De Stem. Jaargang 4
(1924)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 599]
| ||||||||||||||
Personen:
Twee mannen in dienst van de vijand. - Strijders uit het eigen kamp. - Volkshuispersoneel. | ||||||||||||||
[pagina 600]
| ||||||||||||||
Eerste bedrijf(Lokaal in Volkshuis. Achter een raam dat op een tuintje uitziet. Aan beide zijden een deur. Er staan banken en een paar tafeltjes. Matrassen in de maak zijn terzij neergezet.
Heekveld en Desner zitten op een der banken. Martijn Eekman, blijkbaar pas ingekomen, staat wat afzijdig.)
Heekveld.
Je kunt er op rekenen dat je welkom bent, Desner! We hebben vechtkerels noodig hier en onze geniale Koberg heeft al met verlangen naar je uitgezien. Om van ons, gewone luitjes, niet te spreken.
Eekman.
Spreek je namens Koberg? Of alleen voor jezelf?
Heekveld.
Voor mezelf, maar ik weet wat ik zeg. (tot Desner) Koberg en jij samen, dat wordt juist het tweemanschap dat het hier kan bolwerken!
Eekman.
Op één voorwaarde!
Desner.
En die is?
Eekman.
Dat het 't tweemanschap Koberg-Roster dat al bestaat niet in de weg komt!
Heekveld.
(norsch)
Wat wil je met Roster? (haastig vergoelijkend) Natuurlijk wil Desner ook met hem samenwerken.
Desner.
Dat zal me natuurlijk aangenaam zijn.
Heekveld.
Zeggen we dan: een viermanschap, jij er ook bij, Eekman! Der zijn immers vrindjes genoeg die jou omhoog willen schuiven?
Eekman.
Ik werk graag in de laagte.
Desner.
Waarom, als je leidersbekwaamheid hebt?
Eekman.
Als leider ben ik iets, als kameraad ben ik meer.
Heekveld.
We zijn allemaal kameraden. Die dat niet is noem ik een verrajer! | ||||||||||||||
[pagina 601]
| ||||||||||||||
Eekman.
Ik ook.
Desner.
Laten we voor alles de vrede bewaren. We zijn hier toch in een vreedzaam huis, is 't niet?
Heekveld.
Zeker, want een vrouw is hier de baas en nog wel een mooie.
Desner.
Dus zijn hier veel - gewonden?
Heekveld.
Voor de licht-gewonden is hier plaats geruimd, maar de meeste zijn alweer op post. De anderen zijn in 't hospitaal.
Desner.
En blijft het hart hier onaangedaan? (Heekveld lacht.)
Heekveld.
(opstaande)
Je hebt de kwestie juist in 't hart getast. Ga mee naar boven, ik zal je voorstellen aan de kameraden.
Eekman.
Ik ben, of je 't wilt of niet, ‘der Dritte im Bunde’. Ik wil je voorstelling graag bijwonen, Heekveld!
Heekveld.
(scherp)
Als afgezant van Roster?
Eekman.
Nee. Ik ben slechts figurant. (Ze gaan samen het vertrek uit.
Even later komt Louise Weerd binnen en begint een der matrassen dicht te naaien. Lena komt spoedig van de andere kant in.)
Lena.
(met schuchter enthousiasme)
Heb je de vlag gezien op het raadhuis? (kijkt zelf nog even over het tuintje daarheen.)
Louise.
(koeler)
'k Heb in de verte hoera hooren schreeuwen. Maar 't was gauw stil.
Lena.
Mooi dat het zoover gekomen is. We zullen niet licht teruggaan nu! (Zij gaat Louise helpen.)
Louise.
Als jij dat zegt dan is dat zeker mooi.
Lena.
Waarom?
Louise.
Je bent zoo zonder bijbedoelingen in 't leven. Liever sterven dan teruggaan denk je. - Je bent niet eens de moeder van Bobbie als 't hierom gaat. | ||||||||||||||
[pagina 602]
| ||||||||||||||
Lena.
(langzaam)
Nee. Zelfs dat niet.
Louise.
(bruusk)
'k Ben 't natuurlijk met je eens. Maar voor vrouwen van mijn slag komt er altijd nog iets aparts bij.
Lena.
Wat dan?
Louise.
Met wie je zou willen sterven.
Lena.
(na kleine pauze)
Ik begrijp dat jou dat bezighoudt.
Louise.
Jou niet, hè?
Lena.
(zacht)
Nee. Ik denk zoo niet.
Louise.
Of je bent gesloten op dat punt.
Lena.
(snel)
Jij bent...
Louise.
Nu? Wat?
Lena.
(kalm)
Och niets. Niets van belang.
Louise.
(uitvorschend)
Wat hield je uitval in? Iets goeds of iets kwaads?
Lena.
Jij bent mooi en gewild bij de mannen. Mij vinden ze de moeder van Bobbie, anders niet. Dat hield het in. En daarom zullen we elk op onze eigen manier moeten leven en sterven.
Louise.
Zeker. Maar ik had liever dat je me tusschenbei es een beetje wou haten. Daar zou dan een erg goeie kameraadschap uit kunnen groeien.
Lena.
(ernstig)
Ik heb je in de laatste tijd wel es gehaat.
Louise.
Ah - dat is goed, - dat je dat zegt! Niet dat de omstandigheden er door veranderen, maar ik ben blij met je vertrouwen.
Lena.
(ontwijkend en heenwijzend naar de vlag)
Dat daarbuiten is veel belangrijker.
Louise.
O ja. Het tekort dat we allemaal in onze magen hebben is ook veel belangrijker.
Lena.
En 't werk. (ietwat verwijtend.) Je hadt het zelfs te druk om even te kijken daarnet.
Louise.
Ik had al gekeken tevoren. (bruusk.) 'k Wist
| ||||||||||||||
[pagina 603]
| ||||||||||||||
ook wie daar omhoog was, al kon je 't van hier niet zien. Edi Roster.
Lena.
Ja.
Louise.
(als voren)
Om misverstand te voorkomen wil ik je even zeggen dat hij niets om me geeft.
Lena.
Dat zou vreemd zijn.
Louise.
't Is zoo. Martijn heeft al z'n liefde. Een oogenblik, ja, maar daarna niets meer. En ook van mijn kant...
Lena.
(onderbrekend)
Spreek je daarover niet uit nu!
Louise.
Ik wil mij juist uitspreken. Ook van mijn kant was 't maar een oogenblik. Of er in ons allebei op 't zelfde oogenblik vuur werd neergegooid. (zich bezinnend en heftig.) Waarom moest ik het ook zijn die hem verbond? (meer lakoniek.) Ik heb die situatie niet aangekund, ik voelde me ineens krankzinnig meegesleept, - niet gelukkig, alleen meegesleept. Maar 't is voorbijgegaan. Wat bij mij overgebleven is, da's eerder afkeer.
Lena.
(ernstig en bezorgd.)
En Ralph?
Louise.
(afgetrokken)
Hoe zou ik aan hem niet denken? (vervolgt haastig en bruusk.) Heeft die vriendschap tusschen Edi Roster en Martijn al lang geduurd?
Lena.
O ja. Martijn kwam indertijd bij ons in de beweging, hij was vurig en had geen ondervinding, hij raakte teleurgesteld en wat erg ontnuchterd, nadat hij ik weet niet wat voor ondernemingen had aangepakt zonder succes. Hij dacht heel hoog van zichzelf toen, - later is hij overbescheiden geworden.
Louise.
Hij raakte er dus onder en zocht zijn troost bij Roster?
Lena.
Ja, ze hadden een karikatuur van een van zijn vechtplannen gemaakt en hij werd bepaald gevaarlijk door z'n wraakzuchtige stemming. Maar Roster heeft | ||||||||||||||
[pagina 604]
| ||||||||||||||
alles terecht gebracht en sedert was hij die hij nu is, iedereen leerde hem achten.
Louise.
Ik hou van hem. Hij is een veel liever verschijning dan de groote mannen onder ons. - Lach je daarom?
Lena.
(terstond weer ernstig en afwerend)
Sommigen stellen hem heel hoog.
Louise
(na kleine pauze zacht en wat moeilijk)
Je vroeg daarnet naar Ralph. Ik ben eerlijk geweest, ik heb hem gezegd dat ik mij heb laten gaan in die hartstocht voor Roster. En daarna... Ik heb immers niets meer gedaan dan gewonden verbinden, ik heb geen gedachten gehad verder.
Lena.
Je was besluiteloos. Anders zou je dezer dagen een boodschap gestuurd hebben.
Louise.
Hoe zou ik niet besluiteloos zijn? Ik weet niet hoe hij mij beschouwt nu.
Lena.
(na kleine pauze)
Aanstonds wordt het dus beslist?
Louise.
(onthutst)
Waarom?
Lena.
Je weet toch, hij komt aanstonds hier voor een vergadering in de zaal boven.
Louise.
Er zal geen tijd zijn.
Lena.
Daar moet tijd voor zijn.
Louise.
Dring je mij naar hem toe? Of hem naar mij?
Lena.
Onzekerheid is voor hem niet te dragen.
Louise.
Maar is hij - onzeker nu?
Lena.
Jou te verliezen is voor hem...
Louise.
Niet te dragen?
Lena.
Och, alles moet gedragen worden.
Louise.
(ontroerd)
Ik hou weer van hem. Maar ik weet niet of alles weer kan worden wat het was, ik denk het niet. Ik weet alleen dat ik 's avonds inslaap met de gedachte aan onze eerste mooie tijd. Dat maakt me dan treurig en rustig tegelijk. | ||||||||||||||
[pagina 605]
| ||||||||||||||
Lena.
Ik hoop dat Ralph dat ook kan. Rustig inslapen na het werk daags.
Louise.
(heftig)
Het is toch zoo belangrijk nu wat hij te doen heeft, zou hij dan toe kunnen geven aan liefdesbeslommeringen? (zichzelf vermanend en zachter) . Ik weet, het is slecht geweest, ik had zeker in deze tijd aan hem alleen moeten denken.
Lena.
(weifelend)
Ja. Als je van hem houdt.
Louise.
(met nadruk)
Ik hou van hem. Maar ik kan nu niet vooruit zeggen wat ik zal doen, dat hangt af van wat ik op een oogenblik voel dat gedaan moet worden. (Zij gaat heen met de matras die ze heeft afgewerkt.
.
Martijn Eekman komt terstond daarop terug van boven)
Eekman.
Dag Lena! Ik ben nu gelukkiger dan daarnet. Ik zocht jou en ik vond een paar samenzweerders. (gaat zitten en haalt een stuk brood uit zijn zak dat hij opeet) .
Lena.
Samenzweerders?
Eekman.
Heb je nog wat te drinken voor me? 'k Heb lang op wacht gestaan en ga aanstonds weer. - 't Waren Heekveld en Desner, de oud-strijder uit Berndal. Ze brachten hem boven een ovatie.
Lena.
Ik hou niet van hem. (Zij schenkt in een groote gebloemde kop koffie en geeft het hem) .
Eekman.
Hij heeft dapper gevochten, dat is waar. (drinkt, zegt dan) . Die kop is te mooi.
Lena.
(achteloos)
'k Heb zoo weinig goed hier. Deze is van Bobbie's vader.
Eekman.
Ja. Wat een rijke tijd vroeger.
Lena.
(wat in vuur)
Opgekleurde armoe! (Na kleine pauze op gewone toon) . Niet voor ieder misschien, maar voor mij.
Eekman.
Nee, niet voor ieder. In mijn omgeving | ||||||||||||||
[pagina 606]
| ||||||||||||||
waren de dingen meest lief en prettig. (met warme blik van vertrouwen) . Wat doet het er nu toe in deze tijd?
Lena.
Nee, we hebben geen verleden op 't oogenblik, alleen een toekomst. - Is alles rustig geweest vanmorgen?
Eekman.
Wat het vechten betreft, ja. We hebben de voorraden onderzocht die we buitmaakten in de pakhuizen. Wat een indruk! Heerlijk om zakken met graan aan te zien die wij te verdeelen hebben. Wat een kreten! - Daaruit zal de eerste hymne van de nieuwe tijd voortkomen. Nu schreeuwt er nog het wantrouwen doorheen, alles is nog te onzeker om je te veel te verblijden, (na pauze) En de honger is zoo groot.
Lena.
Wat was er verder, behalve graan?
Eekman.
O, van alles, maar dat was 't voornaamste. Wijn en andere spiritualien waren er ook.
Lena.
(bezorgd)
Voor de zieken?
Eekman.
(lakoniek)
Ik vrees dat ook de gezonden hun deel er van krijgen.
Lena.
(als voren)
Dronkenschap is nu vreeselijk.
Eekman.
Maar heerlijk voor de ongelukkigen! (zakelijk.) Wat er over is na de eerste verwarring gaat naar de zieken en gewonden. (Lena verwijdert zich met een matras. Eekman roept haar na, met nadruk doch niet luid.) Wees niet bang! We hebben wel de wildernis nog hier, maar de hymne is ook te hooren! (Hij staat op en ziet naar buiten, dan òp naar de vlag in de verte.
Edi Roster komt binnen. Hij is forsch en sterk gebouwd, wat ouder dan Eekman.)
Roster.
(legt de hand op Eekman's schouder. Zegt met teederheid)
Sta je te droomen?
Eekman.
(warm en opgewekt)
Ik wachtte jou, Edi! | ||||||||||||||
[pagina 607]
| ||||||||||||||
(meer zakelijk.) Er broeit iets boven. Ik heb Desner pas zien inhuldigen daar.
Roster.
(donker-verrast)
Hij is dus gekomen! (vervolgt met zelfbewuste, rustige kracht) Dan wordt het vechten voor mij naar binnen en naar buiten, er blijft veel waarop ik veilig steunen kan, we zullen kalm afwachten. (ernstig en heftig, daarbij Eekman aanziende) Innerlijk steun ik op onze vriendschap alleen!
Eekman.
(zacht, half in scherts, half ernstig)
Je bent tot me teruggekomen!
Roster.
(haastig)
Nee. Ik ben niet weg geweest.
Eekman.
(licht blozend)
Als dat waar is...
Roster.
(heftig)
Er is en blijft tusschen ons maar één waarheid. Die van het eerste moment van onze verbroedering!
Eekman.
(schertsend doch geroerd)
Toen het hulpelooze jongetje bij jou binnenkroop.
Roster.
(koel-ingehouden)
Iets dat hulpeloos is zou ik niet kunnen helpen. (teeder) Je was tenger en breekbaar maar heel sterk van wil.
Eekman.
Ik groeide door jou.
Roster.
Laat het zoo zijn. - Mijn herinnering aan jou zooals je daar bij me zat na de eerste vertrouwelijkheid tusschen ons, - dat blijft me bij als iets dat heel blij en wit is, - een witte vlag!
Eekman.
Ik gloeide om de onrechtvaardige dingen die ze me hadden aangedaan.
Roster.
Die je jezelf had aangedaan.
Eekman.
Dan zei me m'n strenge rechter toen. En alles wat hij zei was waar.
Roster.
Je bent wèl veranderd sedert.
Eekman.
Ja, wonderlijk sterk. (Roster aanziende) Meer misschien, - naar de kant van de lijdelijkheid, - dan je toen hebt bedoeld...
| ||||||||||||||
[pagina 608]
| ||||||||||||||
Roster.
(luchtig afwerend)
Ik had geen bedoeling. Ik liet dat aan de natuur over.
Eekman.
En die bergt verrassingen in zich.
Roster.
(na pauze, omzichtig)
Ik ben niet verrast geweest.
Eekman.
Ik moet zijn die ik ben!
Roster.
(zacht)
Het is goed.
Eekman.
(glimlachend en zacht indringend)
Waarom zou het niet goed zijn?
Roster.
Zoo'n glimlach als nu had je ook die eerste keer toen je me je verdrietelijkheden vertelde alsof 't er niets op aankwam. Maar je was niet echt en rustig toen en ik kreeg die glimlach weg en had een woest-opstandige kinderziel gevangen. En daarna...
Eekman.
Werden we gelijken. Gelijk berechtigd in de vriendschap. Mijn woestheid was eigenlijk niet anders dan een vreeselijk verlangen naar dat wat jij in je hart had. En dat ik kreeg.
Roster.
(peinzend)
Zonder mij zou je weer een ander zijn?
Eekman.
Ja, maar natuurlijk geen herhaling van vroeger, zelfs geen schijn daarvan. Niets herhaalt zich dat eenmaal zoo is opgelost. (Bobbie komt onstuimig binnen.)
Bobbie.
(tot Eekman)
Waarom heb je me niet verteld van de overwinning?
Eekman.
(glimlachend)
Omdat die nog niet klaar is.
Bobbie.
De jongens zeggen het. Krijgen we nu meer te eten?
Roster.
(gewild-barsch)
Maak maar dat je wegkomt. Naar je moeder.
Bobbie.
Ik kom niet voor jou hier, maar voor Martijn.
Roster.
Nou, da's eerlijk. Maar ga toch maar gauw. Kijk, ik draai je zoo de nek om.
Bobbie.
(tot Eekman)
Waarom zeg jij niks? | ||||||||||||||
[pagina 609]
| ||||||||||||||
Eekman.
(wijzend op Roster)
Bobbie, hij heeft de vlag op 't raadhuis gezet!
Bobbie.
(vol ontzag)
O! Met een groote ladder?
Eekman.
(lachend)
Nee, met een vliegmachien.
Bobbie.
(zachtjes tot Eekman)
Hè je nog wat brood voor me? Een half stukkie? (Eekman schudt van neen tegen Bobbie.)
Roster.
(verwijtend tot Eekman)
Heb je hem ooit brood gegeven? (Bobbie kijkt even en sluipt gauw weg.)
Eekman.
Edi, hij bracht ook een keer een stuk van z'n portie mee voor mij!
Roster.
(schertsend, toch verwijtend)
Lichtzinnige jongen! (met hartstocht) Ik ben gierig op elk vezeltje van jou leven! (Eekman strak aankijkend) Je ziet bleek.
Eekman.
(wat uitdagend)
Is dat alles?
Roster.
(ernstig en langzaam)
Nee, da's niet alles. Je oogen.... (bruusk) Waarom wil je meevechten? Je bent er niet voor bestemd, ruwheid hoort niet bij je.
Eekman.
(rustig verwijtend)
Hoe zou je kijken als ik in de steek liet wat ik welbewust begon?
Roster.
(kort)
'k Weet het. (meer heftig) Ik wensch dat je meevecht en nog wel - als een held. (donker) Als je van iemand houdt wordt alles tegenstrijdig.
Eekman.
O ja. Eensdeels wensch je me verstopt te houden achter jou rug....
Roster.
(peinzend-ernstig en met diep besef)
Als een domme gemeene kogel jou treft, dan, - ja dan kan ik je misschien nog wreken, maar verder heet het voor mij: jou volgen! (met smartelijke hartstocht) God, hoe de wereld zich dan toeknijpt voor me, maar ik kàn je volgen!
Eekman.
(ernstig en zacht)
Nu ben jij van ons beiden het kind, Edi! | ||||||||||||||
[pagina 610]
| ||||||||||||||
Roster.
(ontstemd)
Ach jongen, je verstaat me niet. 't Hoeft ook niet.
Eekman.
(als voren)
Geef me je hand erop dat ik je wel versta! (Mijns en Verduin komen binnen. De mannen groeten elkander wederkeerig en zetten zich bij het eerstvolgend gesprek op de banken).
Mijns.
(driftig en verbitterd)
We komen jullie nieuws brengen. Niet van een goed soort. De leider die we hebben, die we in onze wijsheid onszelf hebben gekozen, die is rot, die is..., een mooie schijnkerel is ie, maar van binnen...
Verduin.
Zakelijk vertellen. Koberg heeft whisky gegapt uit de voorraad die we gister buitmaakten. We hebben hem er mee betrapt op z'n kamer.
Mijns.
We weten wel, der zijn ook anderen geweest, meest uitgehongerde stakkers die zich hebben te buiten gegaan. 't Had niet moeten zijn, maar 't is vergeeflijk; als je drinkt voel je de honger niet meer. Maar een leider die we tot nog toe gevrijwaard hebben voor het echte gebreklijen, - van hem is 't een schandstreek!
Roster.
Wie weten het behalve jullie?
Verduin.
Wou je het in de doofpot...?
Roster.
(koel)
Jullie geven zelf een verontschuldiging voor de anderen die sterke drank genomen hebben. Misschien heeft hij, de leider, er ook een.
Verduin.
Dat heeft ie niet!
Eekman.
(met nadruk)
Dat is wel zoo! Hij heeft er een! Bovendien is meest door zijn toedoen de grootste hoeveelheid wijn en andere dranken gered voor de zieken. Whisky was er weinig.
Mijns.
Denk je dat we niet allemaal soms zouen wenschen der uit te zijn, dronken te zijn, zoodat je al de ellende en de verantwoordelijkheid die we op ons | ||||||||||||||
[pagina 611]
| ||||||||||||||
hebben genomen niet meer voelt? Wat heeft hij...?
Eekman.
Ja, hij heeft een bijzondere reden om zich er uit te wenschen, maar hij mag niet en hij zal niet. We moeten hem weer opeischen voor 't werk!
Mijns.
Hij was al een beetje dronken en nam 't niet ernstig dat we hem overvielen. Hij zei dat het volk dat de voorraden uithaalde, hem zelf de whisky had gegeven omdat ze erkenden dat hij die hartsterking noodig had. 't Was een spontane handeling en hij had het spontaan aanvaard.
Roster.
Laat die kwestie dan spontaan rusten. Wie van ons...
Verduin.
Geen van ons!
Mijns.
(tot Roster)
Juist bij jou kwamen we omdat je doortastend bent.
Roster.
Ik kan een leider uitstooten, en meer, maar dit geval is geen leider waard. Wie vergreep zich niet aan het een of ander, uit wanhoop of door wat voor hartstocht ook? Koberg moet opgeeischt worden en nuchter gehouden verder.
Verduin.
(heftig)
Nee, hij moet van zijn hooge plaats af en Eekman moet daar gesteld worden. Koberg heeft jou, Eekman, opzettelijk achteruit gehouden en nu is 't de tijd om dat te herstellen!
Roster.
(na blik op Eekman)
Eekman wil hem handhaven.
Verduin.
Spreek niet voor Eekman. Ben je zijn voogd? (tot Eekman die hem wil onderbreken) En spreek jij niet te gauw nu opdat je der geen berouw van krijgt hierna. We weten allemaal dat je omhoog wou en dat je door Koberg omlaag bent gehouden!
Eekman.
Ja, ik had vroeger de wensch om naast hem te staan of boven hem. Maar da's voorbijgegaan. Koberg is ver mijn meerdere in kennis en in ijver. Als ik omhoog wordt geschoven zal mijn eerste taak zijn | ||||||||||||||
[pagina 612]
| ||||||||||||||
Koberg in zijn plaats te herstellen. 't Is vergeefsche moeite. (Hij is opgestaan en gaat het vertrek uit.)
Mijns.
(na pauze)
Ik zag hem graag als de eerste onder ons allemaal. Koberg heeft meer talent misschien, meer kracht om 't volk mee te sleepen, maar innerlijk...
Roster.
(norsch)
Bemoei je in deze tijd niet te veel met iemand's innerlijk.
Mijns.
Waarom niet?
Roster.
Omdat je nooit iemand beoordeelen kunt zonder je te vergissen. Dit is een tijd van wording. Wat vandaag niet is kan morgen zijn. (Ralph Koberg komt binnen. Allen nemen hem snel en onderzoekend op.)
Verduin.
(half luid brommend)
Hij is dronken.
Mijns.
(manend tot Verduin)
Laten wij nuchter blijven.
Koberg.
Is er gericht over mij gehouden? - Je zegt niks? Dus is 't erger nog?
Mijns.
Hoe kan 't erger zijn?
Koberg.
Uitgestooten. Uitgestooten is 't ergst.
Mijns.
Een leider moet betrouwbaar zijn.
Koberg.
't Is verkeerd om iemand, wie 't ook is, al te erg te vertrouwen. (tot Roster die verstoord opkijkt) Excuseer me, Edi, ieder heeft wel een vriend of vriendin die hij graag in 't bijzonder vertrouwt.
Verduin.
We zijn niet allemaal zwakkelingen!
Koberg.
Ja, weet je wat het geval is. Ik ben - geen zwakkeling. (Hij gaat zitten op eenige afstand van de anderen.) In welk opzicht heb ik gefaald wat betreft mijn leiding sedert we in deze heete strijd staan?
Verduin.
Het meenemen van sterke drank was tegen de orde.
Koberg.
Voor de whisky was niets bepaald en een goede geest heeft de menschen ingegeven dat ik het | ||||||||||||||
[pagina 613]
| ||||||||||||||
't meest noodig had van al. Maar ik heb iets nagelaten dat ik had behooren te doen. Ik had ook dit goedje ofschoon 't weinig was buiten bereik moeten stellen van mezelf en anderen. Om de wil van het principe, ofschoon het eigenlijke gevaar voor dronkenschap reeds was ondervangen. Ik had het voordeel van de hartsterking moeten offeren...
Mijns.
En niet voorgaan!
Koberg.
En niet voorgaan. Overigens kan 't heilzaam zijn. Dronkenschap bij mate meen ik. Voor mijn gemoed is 't heilzaam. - Wat is jou meening, Edi?
Roster.
Ik geloof dat je betrouwbaar bent, ondanks dit feit.
Koberg.
Je - begrijpt me? Die daad van me?
Roster.
(ongeduldig)
Waarom zou ik me in die daad verdiepen? Het persoonlijke is ondergeschikt nu.
Koberg.
Je bent mijn meerdere, zoo niet in zelfbeheersching, dan toch in gezond verstand.
Roster.
Op dit oogenblik zeker.
Koberg.
Nee, niet op dit oogenblik, maar hiervóór ben je mijn meerdere geweest. M'n meerdere in datgene dat absoluut is.
Roster.
Wat bedoel je?
Koberg.
Der is een meisje dat 't me gezegd heeft. Niet in woorden. Maar der is een meisje dat jou meer vindt dan mij en mij daarvoor in 't vuil heeft gegooid! Versta je me?
Roster.
(star)
Nee, ik versta je niet. (onrustig.) Als der iets van waarheid in is, in wat je zegt...
Koberg.
Nee, der is geen waarheid in. 't Is fantazie.
Verduin.
(opstaande tot Mijns)
Hij is dronken. Ga mee!
Koberg.
Wacht! Bedenk dat ik aanstonds bij de kameraden boven vechten zal voor mijn leiderschap, | ||||||||||||||
[pagina 614]
| ||||||||||||||
als ik wordt aangevallen. Je zult grooter argumenten moeten hebben dan dit eene om mij ten onder te brengen.
Mijns.
Je deed onrecht ten opzichte van Eekman.
Koberg.
Ik moet weten welk. Want we hebben veel jaren samen omgegaan en ik denk, ik deed hem vaker dan eenmaal onrecht.
Mijns.
Je hebt hem voor een paar jaar van fouten beticht die er niet waren...
Koberg.
Ze waren er. Hij voerde destijds een slordige administratie voor ons blad. Erkende zelf zijn fouten.
Verduin.
Onbeduidende fouten, door jou opgeblazen tot iets groots om hem er onder te krijgen!
Koberg.
Kleine fouten kunnen groot zijn. (heftig.) En als je hem als leider wenscht, bedenk dat ik zwoegde om te weten en te doen al wat dienen kan om onze strijd te winnen in dezelfde tijd dat hij onder de boomen een liedje floot!
Roster.
Martijn dingt niet naar jou plaats.
Koberg.
(ingehouden)
Doet hij 't niet? Dat is nobel en dat is wijs. Jij, Edi, hebt ook eenmaal gedacht: hij of ik! - en toen heb je gezien dat ik het ben!
Verduin.
Roster, waarom stel je je nu niet forsch aan onze kant en tegen hem?
Kobeg.
(spottend)
Ja, Edi, van jou hangt nu heel veel af. Je bent een verschrikkelijk groote macht in mijn leven geworden en het verwonderlijkste is dat je zelf niet weet, niet schijnt te weten... (Roster kijkt Koberg aan en deze zwijgt.)
Verduin.
Hij is immers dronken!
Koberg.
(tot Roster)
Het gaat over Martijn. Waarom heb je indertijd toegelaten dat hij achterbleef en ik naar boven kwam? | ||||||||||||||
[pagina 615]
| ||||||||||||||
Roster.
(ernstig)
Hij lei zich der bij neer dat hij fouten had gemaakt en dat hij achteruit werd geschoven. (met klem.) En die dat kan, - die is - gelukkig!
Mijns.
Nu Eekman niet wil, denk ik niet verder over een andere leider.
Verduin.
(tot Koberg)
Hij heeft je zooeven rot genoemd! Innerlijk rot!
Mijns.
Ik ben te ver gegaan. Ik trek mijn woorden nu in. Roster heeft het goed gezegd daarnet: dit is een tijd van wording. (Koberg staat op. Mijns eveneens.)
Koberg.
Ik zal voor ons werk blijven die ik was. (tot Verduin) Het gerucht van m'n zwakheden zal om me heen gonzen boven en ik zal door enkelen vertrapt worden, maar toch aan mezelf vasthouden en mezelf, zoo noodig, midden in het leven begraven met deze spreuk: hij was een begaafd man en met zijn brandend weten ging hij steeds vooraan, maar in het oog van de wijzen was hij een zot en tegenover de rechtvaardigen was hij geen respectabel mensch! (Koberg gaat heen. Vlak daarna Verduin. Mijns staat nog aarzelend.)
Mijns.
Is hij nu dronken of niet?
Roster.
Wat doet het er toe? Als hij dronken is, dan is hij met verstand dronken. (staat op en zegt na pauze onrustig) Ik sta anders tegenover hem dan jullie. Ik had hem nu in zijn zwakheid tegemoet willen komen als een vriend. (met klem) Ik begrijp hem, maar ik ben nu wel de laatste die hem helpen kan.
Mijns.
Zijn jullie dan werkelijk nog vrienden? Vroeger misschien, maar sedert hij zich aan Eekman vergreep, ben je sterk afgekoeld dacht ik. Of hou je nu plotseling een andere koers?
Roster.
Ik hou geen andere koers. (na pauze met diep besef) Hij was indertijd schuldig en tengevolge daarvan is hij nu krankzinnig eenzaam!
| ||||||||||||||
[pagina 616]
| ||||||||||||||
Mijns.
(zwijgt even, zegt dan zakelijk)
't Wordt tijd voor de vergadering.
Roster.
Ik kom. (Mijns gaat heen. Roster blijft nog. Lena komt even daarna voorzichtig binnen.)
Lena.
Ben jij nog hier? (ziet Roster nadrukkelijk en ernstig aan, zegt dan) Hij mag niet...
Roster.
Spreek je over Ralph?
Lena.
Ja. Hij mag niet verloren gaan aan een ongelukkige drift.
Roster.
Wat is een ongelukkige drift? Dronkenschap? Liefde ook?
Lena.
Help hem.
Roster.
Hij moet zichzelf helpen en hij kan het.
Lena.
Help hem dan hierna eenmaal als 't noodig is. (Lena gaat snel heen.
Martijn Eekman komt terug.)
Eekman.
Waarom blijf je nog hier? De vergadering...
Roster.
Ja. Ik wachtte. Op jou. Om mij iets te zeggen. (Ziet Eekman vorschend aan.) Je raadt het?
Eekman.
Misschien.
Roster.
Hoe is Ralph nu?
Eekman.
Bijna als anders. Zijn dronkenschap is nu binnenin en hij is beheerscht. Niemand zal hem ernstig aanvallen.
Roster.
Hij sprak hier over een meisje.
Eekman.
Ja.
Roster.
Zeg op!
Eekman.
Hij was verloofd met Louise Weerd. Ze hielden 't stil.
Roster.
Waarom?
Eekman.
Zij wou hier haar werk doen zonder de aandacht te trekken als verloofde van Ralph. Een soort eerzucht. Zelfstandig een rol spelen.
Roster.
Wist jij...? | ||||||||||||||
[pagina 617]
| ||||||||||||||
Eekman.
Ondanks dat je niets zei heb ik geweten, gezien dat je verliefd op haar was, - en zij op jou.
Roster.
(ontstemd)
Onzin. (ernstiger.) Maar zij, - dat meisje, - is anders dan ik dacht. Is dat een verloofde? Nee. Tegen jou alleen zeg ik het: een mooie hoer is ze!
Eekman.
Ze is wat anders.
Roster.
Een vrouw die zich verhuurt meen ik natuurlijk niet. Maar ze geeft zich aan de een, terwijl ze de ander in het hart heeft. - En ik? - Zoo was ik ook! - Daarom wist ik niets van haar, omdat ik niets wou weten. Ik was gedachteloos, - gewetenloos. Maar jij? Waarom zei jij niets?
Eekman.
Ik kon niet en ik wou niet.
Roster.
Je moet Ralph wel gehaat hebben, dat je me dat hebt verzwegen!
Eekman.
Nee. Ik had een ander motief. Ik was met jou mee gedachtenloos en gewetenloos. Ik wou je niet storen, dat was alles.
Roster.
Je hadt niet moeten zwijgen.
Eekman.
Ik beken schuld. Maar ik heb het toch zoo gewild. Waarom weet ik niet. Dat is verward in me. Ik wou je niet aan dat meisje verliezen en ik wou toch dat je haar nam, dat ze van jou was.
Roster.
(met teedere scherts, half verwijtend)
Jou liefde voor mij maakt je aan mij gelijk, dat is 't gevaar.
Eekman.
Niet gelijk. Ik ben alleen maar dicht naast je, zoo dicht dat ik mijn voetstap niet hoor, waar we samen gaan. - Stoor me niet, ik ben me bewust van m'n dichterschap nu, ik bemoedig me zelf met poezie als ik op wacht sta. (Ze gaan samen het vertrek uit). Na kleine pauze komt Elly binnen. Zij is een jong meisje dat er wat verfomfaaid uitziet, haar kleeding is oorspronkelijk van goede snit, haar blik dwalerig en dwepend. Zij kijkt rond en zet zich. Schijnt even
| ||||||||||||||
[pagina 618]
| ||||||||||||||
in diep gepeins verzonken, dan wordt haar houding nonchalant, ze eet uit haar zak noten en zingt tusschendoor onwijs-zangerig, doch met bewustzijn en als sombere scherts.
Elly.
Met nootjes en wijn
Houd ik mij rein
Alles is foetsi.
(Dan komt Louise binnen. Elly houdt dadelijk op met zingen.)
Louise.
(gereserveerd)
Dag Elly, wat kom jij hier doen?
Elly.
Je mag hier vrij binnenloopen, niet?
Louise.
Als je iets te vragen hebt, ja.
Elly.
Ik kom jou raad vragen.
Louise.
Hoezoo? (Zij gaat naar de matrassen en vangt opnieuw te naaien aan.)
Elly.
(energiek opstaande)
Weet je hoe 't leven op 't oogenblik is in de stad? (Louise antwoordt niet doch ziet Elly koel-vragend aan. Deze gaat voort) Jij werkt en werkt en zien doe je niets meer. De heele vreeselijke chaos bestaat niet meer voor je!
Louise.
Waarom zong je een mal liedje voor ik binnenkwam?
Elly.
(haar hoofd even aanrakend)
Zoo ben ik geworden. Der is iets in me losgesprongen. Net als een veer in een klok en zoo'n ding bromt dan onwijs net zoo lang tot het heelemaal stil staat. (zich bezinnend) Maar met mij is 't toch eenigszins anders. Der is wel iets kapot in me, maar een nieuwe kracht wordt tegelijk levend. Nu is 't maar de vraag wat ik zal doen met dat nieuwe en daarom kom ik jou raad vragen.
Louise.
Als je belooft je niet aan te stellen kan je me hier komen helpen.
Elly.
(lacht nerveus)
Allerliefst! Mag ik mee naaien aan die matrassen? | ||||||||||||||
[pagina 619]
| ||||||||||||||
Louise.
Nee. Ga maar naar huis. Je bent onbruikbaar.
Elly.
(gaat weer zitten)
Wil je nog even naar me luisteren?
Louise.
Wat dan?
Elly.
Ik heb me een keer verkocht omdat ik honger had. Meer dan één keer. Terwijl jij hier veilig je brood had en je werk deed.
Louise.
Der zijn er meer zulken.
Elly.
Dat raakt jou gevoel niet meer?
Louise.
Raakt het je eigen gevoel dan? Als je je niet verkocht had uit gebrek dan zou je 't gedaan hebben - om émoties te beleven.
Elly.
Je durft me verachten?
Louise.
Nee. Maar ik weet wat je bedoelt als je 't hebt over de chaos hier. Een chaos van émoties die je nooit aangedurfd zou hebben als de wereld ordelijk was op de manier van vroeger.
Elly.
En jij dan?
Louise.
Ik ben ook anders dan vroeger.
Elly.
Jij hebt ook émoties? Andere dan vroeger?
Louise.
Ik deed ook iets dat ik vroeger niet gedaan zou hebben. Je hoeft daar niet zoo gespannen naar te luisteren. Als ik hongerig over straat liep zou ik hetzelfde gedaan hebben wat jij deed. Maar als me werk werd aangeboden daarna, dan zou ik 't aanpakken. Da's 't verschil.
Elly.
Ik wil iets groots doen.
Louise.
Een misdaad?
Elly.
(nerveus)
O jij engel, wat ben je scherp in je waarnemingen! En wat een oogen zet je op, jij die weet dat er hier in de stad legers tegenover elkaar staan en dat er al zoo menigeen gevallen is door een misdadige kogel zoowel van je vrienden als vijanden! (op gewone toon.) Jij krijgt hier immers gewonden te verplegen?
| ||||||||||||||
[pagina 620]
| ||||||||||||||
Louise.
Sommige.
Elly.
Ik heb er ook een in huis genomen en verzorgd. Ik hoorde schieten en gehuil daarna en ik ben de straat opgeloopen en heb er een gered.
Eouise.
Ik weet het.
Elly.
Maar wat je niet weet... Er werd wat later op dezelfde plek weer geschoten, 't was 't zelfde verloop. Ik hoorde iemand kreunen, - en ik bleef thuis! 't Was een reactie op m'n dapperheid van daarvoor. Ik was hopeloos laf, ik zat te beven en kon niets. En daarna werd ik vreeselijk kalm en ik hoorde nog aldoor het gekreun. Ik was niet bang meer, maar ik dacht: ik ga niet en ik werd heelemaal onverschillig. Misschien is de man doodgebloed, ik zat in mezelf te kijken hoe alle medelijden in een ijzige kou was veranderd. En daarna...
Louise.
Ging je gekke liedjes zingen?
Elly.
Ja, - dat was daarna, - wat zou dat? Dat brengt me in evenwicht met al de waanzin en ellende.
Louise.
Je zou ook zijn wat je nu bent zonder die gewonde man.
Elly.
Het was die eene vreeselijke émotie, sterker dan alle andere...
Louise.
(heftig)
Het zijn geen van alle émoties geweest die de moeite waard waren. Alleen als je er nu toe kwam om hard te werken dan zou je op den duur in staat zijn een werkelijk-groote émotie te doorleven.
Elly.
Werk? Ja, maar niet zulk werk. Ik zoek leven! (Louise schudt het hoofd. Elly vervolgt, eensklaps overslaande in verwarring) Jou haar is tot een tuin geworden!
Louise.
(ontsteld, doch streng)
Elly, trek je los!
Elly.
Die gloed er in! 't Is een avondtuin! (ziet naar buiten, vervolgt op sleepend-melancolieke toon)
| ||||||||||||||
[pagina 621]
| ||||||||||||||
Hoe kan je 't hier uithouden, zoo kaal, zoo doodsch?
Louise.
(als voren)
Hou daarmee op!
Elly.
(lacherig)
Weet je nog van vroeger, die avond toen we in de zaal hierboven voor 't eerst naar Ralph Koberg kwamen luisteren en hoe jij verliefd werd op hem? Ik werd alleen door de idee van het socialisme gewonnen toen. Maar wat is een idee in deze chaos? (wacht even, staat op en zegt heftiger) Je wilt niet antwoorden? Jij hebt ook krankzinnige gedachten nu, maar je houdt je wijs. Alle menschen houden zich wijs die met het verleden niet volkomen gebroken hebben zooals ik! (Zij gaat naar de deur. Lena komt binnen. Elly zegt nog, op Lena wijzend) Haar zag ik ook die avond. Volbloed proletarisch, bleek en zonder gratie. Adieu! (Zij gaat snel heen.)
Lena.
Wie was dat?
Louise.
'n Stumper. Niet meer te helpen.
Lena.
Bestuursleden komen hier direct om apart te overleggen. Ralph en anderen.
Louise.
Ik ga plaats maken (Zij verlaat het vertrek en Lena volgt haar.
Dan komen Ralph Koberg en Edi Roster binnen.)
Koberg.
Waar is Martijn?
Roster.
Heengegaan op wacht.
Koberg.
Ik zie 't aan jou. Der is een trilling in je als van een sterke boom in een onzichtbare storm. Onder de gelukkige menschen ben ik een paria. Onder de miserabelen voel ik me eerst leven. (Heekveld, Mijns en Verduin komen binnen.)
Mijns.
(tot Heekveld die 't laatst komt)
Sluit de deur.
Heekveld.
(terwijl hij de deur sluit tot Mijns)
Bang voor spoken? (Allen gaan zitten.)
Verduin.
Wij die in dezen samen het bestuur uitmaken... | ||||||||||||||
[pagina 622]
| ||||||||||||||
Heekveld.
Een bestuur dat uitmunt door eendrachtigheid.
Koberg.
Laat dat liever. Kom dadelijk tot de zaak. De zaak is: zullen we aanstonds Desner benoemen als medeleider van de verdediging? Wat is jou meening, Edi?
Roster.
Ik ben er tegen.
Koberg.
't Is waar dat je positie eenigszins verandert. Jij en Desner zullen dan samen de verdediging te regelen hebben. Hij heeft ervaring en het volk is vóór hem.
Mijns.
Het volk is voor Roster.
Koberg.
Natuurlijk. Oók voor Roster. Maar óók voor Desner. Ik ben er voor ook Desner te benoemen.
Heekveld.
En ik!
Mijns.
Ik weet het niet. Is hij in hoofdzaak een misdadiger of een held? 't Is noodig dat vast te stellen.
Roster.
In de oude maatschappij heette hij een misdadiger. Maar dat geldt niet voor ons.
Mijns.
Wat geldt dan nu?
Roster.
Onze meening. Noem het instinct. Noem het oordeel.
Heekveld.
Heeft hij onze strijd in iets benadeeld?
Roster.
Zijn dienst is nog maar kort.
Koberg.
In onze strijd is hij een held geweest en dat laat ik nu alleen gelden. Niet voor niets roemden ze hem in Berndal hoog!
Verduin.
Ik ben ook vóór hem. Sinds andere leiders worden toegejuicht nadat ze hun eigen hartstochten hebben botgevierd ten koste...
Roster.
(onderbrekend)
Ten koste van wat?
Verduin.
Ten koste van de eenheid. Jullie, Koberg en Roster haten mekaar om een meisje, juist op dit tijdstip dat alle krachten moeten samenvallen. En Koberg drinkt zich dronken en fraseert... | ||||||||||||||
[pagina 623]
| ||||||||||||||
Koberg.
Praat ik zonder zin? Dat was niet de meening van de kameraden daarnet.
Heekveld.
Geef geen antwoord aan de verrajers, Koberg! Hou je aan 't volk. 't Volk laat je niet los, dat kent je en vertrouwt je! - Een woord van jou en....
Mijns.
Hou je vast in 't zadel, Roster! Ze willen je wippen!
Roster.
Ik ben zwaar. Ik blijf toch waar ik ben.
Mijns.
Dat is 't juist dat je de zwaarste kerel bent van de heele troep. Ze hebben lichter volk noodig nu.
Heekveld.
Dapper volk hebben we noodig. Eerst winnen en dan - leve de wraak!
Roster.
(na pauze)
Goed. Leve de wraak.
Mijns.
Die hetzelfde zegt meent nog niet hetzelfde!
Heekveld.
En die met woorden schermt is een dubbele verrajer! - Alleen jou woorden zijn goed, Koberg, die maken 't volk sterk en strijdlustig!
Koberg.
Waarom ga je een man als Roster voor verrajer uitkraaien? Niemand is meer betrouwbaar dan hij.
Heekveld.
Ze wilden z'n lieveling, Eekman, tegen jou uitspelen omdat hij nooit iets misdaan heeft en omdat jij niet zonder zonde bent!
Koberg.
Onder jullie heb ik verleerd schaamte te voelen. - Kijk niet zoo donker, Edi, want jij en Martijn kunnen dragen dat je beschimpt wordt, je blijft toch altijd in 't midden van de strijd, waar die opwaarts gaat. Maar ik die in veel strikken ben gevallen, ik moet worstelen om boven te blijven, om niet vertrapt te worden. Ik ben mogelijk een fraseur geworden...
Roster.
Da's de whisky, maar der is waarheid in de frase. Raas vrijuit. | ||||||||||||||
[pagina 624]
| ||||||||||||||
Koberg.
Als ik worstel tegen degenen die me willen uitstooten dan worstel ik ook mijn ziel omhoog. (Desner komt binnen, beweegt zich onderzoekend langzaam.)
Desner.
(na pauze)
Vrienden? - Vijanden?
Heekveld.
Allebei, maar vrienden 't meest.
Desner.
't Is hier een vergadering apart zie ik. Ik zal niet storen. Alleen een oogenblik.
Koberg.
Je stoort niet. Wij zijn klaar.
Desner.
Ik wil je iets laten zien. Een souvenir uit Berndal.
Koberg.
Het belangrijkste souvenir uit Berndal is de nederlaag. Maar we weten dat die aan jou niet te wijten is. Je bent een goed vechter geweest.
Desner.
Ja, ik heb overwonnen en daarna de nederlaag mee geleden. Ik kom hier als vluchteling en als vreemde. Ik moet verdragen dat sommigen tegenover mij nog wantrouwen doen gelden. Wat zou iemand als ik anders kunnen verwachten?
Koberg.
Meegevoel, omdat je geleden hebt, Desner!
Heekveld.
En bewondering voor je dapperheid!
Desner.
(zijn schouder ontblootend)
Dit is mijn souvenir.
Verduin.
Wat is dat? Wat voor litteeken?
Desner.
Van gloeiend ijzer. Nadat ik gevangen was genomen hebben ze me tot verraad willen dwingen. Met zulke middelen. Maar ik heb niemand en niets verraden. (Allen kijken, behalve Roster. Desner gaat voort na zijn schouder weer bedekt te hebben) Als ik wel een verrader was geworden zou niemand recht hebben me iets te verwijten. Als paria ben ik opgegroeid, ik had nooit iets anders dan een hondenleven. En de kameraden later wantrouwden me omdat ik een verworpeling in de maatschappij was, daarom hadden ook zij niet het recht gehad mij te
| ||||||||||||||
[pagina 625]
| ||||||||||||||
veroordeelen als ik verraden had. Maar ik heb dit (wijst op zijn litteeken) doorstaan en niet verraden.
Heekveld.
Waarom heb jij geen belangstelling voor dat souvenir, Roster?
Roster.
(na kleine pauze koel en als terloops)
Nee, ik had geen lust om te kijken.
Heekveld.
Luister, Desner! Wij waren vóór je, Roster en Mijns waren tegen je, maar Mijns heeft wel naar je litteeken gekeken en hij huivert nu van ontzag.
Mijns.
Ik had niet gezegd dat ik tegen was.
Heekveld.
Hij trekt terug. Hoor je, Desner?
Mijns.
(heftig)
Ik ben nù tegen!
Koberg.
(kort en zakelijk)
't Geeft niet. Wij zijn toch in de meerderheid. (Hij staat op. Allen volgen 'tvoorbeeld behalve Roster.)
Heekveld.
Wat van nu af heerscht is alleen dapperheid of vrees! Die zelf geen kerel is met veel courage steunt zich voortaan aan een ander die 't wel heeft.
Desner.
Ik ben van plan een geducht steunpunt te zijn voor al onze mannen, (tot Koberg) Al je zichtbare en onzichtbare vijanden - kraak ik!
Heekveld.
Hoera voor Desner! Ik ga de kameraden boven ons besluit bekend maken. (Hij verlaat snel het vertrek. Allen behalve Roster volgen. Koberg keert echter bij de deur terug, nadat de anderen reeds weg zijn.
Koberg.
(vangt na kleine pauze omzichtig aan)
Je hebt niet willen zien naar het embleem, Edi, maar je zult niet weigeren me even aan te hooren, over Desner? Als mensch, meen ik. Zooeven ging het er enkel om of hij bruikbaar was als strijder en dat hebben we uitgemaakt. - Maar ik heb pas geleden een relaas gehad van zijn leven...
Roster.
Een hondenleven zei hij zelf. | ||||||||||||||
[pagina 626]
| ||||||||||||||
Koberg.
Gaat dat aan jou voorbij als een klank?
Roster.
Wat geeft medelijden?
Koberg.
Alles. 't Is de diepste émotie van onze strijd.
Roster.
Je bent te gevoelig daarvoor. Een laatste luxe van je bourgeois-leven.
Koberg.
De luxe van het bourgeois-leven en zelfs van het gemiddelde proletariersleven heeft Desner geheel ontbroken. Een drankzuchtige vader, een moeder die in barre ellende zwoegde voor het gezin. Hijzelf, meer dan middelmatig van aanleg, maar van jongs af neergeslagen, meegesleept in misdadige ondernemingen. En later als hij zich trachtte op te werken...
Roster.
Door diefstal enzoovoorts...
Koberg.
Ja, omdat hij niet anders geleerd had.
Roster.
Hij is niet te veroordeelen. Zoo min als een schadelijk insect.
Koberg.
Geloof je dit laatste getuigenis van hem?
Roster.
Ja, dat zal wel waar zijn.
Koberg.
Een dergelijke daad heft al het andere op. (zacht en met moeite.) Ik zou het niet kunnen. Die mishandeling doorstaan zou ik niet kunnen!
Roster.
Wees toch matig in je bewondering.
Koberg.
Jij orakelt als een oud wijs man.
Roster.
Mogelijk. Maar je moet je volgelingen in toom houden. 't Zijn blinde dravers als jij niet ment.
Koberg.
Wees gerust. De zwakheden van anderen maken mij wel sterk. - Alleen tegenover jou laat ik me in mijn zwakheid zien. (plotseling uitvallend.) Waarom eigenlijk? 't Is krankzinnig!
Roster.
't Is niet krankzinnig. Als je hierna een man bent en leider.
Koberg.
En verder?
Roster.
Klaar om te verliezen desnoods en niet te bezwijken. | ||||||||||||||
[pagina 627]
| ||||||||||||||
Koberg.
Er is een grens!
Roster.
Ja. Er kan een grens zijn.
Koberg.
Ik moet drinken om sterk te zijn.
Roster.
In godsnaam. Doe het.
Koberg.
(met hartstocht)
Drinken geeft droomen. En zonder droomen zie ik de dorste vaalste werkelijkheid. (luid en smartelijk.) Waarom heb je me dat ontnomen waarzonder ik niet kan leven?
Roster.
(beheerscht en ingehouden)
Ik wist het niet. Ik had het moeten weten. (Even zwijgen beide.
Dan komt Louise binnen. Zij is ontroerd, heeft blijkbaar geluisterd.)
Louise.
(beheerscht tot Koberg)
Ik heb je mijn ontrouw beleden, maar - alles is voorbijgegaan. Kan je dat troosten dat ik nu alleen en verlaten ben, net als jij?
Koberg.
(geschokt en onzeker)
Je houdt nog van hem. Je doet jezelf geweld aan.
Louise.
Nee. Mijn liefde is weer voor jou. Maar je hebt gelijk als je me weggooit nu.
Koberg.
(in hevige onrust tot Roster)
Laat je dat toe dat zij naar mij terugkomt? Je hebt haar genomen, waarom zit je daar nu en zwijgt?
Roster.
Ik heb geen rechten.
Koberg.
(honend)
Rechten? Heb ik rechten? Nee.
Louise.
Hij houdt niet van me en ik niet van hem.
Koberg.
(met moeite tot Roster)
Is dat waar?
Roster.
Ja, dat is waar.
Koberg.
Je hebt haar dan genomen zonder liefde?
Roster.
(afgetrokken)
Misschien - is dat zoo.
Koberg.
(tot Louise)
Hij verstoot je. Kunnen wij elkaar dan troosten?
Louise.
Als je vergeven kunt.
Koberg.
Er is niets te vergeven. Je kon mij niet trouw blijven tegen over hem. | ||||||||||||||
[pagina 628]
| ||||||||||||||
Louise.
(met nadruk)
Het vroegere is teruggekomen. (Zij gaat terstond na die woorden heen.)
Koberg.
(verward en bewogen)
Waar is hier 't bedrog? 't Zelfbedrog? En wat is waarheid. (na pauze) Edi!
Roster.
Ja?
Koberg.
Luister je?
Roster.
Ik luister - ook naar wat anders.
Koberg.
(meeluisterend)
Wordt er geschoten?
Roster.
'k Geloof het.
Koberg.
Het vroegere is teruggekomen. Heb je dat verstaan?
Roster.
Ja.
Koberg.
Dat houdt in dat ze van mij is. Blijf je daar ongeroerd bij?
Roster.
Ik geloof dat ze van jou is. Ik heb er vrede mee, meer zelfs dan wanneer 't anders was.
Koberg.
(somber en heftig)
Denk niet dat je haar gehad hebt. Je hebt in 't blinde naar een vrouw gegrepen en zij was mee verbijsterd!
Roster.
(staat op, kijkt met strakke uitdrukking, is geheel aandacht voor 't geen buiten is. Zegt zakelijk, toch bewogen)
Het vechten begint! (Hij gaat heen. Geweervuur klinkt. Koberg luistert, blijft nog even staan.
Louise komt in de deur.)
Louise.
Ralph!
Koberg.
(bewogen)
Ja, dat is de klank van vroeger! - Ik moet gaan! (Hij toeft nog, zij zien elkander aan.)
Louise.
Blijf behouden!
(einde van 't eerste bedrijf)
|
|