De Stem. Jaargang 3(1923)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 991] [p. 991] Verzen door Achilles Mussche Het ontwaken der liefde Ik ben niets dan liefde tot mijn Moedertje Aarde en niets dan heimwee naar verten van oneindigheid: één stijgende linie naar der sterren wuivend geblaarte, één verrukt ondergedompeld-zijn in Moeders innigheid. Jarenlang zwierf ik rond, alleen met mijn honger, allerwegen, of hurkte, als de vleermuizen uitvlogen, neer vol stil ontzag, eer, o duizel-dans van sterren, àl uw harmonieën opstegen en ik de betoovering ondervond, o Moedertje, van uw lach; - want de wereld mijner jeugd was een steegje en een zolderkamer: Daar kwamen geen sterren binnen, voor bloemen was 't er te kil; mij zwol zwaar tegen alleen de muziek van fabrieken, 't gehamer der dokken - maar in 't hart van den nacht was 't er rillend-stil. [pagina 992] [p. 992] Toen, eensklaps, in een Mei van rood en goud, zag ik Moedertje geuren in duizend bloemen, de hemel hief zijn koepels in één gloed van sterren boven den zuidenwind, en mijn hart stroomde in één scheuren uit met al de wildste zoetste koren van zijn bloed. Nu kent mijn liefste droom het trekken van een zwaar verlangen: drinken aan de bronnen der aarde, wijl de eeuwigheid muziek verzint op de snaren mijner ziel; in der heemlen ritselende kruinen hangen met zangen, die u toefluisteren, o Moedertje, hoe zeer gij zijt bemind. Vorige Volgende