de landbouw geen economisch belangrijke plaats in? Moet de landbouw dan geheel of nagenoeg verdwenen zijn, om een socialistische samenleving mogelijk te maken? Zoo ja, dan heeft het propageeren van het socialisme thans geen zin, omdat het dan eerst in een onafzienbaar verre toekomst zou kunnen worden verwezenlijkt; bovendien zou dan de theorie slechts voor een fictieve, landbouwlooze samenleving gelden en daarmee elke werkelijkheidswaarde ontberen. Zoo neen, dan is niet in te zien, waarom het | |
| |
bestaan van een grooten Russischen landbouw als argument tegen het uitroepen van de Revolutie kan gelden. Beteekent het socialisme een hoogere productievorm, een samenleving van meer productie en ruimer bevrediging in de nooddruft der menschen, dan is niet in te zien, waarom ook de landbouw, deze primaire en noodzakelijke bedrijfstak in de menschelijke samenleving, daarvan niet de gebenedijde gevolgen zou ondervinden. Integendeel, moet men veeleer zeggen, kan een uitgebreide landbouw aan de overwinning van het socialisme niet anders dan bevorderlijk zijn, wijl dan in den moeilijken overgangstijd van kapitalisme naar socialisme vele belangrijke levensbehoeften der menschen kunnen worden bevredigd. En wie zou durven beweren, dat niet inderdaad de Russische landbouw in de jaren 1917-1921 een groot deel van den stroom van ellende heeft opgevangen, die als een afzichtelijke vloed spoot uit de door het socialistisch experimenten tot ontbinding gebrachte samenleving en die millioenen menschen heeft verzwolgen, vernietigd of psychisch te gronde gericht?
Trouwens, Rusland moge dan in hoofdzaak een agrarisch land zijn, het had ten tijde van het uitroepen der revolutie een uiterst belangrijke industrie. Deze was weliswaar jong, maar juist daardoor geheel modern ingericht en samengevoegd tot sterk geconcentreerde bedrijfstakken, die voor industrieele bedrijven buiten Rusland volstrekt niet onderdeden. De ijzer- en staalnijverheid, de petroleumindustrie, de textielnijverheid waren, ook naar buitenlandschen maatstaf gemeten, gigantische ondernemingen en in de industrie-centra leefde dan ook een uiterst talrijk fabrieksproletariaat.
En niet alleen deze economische verhoudingen waren gunstig voor een socialistische revolutie, de sociale waren het niet minder. De rijkdom was geconcentreerd in een kleine groep der burgerij, aan wie elke traditie, elke politieke macht en elke voor de samenleving leidende en | |
| |
bindende kracht naar west-europeeschen zin ontbrak. De breede laag van den middenstand, die voor de sociale verhoudingen in West-Europa zoo kenmerkend is en een stootkussen vormt voor elke revolutie, ontbrak in Rusland vrijwel geheel. Bij de boeren leefde, dank zij de traditie van de ‘mir’, nog sterk het besef van het onrecht van het privaat bezit der landerijen en van de noodzakelijkheid van den gemeenschappelijk eigendom der heilige Russische aarde. En ten slotte bezat het Russische proletariaat een door de practijk van jaren beproefde strijdvaardigheid, een kracht tot de daad, een revolutionaire opofferingsgezindheid en een gevoel van onderlinge kameraadschap, die het onbetwist hadden gebracht in het eerste gelid van de Europeesche revolutionaire arbeidersmassa's.
Als onder deze omstandigheden en met deze leidzame, enthousiaste menschenmassa's revolutionaire leiders als Lenin, Trotzky, Radek, Bucharin en vele anderen de overwinning in den strijd om het socialisme niet konden bevechten, dan moet het socialisme zelf de mogelijkheid van een overwinning uitsluiten. Dan moeten er krachten zijn in het leven, in de maatschappij en in de menschelijke ziel, die tegen den greep van het socialisme in opstand komen, dan moet het Leven zelf zich tegen het socialisme verzetten. Het doet er niet toe, of men dit betreurt dan wel toejuicht. De gebeurtenissen, die zich in het Rusland der revolutie-jaren in den strijd tusschen het Socialisme en het Leven hebben afgespeeld, zijn te groot en te tragisch om met den maatstaf van menschelijke sympathie of antipathie te worden gemeten. Hier staan wij voor het Leven zelf, dat zich verweert tegen de machten van dood en ontbinding en de existenties van duizenden vernietigt om die van millioenen te redden.
Stellig heeft de Russische Revolutie een oceaan van ellende over het Russische volk gestort. Maar voor de leiders en de strijders dier trots alles Groote Revolutie, | |
| |
moge het een troost zijn, dat zij zijn gevallen als tragische helden, verslagen door een macht, waartegen menschenkracht niet is opgewassen. Op den eindeloozen lijdensweg der menschheid zijn ook zij, misschien wel de besten onder de besten, door de nimmer falende macht van het Leven geveld. Maar zoo het oordeel van het Leven onherroepelijk en zonder genade is, moge in ons hart die menschelijkheid en die deernis leven, welke ook de door het Leven veroordeelden en gevonnisten heffen in een sfeer van verzoening en vrede.
|
|