De Stem. Jaargang 4
(1924)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 634]
| |
Het openluchtspel in Groningen
| |
[pagina 635]
| |
omgekeerd zijn: de verrassing was uittenaard niet meer aanwezig, maar des te sterker nu drong zich de ietwat ontmoedigende sensatie naar voren: hoe lang de weg wel was, die onze tijd van deze eventueele verwerklijking nog scheiden moest. En zoo wij ons daardoor onwillekeurig gedwongen voelen, dit Groningsche Openluchtspel als uitgangspunt te nemen voor eenige critische overwegingen, zoo moet men daarbij niet vergeten, dat vele dier overwegingen ook ten opzichte van het Delftsche spel te geven waren geweest. Het is echter allereerst noodig, duidelijk te definieeren, welke mogelijkheden den toeschouwer van het Delftsche spel in het bewustzijn traden met zulk een kracht, dat het als een openbaring werken kon. Het was de mogelijkheid van het moderne mysteriespel of de moderne moraliteit (van beide elementen zal deze moderne herneming uiteraard iets moeten vereenigen). Maar dit niet bijwijze van een koud en onbezield feit. Onze eclectische tijd had op ieder willekeurig oogenblik van de 19de eeuw zulke oude spelen kunnen hernemen en wellicht zouden ze ongemerkt zijn voorbijgegaan. En het eigenlijke wezen dier ontdekking lag in iets anders nog: het lag in het feit, dat dit hernomen mysteriespel, vernieuwd en verrijkt, en zooveel mogelijk tot uitdrukking gemaakt van den modernen tijd en de moderne menschelijkheid, een onvermoede ontroering heeft kunnen oproepen, dat de moderne mensch bereid bleek, om zich door zulk een spel-van-zijn-eigen leven diep te laten aangrijpen en tot schoonheid te laten vervoeren. - Achter het psychologische spel dus, dat tot nog toe de eenig-mogelijke uitdrukking scheen der moderne ziel, verrees de mogelijkheid van een nieuwe uitdrukkingswijze dier menschelijkheid: het symbolische spel, al waren de lijnen daarvan nog slechts schemerend en onzeker en bewegelijk. | |
[pagina 636]
| |
Dit is de grondstelling. En op welke wijze kon deze ontroering ontstaan? Door zich daarvan rekenschap te geven, kan men wellicht komen tot enkele grondbeginselen, die in deze beweeglijke onzekerheid eenige vastheid verleenen. Deze ontroering werd omhooggeroepen allereerst door de overweldiging der ruimte en omgeving, door een bestaand décor dus waaraan zich het vluchtiger wezen van het spel organisch kon aansluiten, - en ten tweede door massaliteit. Dit was allereerst van groot belang: dat deze elementen niet meer onverschillig verspreid lagen, maar dat zij onmiddellijk en direct in het organisme van het spel getrokken werden, dat zij niet toevallig daar waren, maar in het levend verband hun plaats innamen en daar hun werking, die uiteraard groot moest zijn, volkomen konden uitoefenen. In het gewone openlucht-tooneelspel geeft deze ruimte meestentijds den indruk van een onverschillige en hinderlijke bijkomstigheid; een ietwat ongemakkelijk en huiverig-open tooneel. Hier was dit al dadelijk in beginsel anders. Op de oogenblikken dat men in Groningen de teleurstelling vergeten kon, nam de hooge stralende hemel onmiddellijk zijn doorschijnende geheimzinnigheid aan, en het langsgaan der kleine zilveren zomerwolken verhoogde zich tot een bewust bewegen; terwijl in Delft de toren sprak en geweldig bleef spreken vanaf het eerste oogenblik dat de vluchtige gestalten voor zijn eeuwenoude roerloosheid begonnen te verglijden. - De ruimte werd levend door het spel, het spel ontving een wonderlijke representatieve statigheid vanuit de ruimte en de omgeving, terwijl de vernietiging waarmede deze ruimte de kleine menschenfiguren altijd bedreigt, door massaliteit, door zooveel mogelijk massaliteitGa naar voetnoot1) wederom kon worden opgeheven en tot even- | |
[pagina 637]
| |
wicht gebracht. - En toch zijn dit ongetwijfeld nog slechts voorbereidende elementen. Zij oefenen de werking uit, zij 't in verhevigde mate, die iedere massaliteit evengoed uitoefent. Kwam daar niets bij, dan zou alles daarbij blijven. Zij zijn als 't ware de opwoeling, de praeparatie van de zenuwen vóór het beslissende moment. En dit beslissende moment, het kan alleen ontstaan door de idée die gespeeld wordt, door wiens dwang en rhythme zich dit alles beweegt, en wiens wezen, wiens gansche menschelijke waarheid zich op een gegeven oogenblik van climax openbaart. Men aarzelt hier, of men het abstracte woord idée niet moet vervangen door het duidelijker woord handeling, maar dit woord behoort reeds zoozeer bij het psychologische drama, dat het hier niet goed meer bruikbaar is. Want het is hier altijd de handeling der idée die plaats grijpt, de handeling der tot begrippen samengevatte psychologie, en slechts door middel van het conflict dier begrippen kan deze idée zich openbaren. En dat zulk een symbolisch drama mogelijk is, zulk een handeling in en doormiddel van begrippen waarin het gloeiendst-menschelijke leven gegrepen wordt, dat anderzijds de mensch in staat is, deze dramatische handeling der begrippen als een diepe ontroering te ondergaan: dit wordt nog dagelijks en millioenenvoudig in de wereld bewezen: het wordt bewezen door de Katholieke Mis, die in alle kerken der wereld alle dagen opgedragen wordt, die ‘een groot drama’ is, om met de woorden te spreken van een groot priesterGa naar voetnoot1), en waarin een eeuwenoude geestelijke conceptie van het leven zich handelend openbaart. Zonder deze idée-en-marche, deze ideëele handeling die terzelfdertijd een menschelijke handeling is in uiterste verkorting, zal het symbolische spel zich nimmer kunnen verheffen boven regi- | |
[pagina 638]
| |
mentsmuziek en voetbalmatch, omdat het eenmaal opgewekte zenuw oproer niet doorslaan kan naar de diepte, omdat er geen verbinding plaats kan grijpen met des toeschouwers eigen ervaringen, eigen moeiten, eigen drang naar bevrijding of de herinnering aan de bevrijding die gevonden werd. Er moet iets gebeuren: een suggestie moet zich ontwikkelen, moet groeien, de toeschouwer moet zich bewust worden dat dit plastische gebeuren hem aangaat, in den verhoogden zenuwstaat waarin beweging en ruimte hem gebracht hebben moet eindelijk zijn eigen leven in zijn binnenste opstaan en aan dit andere leven tegemoet gaan, en sterker dus dan ooit bij het psychologische spel treedt hij zelf als medewerker en medespeler in dit geestelijk strijdperk, hij voegt nl. zijn persoonlijke nuancen aan deze symbolen toe. Juist ditzelfde geschiedt bij het symbolische drama van de Katholieke Mis, en zelfs bij het Avondmaal der orthodoxe Protestanten. En uit het voorgaande kan één onwankelbare conclusie getrokken worden, die bijna een eisch is: onvermijdelijk is voor het symbolische openluchtspel de absoluut-eenvoudige, de absoluut-klare idée, aan wier suggestie niemand zich onttrekken kan, en de strakke handeling waarin zich deze idée manifesteert. Wanneer de lijn dier ideëele handeling verloren gaat, dan is, zoo niet alles, dan toch het essentieele verloren, en wat overblijft is doellooze zenuwspanning. Maar bij dezen eisch rijst dadelijk het meest dreigende bezwaar omhoog, dat de ontwikkeling en zelfs de voortzetting der spelen bedreigt. - De absoluut-klare, historisch-beproefde gedachten over het leven, en dus ook de absoluut-eenvoudige symbolen, zijn angstig-gering in aantal. De ontwikkeling van den menschengeest, zijn strijd, de oplossing die hij altijd weer bestreeft of vindt, zijn zichzelf in de eeuwen altijd-door gelijk gebleven, - | |
[pagina 639]
| |
de menschheid heeft ze allang herkend, allang gedefinieerd en plastisch vertolkt, en de moreele geschiedenis der menschheid is dus een aanhoudende terugkeer, terugkeer tot een bepaald en begrensd aantal gemeenplaatsen die echter altijd weer nieuw beleefd worden en plastisch nieuw gezien. Maar zelfs dit plastisch nieuwe zien is aan begrenzingen gebonden, het moet zich bepalen tot een begrensd aantal verschijningsvormen van den tijd. - Eén ding is dus onvermijdelijk bij deze openluchtspelen: willen zij zich in hun essentieele karakter handhaven, willen zij niet ontaarden tot de geestelijke voetbalmatch of zich opnieuw verengen tot de historische reproductie, dan is de herhaling bijkans onvermijdelijk. - In het woord onvermijdelijk ligt feitelijk reeds een bittere aanklacht tegen onzen nerveusen, verdeelden en hunkerenden tijd, hunkerend naar den schijn en den waan van steeds iets-anders. Onze tijd heeft de zin voor de herhaling, voor de geestelijke schoonheid dier herhaling verloren, - men heeft vergeten dat alles altijd-eender is, en dat de onophoudelijkheid der verandering slechts waan en Maya is. Honger naar de eeuwige verandering is de honger der leegte, leegte die zichzelf onophoudelijk tracht te verloochenen. Vreugde der herhaling, der rhythmische herhaling is vreugde van de volte, kracht der ziel die de eenderheid der verschijnselen voortdurend met haar eigen leven en met anderen gloed weet te vervullen, kracht der ziel die zich aan de dingen mededeelt en hen eindeloos variëert. - Alle de schoonste dingen des levens bestaan door hun herhaling, de mysticus herhaalt en stamelt steeds dezelfde dingen tot zijn God, de minnaar wordt nooit moede hetzelfde te zeggen tot de vrouw die hij liefheeft, het zielsgelukkige huwelijk is één eindelooze herhaling van gebaren, maar voor de ziel die het beleeft een grenzeloos-rijke schakeering, een geschiedenis die overvuld | |
[pagina 640]
| |
van rijkdom is. Het is ten slotte alleen de Katholieke kerk, die met het genoemde drama van de Mis het geheim en de schoonheid der rhythmische herhaling tot op dezen tijd heeft weten te bewaren. Eeuw na eeuw en dag na dag heeft zich dit eendere drama herhaald, maar in duizendvoudige nuanceering werd het door de waarachtig-geloovigen beleefd en medegeleefd, en des te dieper en te persoonlijker beleefd, naarmate de mensch diep was en persoonlijk die het in zichzelf onderging. Het moedige en wezenlijke ideaal van deze spelen zou dus eigenlijk niets anders kunnen zijn, dan de bewust-bedoelde herhaling, rhythmisch wederkeerende oogenblikken waarop zich de mensch bezinnen kan op de grond-krachten van zijn wezen en den essentieelen strijd van zijn bestaan. Maar helaas: dit ideaal der herhaling is terzelfdertijd het ideaal van een verdiepten en verrustigden tijd, en wanneer zal dit ooit verwerklijkt worden? Thans nog overheerscht de dorst naar de verandering oppermachtig, en hoe te onderstellen dat het publiek van dezen tijd zich aan deze herhaling zal laten gewennen, hoe te verhinderen dat het ongeduldig wordt en zich vol onrijpe teleurstelling van deze herhaling af zal keeren? Hoe het optische bedrog te vermijden, waardoor het eigen onmacht zal zien als onmacht van anderen, de onderstelde onmacht namelijk om ‘iets nieuws te verzinnen’! Dit is zeer zeker het grootste gevaar, dat de voortzetting van het symbolische spel bedreigt. En het is reeds verstorend in de practijk getreden! De gedeeltelijke mislukking van het Groningsche spel is in den grond een gevolg geworden van de aarzelende houding, die men tegenover dit probleem der herhaling aangenomen heeft. Men wilde deze gevreesde herhaling tot iederen prijs vermijden, en toch heeft men zich uit deze herhaling niet los weten te wikkelen, en ten slotte heeft men toch herhaald, zij 't op | |
[pagina 641]
| |
onhandige, gehinderde en zelfs ietwat karikaturale wijze. - En men kan hier denken aan een eigenaardig incident dat aan dit spel voorafgegaan blijkt. Toen Herman Kloppers aanvanklijk voor Groningen een nieuw spel ontwierp, en met begrijpelijke fataliteit tot een nieuw torenspel verviel, heeft men zich bijna verschrikt van zulk een zoogenaamd plagiaat afgewend. En daarop schijnt de Heer Kloppers geantwoord te hebben, ‘dat men in dezen tijd nu eenmaal in het teeken van het torenspel stond’. Al is deze definitie factisch te eng, het is onbetwijfelbaar, dat in Kloppers woord een zeer diepe intuïtie, een diepen zin verborgen lag, nl. den zin voor de herhaling.
Deze definitie is inderdaad te eng. Ondanks de geringheid der motieven, die aan het symbolisch spel ter beschikking staan, zijn daarin, bij voorbeeld, toch dadelijk twee groote variaties zichtbaar, variaties die zich direct en organisch aansluiten bij de tweeledige tendenz van den modernen mensch, althans van dezen mensch die leeft op de wijze der ziel en dus dit leven tot een oplossing en een harmonie tracht te brengen. Men zou deze tendenzen de Gothische en de paganistische kunnen noemen, de twee essentialia zeer zeker, waartoe zich in laatste instantie de gansche moreele geschiedenis der menschheid kan laten terugbrengen, en waaraan zich de namen van Christus en Plato onwillekeurig verbinden. - Doch ook in tal van andere benamingen laat zich deze tegenstelling vastleggen: tragische sprong of harmonische opgang, geest of natuur, ascese of schoonheid, God zoeken boven de zinnen of God zoeken in de zinnen. Twee historische momenten, twee wijzen ook om het leven te leven, wellicht gelijkelijk diep maar andersGa naar voetnoot1). En verwonderlijkerwijze sluiten zich daar on- | |
[pagina 642]
| |
middelijk de beide omgevingen bij aan, waartusschen men voor het symbolische spel te kiezen heeft: de stad of het land, - het steenen marktplein dat in iedere beschaving het centrum der cultuur is en zeker zal blijven, de omsluiting die terzelfdertijd een grootsche vormwording van den geest is, mathematisch en strak, en waarin alleen de naarboven wijzende toren het uiterste gebaar is, waartoe zich deze geest kan intensifieeren, - en het opene, onomslotene, lachende bloemenplein overwelfd door den stralenden hemel, ten hoogste licht en grillig begrensd door de opgaande groepen van het geboomte. En zoo ontstaan vanzelf, organisch aangewezen, twee soorten spelen, die beide de natuurlijke voortzetting dier omgevingen zijn: het strenge en het lichte spel, het tragische of het joyeuse, het spel van den geest en het spel van het hart, steile stijging of geleidelijke opgang. In het Delftsche Torenspel nu was de Gothische vorm dier spelen, het spel van den triomfeerende, den zich losbrekenden en omhoogvluchtenden geestGa naar voetnoot1), feitelijk reeds gevonden, - het kon in zijn strakke steenen omlijsting niet anders dan streng en tragisch van bedoeling zijn, - in het Groningsche spel is men zeer zeker vlaklangs deze eenigst-mogelijke variatie van dit torenspel gegaan: het natuurspel op de bloemenweide, waar weliswaar het menschelijk hart moet strijden en gevaar loopt zich aan het joyeuse leven te verdansen, waar dus evenzeer conflict en climax en oplossing onvermijdelijk is, doch dit alles in lichtere en meer geleidelijke vormen, meer horizontaal dan verticaal, méér aardsch en minder hemelbestormend. De plastische schepper van het Groningsche spel, Joh. de Meester Jr., heeft zonder twijfel deze polaire variatie | |
[pagina 643]
| |
van het torenspel in het oog genomen, toen hij dit concept aanvaard heeft; ongetwijfeld heeft hij van dit concept vooral het joyeuse Bruiloftsspel gezien, en gemeend dit te kunnen vooropdringen, gelijk hij in Delft alleen de lijn der Gothische levensstijging behouden heeft, en alle vernuftssprongen door de plastiek-zelf heeft laten wegvallen. Maar ditmaal bleek dit niet mogelijk, omdat deze houdbare kern niet in dit nieuwe concept aanwezig was. En dergelijke kernlooze, zinlooze verwarring als in dit Groningsche concept openbaar werd, was niet meer tot orde te bezweren. Alleen de zoo goed als totale vernietiging had dit concept onschadelijk kunnen maken. En inplaats van een handeling, ontstond hier een redeloos doorelkaar van figuren zonder climax en zonder doel.
* * *
Dit is wel de groote waarschuwing die dit tweede spel gegeven heeft: zonder centrale idée, zonder de klare handeling dier idée en hare overtuigende climax, kan men niet boven de vergeestelijkte voetbalmatch uitstijgen: de ontroering krijgt geen gelegenheid naar binnen te slaan, en juist dit moment van naar binnen bliksemende ontroering bleek in het Delftsche spel de onvergetelijke kern. - Een ieder weet reeds, dat een psychologisch drama waarin niets gebeurt, geen drama is en geen reacties wekt, maar juist diezelfde wet blijkt te gelden voor het drama der saâmgevatte en suggestie-geworden psychologie, dat het moderne mysterie-spel is. Een tweede kleinere waarschuwing verbindt zich hieraan: men moet het probleem der herhaling open onder de oogen zien, men moet dit entweder-oder duidelijk stellen en een keuze doen. Men moet kortom herhalen of niet herhalen. Het is welhaast niet doenlijk, de gansche warzin van | |
[pagina 644]
| |
dit concept uit elkaar te halen. En het is ook niet zoo belangrijk meer; het is nu eenmaal gebruikt. Dat Mr. A.T. Vos niet dichten kan, het is een vergefelijk gebrek dat hij met velen gemeen heeft. Teirlincks text was ten slotte even amechtig aan elkaar gerijmeld; de texten van de oude mysteriespelen zijn meestentijds middelmatig. Doch wat komt het woord er hier ten slotte opaan? - Maar dat deze maker iedere intuïtie voor de natuurlijke rangorde der menschelijke gevoelens en gedachten bleek te missen: dit werd voor dit spel voluit noodlottig, want de regisseur, die aan dat concept gebonden was, had zich af te pijnen om iedere war-zin hier tot een plastische oplossing te brengen en werd op deze wijze voortdurend op krachtverspillende zijwegen gejaagd. Voor alles schijnt deze maker gedacht te hebben: hoe meer symbolen ik het veld injaag, hoe dieper zin! Deze diepe centrale zin van dit concept was: ‘het leven kiest de jeugd’. Uit den man en de vrouw of de daad en de vruchtbaarheid wordt ‘het Leven’ geboren, nadat eerst nog de ziel van den dichter van het spel zich aan de toeschouwers is komen voorstellen: in witte zijde, op een prachtig wit paard gezeten, en vergezeld door zijn Fantasie. Dit gouden meisje het Leven gaat trouwen. De krachten van het Leven komen op om het Leven te trouwen. Heerschzucht, genotzucht, rijkdom en ten slotte de Jeugd, die dus in ongehuwden staat een levenlooze jeugd moet heeten. Ook nog de dwaasheid, die een soort tusschending schijnt tusschen kracht en geen kracht, want hij waagt op eigen gelegenheid een aanzoek, maar ook dient hij als impressario van de anderen. Deze doublures trouwens komen meer voor. Zoo ook bij de vreugden en zorgen die opkomen, die eigenlijk weinig te doen hebben, want de bruidswervers brengen hun eigen zorgen mede, zoodat men later terloops verneemt, dat deze vreugden ook ‘het volk’ beteekenen. | |
[pagina 645]
| |
Komen nog de Waarheid, die het spel regelt; komen nog de goede en de slechte gaven, die in deze drukte eigenlijk niets meer te doen vinden, en zich klaarblijkelijk uit verlegenheid maar dadelijk op de tribune neerzetten. De zorgen als dood, ziekte en geestelijke armoede verjagen de bruidswervers. Jeugd alleen, door liefde ten slotte aan de hand genomen (hier lag het verzuimde centrale punt van dit spel) beklimt de troon en zet zich innig naast het gouden Meisje. Welk kind nu weer uit dit tweede huwelijk van den dag geboren zal worden, vermeldt ons de maker niet. En dat is ietwat jammer. Men kan een vage benieuwdheid niet onderdrukken naar het allegorisch monstertje, dat uit een zoo rare paring als die van levenlooze jeugd en oud leven te voorschijn springen moet. Het zal den lezer duidelijk zijn, dat hier het leven in begrippen stukgesneden wordt, die spotten met iedere psychologie, en spotten blijven hoe men dit concept ook keert of wendt. - En dat het daardoor ook onmogelijk wordt, deze symbolen in een eenigszins dragelijke verhouding tot elkaar te zetten, en ze tot de climax te brengen, die onontbeerlijk is. - ‘Het leven kiest de jeugd’, - maar het leven kan de jeugd niet kiezen, om de eenvoudige reden dat de jeugd het leven is, dat het leven een inhaerent deel der jeugd is. Jeugd die leven is, kan dit leven omzetten tot iets anders, tot levensvormen, deze levensvormen kunnen hem verschijnen als gestalten, en ten opzichte van deze gestalten wordt een keuze mogelijk, kan de vrije wil dramatisch in actie treden, en zou ook de liefde gelegenheid ontvangen hebben, om beslissend en centrisch op te treden. - Dit zou werkelijk een voortreffelijke leidende idee voor een natuur- en menschelijk spel geweest zijn: jeugd die zich ten slotte bekend tot de eenvoudige en onverwacht-verschijnende liefde, en een gedachte die | |
[pagina 646]
| |
zoo eenvoudig is, zoo onmiddelijk verstaanbaar voor allen in wier leven de liefde onverwacht verschenen is, dat dus is voor alle menschen. En men denkt onwillekeurig aan de prachtige plastische mogelijkheden, die zich dan ook als vanzelf zouden geopend hebben: b.v. Liefde alleen, een grijs figuurtje, dat eenzaam en onverschrokken het ‘volk van wolven’ tegentreedt, die Jeugd omsloten houden, - of anders het Bruiloftsfeest van Jeugd en Liefde, de hulde der nu gebonden en onderworpen natuurkrachten, de nar die van verwilderd en kwaadaardig-heerschend (en hoe kwaadaardig heerschte hij in dit spel reeds!) dienend en zacht zou geworden zijn, - wat al mogelijkheden! En bitter jammer is het van het prachtige grijze figuurtje de Liefde, dat zich zoo uitnemend bij de omgeving aanpaste, dat zich zoo licht en liefelijk bewoog, - dat zij in het gewirwar van symbolen thans zoozeer in de verdrukking geraakte en geen plaats vond om haar lichte werking te ontplooien. Maar ook de tweede waarschuwing die dit spel geeft, is voor de toekomst van belang: de waarschuwing tegen de halve herhaling, de waarschuwing ook dat, wanneer de omgeving als autonome factor in het spel getrokken wordt, het spel dan ook zooveel mogelijk de voortzetting dier omgeving moet worden. Alleen in de derde acte geschiedde dit. Voor het overige is dit in den grond toch weder een Gothisch spel geworden, alleen ontdaan van de strenge en door de eeuwen beproefde lijn, die in Delft bewaard was gebleven, noodlottig geopereerd dus aan zijn centrale zenuw. - Deze lijn op zichzelf was in Delft geen verdienste; de verdienste lag in den inval, dit Gothische beginsel zóó te situeeren, de verdienste lag ook bij Joh. de Meester die deze symbolen plastisch vernieuwde. - Mr. Vos heeft tot elken prijs iets nieuws willen geven, maar kwam toch van het Delftsche voorbeeld niet los, - en heeft de- | |
[pagina 647]
| |
zelfde soort begrippen net zoolang door elkaar gesleurd, totdat ze als ontzielde flarden overhoop lagen. Typisch Gothisch was dit spel van krachten en tegenkrachten, en daardoor ook in deze wijde openheid onwezenlijk gecompliceerd, - typisch Gotisch was de gedachte, de bacchanten alleen maar als verleiding voor te stellen en ze weg te jagen, ze als duivelsche krachten uit te bannen. Het natuurspel zou geleidelijker overgangen eischen, minder uitwerping en uitzondering, meer ordening, onderwerping en sublimeering, waarbij dan de gestalten aanwezig-blijvend hun karakter zouden kunnen wijzigen. Met alle macht heeft de regisseur getracht, de in het concept verscholen natuurmomenten door de plastiek te versterken, maar tegenover het hoofddeel van het spel: de gecompliceerde botsingen dier krachten en tegenkrachten (genotzucht contra ziekte, rijkdom contra geestelijke armoede etc.) bleef hem wel niets anders over, dan deze weder zoo streng mogelijk te styleeren. Dit inderdaad is geschied. De greep in deze richting was reeds veel vaster en veel beslister dan in het Delftsche spel. Doch deze groepen misten nu hun natuurlijke omsluiting. Zij konden moeilijk op een grasveld worden overgeplant. Dit bleek zeer typisch op het meest indrukwekkende moment, dat in dit spel werd bereikt: nl. bij den aanval van den (nu gemaskerden) dood op koning heerschzucht, den val van den koning, en zijn uitplundering door den dood. - Deze aanval, dit onttakelen, het gluiperige booze berooven, dat een aandachtig leegplukken geleek, de onhandigheid waarmee de dood zich de gestolen mantel omsloeg, de behagelijke voorzichtigheid waarmede hij zich de kroon op het hoofd paste, en de suggestie van zijn tevreden rondgluren daarna: men heeft maar even, in de verbeelding, deze scène te transponeeren op het platform van de Delftsche markt (waar alles nu nog soms | |
[pagina 648]
| |
zoo ijl was van bewegen) in de strenge omsluiting der huizenrijen en onder het nederstaren van den toren, om opeens weer te begrijpen, welke machtige effecten op deze wijze nog te bereiken zijn. Nu deed in deze frissche groene openheid, die op zichzelf zoo sterk was, deze scène toch niet zoo ademberoovend verrukkelijk aan, als dat andere kleine oogenblik in hetzelfde spel, waarop een vlucht van duiven in den hemel opensprong en uitzwierde, terwijl terzelfdertijd een gansche kleinekinderschaar de weide indanste. Dat enkele eenvoudige momentje werd daarom zoo bij uitstek schoon, omdat het zich uit deze omgeving organisch ophief.
Wij zijn thans vanzelf gekomen tot al de in dit nieuwe spel verspreide teekenen, die ons ten slotte toch beletten kunnen, aan de toekomst van deze spelen te twijfelen, die toch de verwachting van hun diepe beteekenis en hun ontwikkeling in een komenden tijd nog levend konden houden. Al was wellicht de plastische schepper van dit spel te veel aan Gothische motieven gebonden, deze motieven zelf en hun symboleeringen bleken op vele plaatsen reeds zeer gerijpt. Gestalten als die van den heerschzuchtige en den rijkaard waren thans indrukwekkender geworden, veel indrukwekkender b.v. dan de archaïsche edelman die in Delft de gulzigheid verbeeldde of den tragen Turk. En de enorme winst van het aanwenden der maskers werd hier nu volkomen en definitief openbaar. Daardoor werd het schuivend opkomen b.v. der eerste Zorgen veel verrassender dan het optreden der soms wat ijle stoeten in Delft. Hier werd door massaliteit en verhoogde expressie alreeds het evenwicht met de verterende ruimte bereikt. Van de monumentale glijperige dood gewaagden wij reeds; van scherpste expressie was het optreden van den Nar: als een element van zotte kwaadaardigheid doorwervelde | |
[pagina 649]
| |
hij onvermoeid en onverjaagbaar het gansche spel. - De gestalte van het Leven op haar Troon was geheimzinnig en ongenaakbaar in haar schemerende goudglans die met de straling van den dag versmolt. De dansbewegingen, gedragen door een illustratieve en ditmaal zeer hoorbare muziek, - waren, onder de muzikale regie van den Heer Breman, zekerder geworden reeds en meer doelbewust. - En moest men bij veel van deze momenten zich dikwijls een strenger omgeving in de verbeelding roepen, om hun sterkst-mogelijke uitwerking bewust te worden, - er waren ook andere momenten nog, waarin de natuur en het joyeuse en zwierige natuurspel tot één rhythme tezamenvielen, en die daarom wellicht het langst nog in de herinnering bleven naleven. De dans der kinderen b.v. en de rij der bacchanten, enkele gebaren van het lichte figuurtje Liefde, en niet in 't minst de verschijning van Jeugd zelve, die zijne theoretische Levenloosheid met gelukkig gevolg verloochende, en die soms bekorend was van jonge en toch beschroomde, linksche kracht. - Tegenover het op velerlei wijze gelukkig gerijpte plastische werk van den régisseur was echter wederom een verlies te noteeren: het was betreurenswaardig, dat hij ditmaal de taak van den décorateur voor zich moest nemen, een taak die een gebied apart is waarop juist de kostbaarste vondsten te verwerklijken zouden zijn. Deze poorten voldeden niet: hun contouren waren van een krachtelooze grilligheid, en alles was, althans in het sterkste zonlicht van den zomer, te schel en te wildkleurig. | |
ConclusieTerwille van het mogelijk belang dat deze spelen kunnen krijgen, hebben wij ook ditmaal bij deze nieuwe gebeurtenis in deze richting wat langer stilgestaan, met het vooropgezette doel, de meer lyrische waardeering | |
[pagina 650]
| |
van het eerste spel door eenige critische overwegingen te completeeren. De uitslag van dit tweede spel gaf daar van zelve eenige aanleiding toe: dit spel was zeker nu geen verrassing meer, het was veeleer, door een merkwaardige alterneering van mislukking en toch reeds rijpend vermogen: een les. En wij vatten deze verspreide critische overwegingen hier ten slotte in enkele maximen samen: 1o. Wil het symbolische spel na het psychologische drama eenig blijvend recht veroveren, zoo moet de handeling, die ditmaal een handeling der idee is of der saamgevatte, tot suggestie geworden psychologie, daarin gespaard blijven. - Anders dreigt de doode vernuftswerking die de allegorie is, en die reeds in de Renaissance het mysterie-spel verdrongen heeft. 2o. het symbolische openluchtspel ontleent zijn ontroeringskracht aan de groote omgeving en hare bewust ingeschakelde medewerking. Alles moet zich in de ruimte bewegen, van eeuwen en van hemel. Ruimte en massaliteit moeten de zenuwen van den toeschouwer zóodanig bewegen, dat hij op een gegeven oogenblik de kracht vindt het symbool als eigen zielszaak te ervaren. - (Voorbeeld van verwerklijking: de Katholieke mis, die een symbolisch drama is, dat zich in de vergeestelijkte ruimte van de kerk ontvouwt.) 3o. De toeschouwer is dus in verhoogde mate medespeler. Met zijn persoonlijk leven treedt hij de gegeven suggestie tegemoet. 4o. het publiek, d.i. de toeschouwer, zal zich aan een zekere herhaling moeten gewennen. Is onze tijd daartoe niet bij machte, dan is alles verloren moeite. 5o. Voorloopig zijn in het symbolische spel twee groote variaties onderscheidbaar, beiden behoorend bij dezen tijd en de eerstvolgende perioden: het natuurspel en het geestelijke spel, het paganistische en het christelijke. - | |
[pagina 651]
| |
Twee levenswijzen, twee omgevingen, twee stijlen: de statische en de dynamische, de strenge en de joyeuse stijl. Een derde en groote variatie van het levensspel is daarbij nog onderscheidbaar: het spel dat zich meer horizontaal beweegt en tegen het paleis (stadhuis) inplaats van tegen den toren gespeeld zou kunnen worden, in den zin van het eeuwenoude volksprenten-symbool dat men ‘den trap des ouderdoms’ heeft genoemd. - Maar ook dit zou ten slotte een meer burgerlijke variatie zijn van het Gothisch georiënteerde geestesspel.
En zou dit alles een hersenschim zijn? Mogelijk! Maar er is geen vorm verschenen in de wereld, of hare schemeringen zijn eraan voorafgegleden. - Die men dan hersenschimmen heette. Augustus 1924 |
|