gelaedeerd zenuwstelsel zijn voor buitenstaanders niet interessant. Wanneer echter een fysiologisch normaal mensch tot de dwanggedachte komt, die dezen Anton Seiler tot moorden noopt, beteekent dit dat heele werelden van goed en van kwaad in zijn ziel verteerd moesten worden, tot niets dan deze eene haat als een laatste felle vlam in hem rest. Dan is het mogelijk dat de veroordeelde op het eind van zijn leven eenen droevigen dag herdenkt, waarop hij hunkerend voor het gesloten hek van een pleziertuin stond, maar hij zal daarnaast vele herinneringen moeten doorloopen, lieve en kwade, aan gebeurtenissen, die hij met de duistere aarde onder de voeten en den schoonen hemel boven zijn hoofd, heeft moeten doorleven.
Het overmoedige beginsel, waarop Frank zich verliet: een analyse van een menschenleven te geven, heeft zich gewroken, want, nu dat onnaspeurlijke, onvatbare aan de formule is vreemd gebleven, waaraan Seiler's bestaan volgens de ontleding zou beantwoorden, mist de herconstructie, die in dit verhaal werd ondernomen alle overtuigingskracht. De dichter, de schoolmeester, de moeder, de rechters... onbestaanbare figuren, gelijk de gebeurtenissen, het optreden van Mager, des dichters tête-a-tête, met de deerne, de terechtzitting, de onthoofding onmogelijke vertooningen bleven, trots de onbeschaamde uitvoerigheid, waarmee ze voor ons binnenste buiten werden gekeerd. Maar ofschoon wij het den auteur wel degelijk mogen kwalijk nemen dat hij de analytische methodes der wetenschap, (toegepast zonder de wetenschappelijke voorzichtigheid) toereikend achtte voor het scheppen van een kunstwerk, toch is het misschien onrechtvaardig hem te verwijten dat de lotgevallen van den mechano-mensch Anton Seiler, zoo ver afbleven van het werkelijke leven. Niet alleen omdat zijn methode onmogelijk tot een synthese had kunnen voeren, maar vooral omdat hij een synthese in dien zin niet beoogde. Heb ik dezen expressionist wel begrepen, dan wilde hij ons vertoonen een soort moderne allegorie, echter een allegorie, waarin niet zooals vroeger een beschouwing der dingen werd vervat, maar waarin een cynisch naturalisme tot uiting komt. Met opzet worden de figuren met harde lijnen gekrast tegen eenen oningevulden achtergrond, die daardoor expres atmosfeerloos gehouden werd. Niet te verwarren met caricaturen, omdat achter deze een auteur spreekt: ‘ik vind,’ terwijl achter de ‘Seiler's’, ‘Mager's’, ‘Gezworenen’ en wat dies meer zij, een koude stem dicteert: ‘het is...’
Ten allen tijde heeft de allegorie getoefd aan de grens van het