alles wat knop droeg, juist nu hij besefte, dat heel de bewegelijkheid der wereld in het onontlokene school.’ Niet aan zichzelf, aan anderen beleeft de held zijn ontgoochelingen!
Zijn liefde voor Anna, de onontlokene, reikt naar de hoogste toppen! Het moet ons blijken uit het feit, dat hij terwille van haar de gedachte aan Felicia... onderdrukt. Welke gevolgen mag dit hebben voor de arme Anna, daar hij haar niet te kussen weet zonder aan Felicia te denken!
Niets omtrent zichzelve ervaart de held door wat hij beleefde. Zijn verlangen blijft hardnekkig de taal der droomen spreken, de zeer dubbelzinnige, die terzelfdertijd en onontwaarbaar de taal der zinlijke, als die der geestelijke belofte is.
Ach, deze jongeling, die zich verwerpt terwille van zijn vroolijkheid, hoe aandoenlijk rein is hij! Alles wat aan vuilheid en vernietiging herinnert, blijft buiten zijn droomenbeeldenkring, zooals de vette papieren en de uitwerpselen der dieren buiten de parken blijven, waarin ‘langs gladgeschoren gazons en azalia molltsperken gehandschoende heeren rijden op welverzorgde goudvossen!’
In het Griekendom met zijn verheerlijking van de bloeikracht der natuur, meent de schrijver zijn voorkeur voor het gave, welverzorgde te mogen herkennen, zijn neiging het zieke, vuile en wreede te vermijden.
Maar àl te kwistig worden in dit boek de rozengarven, rozenkorven en hoornen des overvloeds over den held ‘Phaëton’ uitgestort; in àl te gemeenzame nabijheid wordt het Griekendom gebracht van dit barok, hetwelk te vinden is in genoemde parken der welverzorgde burgers onzer met den ondergang worstelende maatschappij.
Het wreede, vuile en zieke, - het tragische in één