De Stem. Jaargang 4(1924)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 772] [p. 772] Verzen door H. van Elro Moederschap Over de rijke welving van haar schoot houdt zij de klamme handen loom gevouwen en zit binnen den voorhof van den dood gelaten neer in heilig zelf-beschouwen. Van hart aan hart de teêre dubbelslag, de blinde bloedklop der gespannen wanden: zij voegt haar smarten tot een smallen lach, waarin haar vreugdetranen donker branden. Maar om haar wordt de wereld van kristal en zichtbaar wat het diepste lag verscholen, tot stilte-bloemen bloeien overal, waar harer oogen luwten schuchter dolen. [pagina 773] [p. 773] Bruid Zij heeft de bloemen uit het ernstig haar genomen en als een milde sneeuw den brozen sluier om haar ontschoeiden voet gestrooid. Is zij alleen naar dit benard vertrek gekomen, alleen... tusschen de bloode tuberozen? En met haar kleêren legt zij af de zachte droomen... Dan gaat zij, sluipend en onttooid. Lentemorgen Zij hield den spiegel en bewoog toen even het hoofd in zacht gewiegel, want gedachten die haar lippen tot een glimlach samenbrachten waren uitgevlogen... En een beven van verwachting had haar hart zoo zeer bevangen, dat zij nauwelijks scheen te leven anders dan een licht-bewogen, vroeg-ontloken voorjaarsbloem. Vorige Volgende