De Stem. Jaargang 3
(1923)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 666]
| |
Een wereld in wording
| |
[pagina 667]
| |
mogen verdienen voor hun capaciteiten, hun menschenkennis, hun gematigdheid en hun glad opportunisme, nooit hebben uitgeblonken door breedheid van historischen blik of diep inzicht in de idealen en de levensbeweging van naties en volken. Zoodat, willen wij maar zeggen, de omstandigheid, dat de opgelost gewaande Oostersche kwestie telkens opnieuw in de laatste eeuw als een schrikbeeld is opgedoemd voor de verbijsterde oogen van de diplomaten, niet zoozeer behoeft te liggen aan de onbegrijpelijkheid van het beangstigend probleem als wel aan het onvermogen van diplomaten om, achter de politieke kwesties, de nationale aspiraties en geestelijke beweegkrachten te zien, die, versluierd en verminkt vaak, in het politiek gebeuren tot uiting komen. Dat een diplomaten-uitspraak niet per se een barrière behoeft te zijn op den weg van het vrije onderzoek heeft de geschiedenis der laatste jaren overigens eclatant bewezen. De mannen, die na den oorlog de taak op zich hadden genomen een nieuwe politieke wereld te scheppen, hebben nagenoeg op elk gebied de noodlottigste fouten gemaakt, welke slechts te maken waren. Doch nergens misschien hebben zij zoo misgetast als in het Turksche probleem. Hadden zij zich los kunnen maken van de gangbare diplomaten-opvattingen en zich niet laten leiden door de machtsoverwegingen, welke het probleem steeds hebben verplaatst maar nooit opgelost, dan had de wereld geen getuige geweest van de opstelling van een Verdrag van Sèvres, dat van alle slechte vredesverdragen het sterkst getuigde van de onmacht der samenstellers om de moeilijkheden te begrij pen, die zij meenden te kunnen regelen. Trouwens van de Engelsche en zelfs van de door haar op sleeptouw genomen Fransche politiek was nauwelijks anders te verwachten. Voor de Engelsche politiek had de Oostersche kwestie slechts twee aspecten: wie | |
[pagina 668]
| |
zal meester zijn over de Dardanellen, en hoe beheerschen wij den landweg naar Indië, of, zooals een Fransch schrijver (Jacques Kayser: l'Europe et la Turquie nouvelle) het venijnig uitdrukt: hoe kunnen wij Indië uitbreiden tot aan de kusten van de Middellandsche Zee. Dat Engeland die overwegingen, zuiver uit machtspolitiek geboren, gehuld heeft in het kleed van godsvrucht, christelijkheid en menschenliefde is niet anders dan het volgen van een traditie, welke misschien tot de kenmerkendste karaktertrekken behoort van het Engelsche volk en waarvan het imperium in ieder geval ongemeen veel profijt heeft getrokken. Voor Frankrijk was de Oostersche kwestie vooral een vraag naar de beste bescherming van zijn groote kapitaalbelangen in Turkije, waaraan de Fransche geestelijke belangen (school en kerk) in Syrië ondergeschikt waren gemaakt, en daarnevens de vraag, wie de heerscher zou zijn in het oostelijk bekken van de Middellandsche Zee; Frankrijk, meester in het westelijk bekken, wenschte in het oostelijk bekken een steun tegenover Italië en Engeland. Dat Frankrijk, bij de opstelling van het Verdrag van Sèvres, die belangen eenigszins heeft verwaarloosd, is Clemenceau later ten hoogste kwalijk genomen, maar vindt natuurlijk zijn verklaring in den wensch van Clemenceau om Frankrijk's positie tegenover Duitschland zoo sterk mogelijk te maken, desnoods met verwaarloozing van alle andere Fransche belangen. Ook de Fransche politiek, die gaarne de allures aanneemt van een idealistisch streven, op de vrijheid en het welzijn der volken gericht, maar achter dit brilliante mom een nationale machtspolitiek verbergt, even fascineerend door haar hardnekkigheid als irriteerend door haar grenzeloos farizeïsme, heeft het kleed der zalvende ethiek niet versmaad, toen het gold den Turken den ‘vrede van gerechtigheid’ op te leggen. In zijn rede voor | |
[pagina 669]
| |
de Turksche vredesdelegatie wist Clemenceau niet beter het vredestractaat in te leiden dan door de delegatie voor te houden, dat de Turken overal waar zij zich in den loop der eeuwen hadden gevestigd de beschaving en het economische leven hadden vernietigd, zoodat, naar men daaruit moet concludeeren, de hardheden van het verdrag niet anders waren dan de uiting van een noodzakelijkheid om die beschaving en dat economische leven der menschheid tegenover de Turken te verdedigen. De waarheid van Clemenceau's woorden is misschien moeilijk betwistbaar, maar wel mag de vraag worden gesteld, of zij pasten in den mond van een vertegenwoordiger van mogendheden, die tientallen jaren lang door hun campagne van ophitsing en ontbinding den opbloei van een geregeld Staats- en economisch leven in Turkije onmogelijk hadden gemaakt, en die, luttele maanden geleden slechts, een verdrag van Versailles hadden gewrocht, dat, wat onrecht, vernietiging van economische en zedelijke waarden en machtsmisbruik aangaat, in de moderne geschiedenis van Europa zijn gelijke niet vindt. Het Verdrag van Sèvres volgde dan ook de doodgewone, ouderwetsche manier van de Oostersche kwestie te ‘regelen’: met een volledig voorbijzien van de geographische, nationale en geestelijke factoren, werd de oplossing van het probleem geheel bepaald door de machtspolitiek van de toevallige overwinnaars, met het natuurlijk gevolg, dat het probleem volstrekt niet werd opgelost, maar eenvoudig van vorm veranderde; de deuk in den elastieken bal werd slechts geëffend door den bal op een andere plaats in te deuken. Zoo bleef het Verdrag van Sèvres hopeloos beneden de bescheidenste eischen, welke als voorwaarden voor een vreedzame ontwikkeling der Oost-Europeesche en West-Aziatische gebieden moesten worden gesteld, en men | |
[pagina 670]
| |
mag van geluk spreken, dat het verslagen Turkije, anders dan de Duitsche Republiek die den lijdenskelk ledigt in plaats van hem te verbrijzelen, geweigerd heeft het Verdrag te aanvaarden. Het heeft daardoor de nieuwe orde van zaken geen tijd gelaten zich te consolideeren tot den onmogelijken toestand, waaruit slechts een wereldoorlog de verlossing had kunnen brengen, maar vóór dien de wapenen opgevat om zich de grondslagen van zijn bestaan te veroveren. Dat het daartoe komen moest, was voor ieder duidelijk, die de mentaliteit der krijgshaftige Turken kent en niet blind was voor de propagandistische en militaire kracht van het eveneens door het verdrag in zijn belangen geschade Rusland. Trouwens, zelfs de Turksche vredesdelegatie, zonder contact met de levende volksziel in Anatolië, liet daaromtrent geen twijfel. In een brief aan Millerand, van 25 Juni 1920, schreef ze daarover o.a. het volgende: ... ‘Het verminkte Ottomaansche Rijk zou beroofd worden van nagenoeg alle attributen van de soevereiniteit, zoowel naar binnen als naar buiten, maar zou tegelijkertijd verantwoordelijk blijven voor de uitvoering van het vredesverdrag en van de op elken Staat rustende internationale verplichtingen. Een dergelijke toestand, die het rechtsgevoel geweld aandoet, zou zoowel een logische onmogelijkheid als een juridische ongerijmdheid vormen. Immers, eenerzijds is het onmogelijk een Staat te handhaven en hem tegelijkertijd te berooven van zijn juridische bestaansvoorwaarden, en anderzijds kan er geen verantwoordelijkheid bestaan zonder vrijheid. Of de geallieerde mogendheden zijn van meening, dat Turkije moet blijven bestaan, en in dat geval moeten zij het ook de mogelijkheid laten te leven en zijn verplichtingen na te komen door zijn rechten van vrijen en verantwoordelijken Staat te doen eerbiedigen; òf de geal- | |
[pagina 671]
| |
lieerde mogendheden zijn van meening, dat Turkije moet verdwijnen en dan moeten zij hun doodvonnis zelf ten uitvoer brengen, en den veroordeelde, die niet eens gehoord is, niet verzoeken het vonnis door zijn handteekening te bekrachtigen en aan de uitvoering ervan behulpzaam te zijn. Dit laatste alternatief zou echter openlijk in tegenspraak zijn met de plechtige verklaring, die de inleiding vormt van het vredesvoorstel en waarin de mogendheden hun wensch uitdrukken om den oorlog “te vervangen door een hechten en duurzamen vrede”. Want niemand zal het voor mogelijk houden op vreedzame wijze, in korten tijd en definitief, twaalf millioen menschen te vernietigen, die vastbesloten zijn hun recht en hun onafhankelijkheid te verdedigen.’ De leiders der wereldpolitiek, aan wie te kwader ure, in een donkere periode van Europa's geschiedenis, de schepping van een nieuwe politieke wereldorde was toevertrouwd, hebben het onmogelijke echter wel voor mogelijk gehouden en onder de auspiciën van Lloyd George is er zelfs een Grieksch-Turksche oorlog voor gevoerd. Doch de rekening der overmoedige overwinnaars was verkeerd opgemaakt: gesteund op de bajonetten van het Kemalistische leger heeft het nieuwe Turkije, als onafhankelijke en soevereine Staat, zijn intrede gedaan in de Europeesche wereld en daarmee de Oostersche Kwestie opnieuw, maar nu in een anderen vorm, aan de orde gesteld.
* * *
De Oostersche Kwestie, als politiek probleem, ontstaat uit de botsing tusschen de expansie- en veroveringspolitiek der groote Europeesche mogendheden en het streven der Balkanvolken naar zelfstandigheid en onaf- | |
[pagina 672]
| |
hankelijkheid. Haar grondslag vindt ze in de geographische verhoudingen, die dit oostelijkste schiereiland in de Middellandsche Zee verbinden met de kusten en de hoogvlakten van Voor-Azie - de Egeïsche Zee is volstrekt geen scheidende, maar veeleer een verbindende factor - en het aldus vormen tot een gebied, dat zich uitstrekt van de Adria tot den Indus, dat wil zeggen tot de poorten van Indië en Midden- en Oost-Azië, en welks beheersching op zich zelf reeds weinig minder dan een wereldmacht vormt. Anderzijds hebben diezelfde geographische omstandigheden een ongehoorde volkensplitsing tengevolge gehad. De steile bergketenen en onbegaanbare hellingen (in het Westen in de richting: Noord-Zuid, in het Oosten in de richting: West-Oost) en de betrekkelijk korte onderlinge afstand hebben het geheele schiereiland verdeeld in talrijke kleine, voor het onderlinge verkeer moeilijk toegankelijke gebieden.Ga naar voetnoot1) Het behoeft dus ook geen verwondering te wekken eenerzijds, dat Griekenland de bakermat is geworden van de Europeesche cultuur: immers het lag het dichtst bij Azië en het was, dank zij zijn sterk gelede, Oostelijke kust open voor de conceptie der Aziatische beschavingsinvloeden, anderzijds, dat er geen Balkannatie is ontstaan, die het geheele schiereiland beheerschte, doch de cultuur slechts het aanzijn heeft gegeven aan stad-staten. Als later de West-Aziatische cultuur doordringt naar Italië, het middelste schiereiland, vindt zij ook daar weinig tegenstand dank zij de langgerekte, open kust, maar daar bestond, anders dan in den Balkan, als gevolg van gunstiger geographische verhoudingen, de mogelijkheid om de heerschappij over het geheele schiereiland in de handen van één volk te brengen. Het | |
[pagina 673]
| |
Iberische schiereiland, het westelijkste van de drie, was voor de opneming der Oostersche beschaving het ongunstigst gelegen: het massieve, vierkante binnenland eenerzijds, het gebrek aan een sterk gelede kust met goede havens anderzijds, sluit het land afvoor invloeden van buiten en schept den eigenaardigen toestand, waarbij het binnenland de kust overheerscht; aan den anderen kant vormden deze geographische factoren de beste mogelijkheid om het geheele Iberische schiereiland duurzaam tot politieke eenheid, onder de heerschappij van één volk, te vereenigen. Het is duidelijk, dat geographische factoren een zeer belangrijke factor vormen voor de bepaling eener buitenlandsche staatkunde en het is misschien de grootste fout geweest in alle oplossingen, die de diplomaten voor de Oostersche Kwestie hebben uitgedacht en waarbij dan meestal het ideaal was de Turken ‘buiten Europa’ te zetten, dat met die geographische omstandigheden geen rekening is gehouden. In de Oostersche Kwestie laten zich drie fasen onderscheiden, waarvan de eerste wordt bepaald door de overheersching van den Balkan door de Turken, de tweede door de nationale ontwaking en den nationalen vrijheidsstrijd der christelijke Balkenvolken, en de derde door de geboorte van een nieuw, sterk Turkije, den wekker en den toeverlaat van de Islamitische volken van West-Azië en Noord-Afrika. In de eerste fase is het probleem nog betrekkelijk eenvoudig en Napoleon's gezegde, dat de beheersching van Konstantinopel de heerschappij beteekende over de geheele wereld, heeft dan ook voor de verhoudingen uit dien tijd een vrij groote mate van juistheid. Inderdaad is een sterke mogendheid, die Konstantinopel beheerscht, dan in staat Rusland af te snoeren van de rest van Europa en het te laten verkommeren, en tevens het | |
[pagina 674]
| |
Engelsche imperium in Indië te bedreigen. Juist de vrees, dat Napoleon de Fransche legers naar de Dardanellen, zal leiden, verbindt de beide rivalen Rusland en Engeland - welker onderlinge rivaliteit steeds het behoud is geweest van Turkije - in den strijd tegen den keizer der Franschen. Zoodra deze zijn heerschersdroomen op de slagvelden van Leipzig en Waterloo ziet ineenzinken, neemt de onderlinge rivaliteit tusschen de beide mogendheden om de heerschappij over de Zeeëngten weer een aanvang. Maar als honderd jaar later hetzelfde gevaar opnieuw opdoemt en nu niet het Fransche maar het Duitsche Keizerrijk een overheerschende positie op de brug tusschen Europa en Azië dreigt in te nemen, vinden de beide rivalen elkaar weer in een bondgenootschap. Intusschen waren de verhoudingen zeer sterk gewijzigd. De groote politieke idee der 19e eeuw, de idee der nationale vrijheid, had ook op den Balkan de volken uit den slaap van machteloosheid en onverschilligheid gewekt en de verhoudingen gerevolutioneerd. Wij behoeven hier niet uit te weiden over de ontzaglijke veranderingen, die de sociale en politieke toestand op den Balkan daardoor onderging; wij hebben het proces van de ontbinding der oude verhoudingen en het opbloeien van nieuwe gedachten en idealen uitvoerig behandeld in het artikel, dat wij onder den titel: De kritiek der Wapenen in De Stem van December 1922 hebben gepubliceerd. Dat resultaat van het werken dezer ongekend actieve krachten was verbijsterend. In een halve eeuw werd verkregen wat vijf eeuwen strijds niet hadden vermocht: de vrijheid werd bevochten op de Turksche overheerschers. De grondslagen der Turksche heerschappij werden door een onweerstaanbare geestelijke macht ondergraven en ze stortte eindelijk onder het geweld van wapenen ineen. Het is duidelijk, dat de Oostersche kwestie onder deze | |
[pagina 675]
| |
omstandigheden zijn aspect ging wijzigen. Op den Balkan was Turkije onherroepelijk verzwakt en tegelijkertijd zetten Engeland en Rusland de volken in Voor-Azië en Arabië, voor zoover ze onder Turksch bewind stonden, tegen de Turksche regeering op. En terwijl in alle deelen van het uitgestrekte, maar innerlijk-onsamenhangende rijk de opstanden tegen het centrale bestuur in Konstantinopel opvlamden, gesteund door het geld en de wapens der meest belanghebbende groote mogendheden, onthielden diezelfde mogendheden Turkije de noodige geldmiddelen en het noodige prestige om zijn financiën in orde te brengen en de spoorwegen te bouwen, die ook de uiterste deelen van het Rijk onder de macht van de hoofdstad zouden brengen. Turkije verzwakte en geraakte al meer en meer in de schuldslavernij bij de financiers in het westen, achter welke financiers trouw de respectieve staten met al haar machtsmiddelen de wacht hielden. Hoe langer hoe meer raakte de verdeeling van het nog overgebleven Turksche Rijk en de bezetting van Konstantinopel binnen den kring der politieke mogelijkheden en alleen de vrees, dat een ander misschien door een coup d'état of door een aanslag met de wapenen zich van het zoo begeerde object zou meester maken, deed elk der mogendheden aarzelen de kwestie der verdeeling van den Turkschen buit openlijk aan de orde te stellen. Er was echter nog een factor, waarmede rekening moest worden gehouden en die zelfs in deze fase van de Oostersche kwestie van wereldpolitieke beteekenis was: wij bedoelen den wil bij de christelijke Balkanvolken om hun eigen lot in handen te nemen. Tot nog toe waren ze weinig anders geweest dan de stukken op het schaakbord, waaraan de groote mogendheden hun spel speelden. Hun welvaart, hun politiek en cultureel streven, hun economische ontwikkeling, alles werd op- | |
[pagina 676]
| |
geofferd aan de eischen van de expansie-politiek der Europeesche imperialistische staten; het aanleggen van een spoorweg, de vaststelling van een tarief van invoerrechten was aanleiding tot de ernstigste gedachtewisselingen en de duisterste intriges tusschen de kabinetten in de hoofdsteden van Europa. Ze hadden, de christelijke Balkanvolken, weliswaar hun vrijheid bevochten op de Turksche geweldheerschappij, maar ze waren daardoor slechts vaster geketend aan den imperialistischen zegewagen der Europeesche politiek. Hun onderlinge verdeeldheid werd voor de meeste dier imperialistische Europeesche mogendheden een factor van gewicht en een politiek middel in den strijd om Konstantinopel, en alle diplomatieke intriges werden aangewend om die verdeeldheid te scheppen en te bestendigen. Rusland was in dit diplomatiek gedoe de spelbreker. Het wist, ten eigen bate, de idee te doen opkomen, dat de christelijke Balkanvolken zich moesten vereenigen en in 1912 kwam de Balkanbond tusschen Griekenland, Servië, Montenegro en Bulgarije tot stand, het groote werk van Venizelos. Voor Rusland beteekende de Balkanbond de groote macht, die in staat zou zijn de Donau-monarchie te vernietigen. Den jongen Balkanstaten zou dan de buit in het Westen lokken en achter hun rug om kon Rusland inmiddels de tsarenvlag hijschen op de transen der Aya Sofia. Het plan, dat den Russischen minister van buitenlandsche zaken, Iswolski, alle eer aandeed, was schoon bedacht, doch kwam voorloopig falikant uit. Want de Balkanbond, eenmaal tot stand gekomen, nam eigen belangen tot richtsnoer van zijn handelen en wendde de spits tegen Turkije, dat onder de slagen der vereenigde legers op de slagvelden van Kirkilisse en Boergas ineenzakte en zich aan de Tsjataldsja-linie nauwelijks kon handhaven. Voor de ontstelde oogen der Europee- | |
[pagina 677]
| |
sche diplomaten was een nieuwe macht getreden: de ‘zevende groote mogendheid’ was geboren. Wel kregen de leden van den Bond al spoedig een bloedig geschil om de verdeeling van den buit, maar ook toen zetten zij zonder veel complimenten den tsaar van Rusland, die zich het scheidsrechterschap had bedongen bij eventueele onderlinge oneenigheid, buiten de deur en traden tegen elkaar in oorlog. Dat hiermee een politiek werd bedreven, die, hoezeer ze ook tegen Rusland inging, koren op den molen was van Oostenrijk-Hongarije en Italië, bewees slechts hoe sterk de Balkanstaten in de politiek der groote mogendheden waren verstrikt. Hoe langer hoe meer naderen nu de draden der Europeesche politiek elkaar op den Balkan en met grimmige duidelijkheid zien de leiders der Europeesche staatkunde, dat het uur niet ver meer kan zijn, waarop de gewelddadige oplossing van de Oostersche kwestie niet langer meer kan worden vermeden. Nog is er aarzeling. Men vreest de plotselinge machtsverschuiving, die uit de verdeeling van Turkije het noodzakelijk gevolg zal zijn en die de rivaliteit der groote mogendheden onderling scherp zal doen oplaaien. Het beeld van een Europeeschen oorlog doemt reeds op aan den horizont en het is fascineerend genoeg om althans enkele mogendheden voor de gevolgen van hun eigen politiek te doen terugdeinzen. Maar de omstandigheden zijn sterker dan de menschen en Europa drijft naar de catastrophe. Wil men de aspiraties leeren kennen van het toenmalige Europa ten aanzien van de verdeeling van Turkije, en een idee verkrijgen van de politieke combinaties, die het grondgebied van het te verdeelen rijk in het vervolg zouden beheerschen, dan leze men wat een van de beste kenners der internationale verhoudingen, Victor | |
[pagina 678]
| |
Bérard, daarover heeft geschreven in de Revue des peuples d'Orient van September 1913: ‘Armenië aan de Russen, Arabië aan de Engelschen, Mesopotamië en Centraal-Anatolië aan de Duitschers, - men moet blind of een diplomaat zijn om niet reeds sedert een jaar te zien, dat al die verbonden tusschen financiers en regeeringen tenslotte moeten uitloopen op de landing, zeer binnenkort, van de Engelschen in Kowel, de Franschen in Beyrouth, de Duitschers in Mersina en de Russen in Trebizonde. Maar men zou de vraag kunnen stellen, wat er dan zou gebeuren met Westelijk Anatolië, dat heele Turksch-Grieksche gebied tusschen den Archipel en den Bagdadspoor. Wij vernemen nu juist, dat de toekomst van dit laatste deel van het Turksche rijk reeds verzekerd en geregeld is: de Italianen, die Rhodes en de kleine zuidelijke eilanden reeds beheerschen en toezicht houden op de westelijke kust, krijgen toegang en de mogelijkheid van verdere penetratie in het binnenland door de haven van Adalia en door de toekomstige spoorlijn, die in deze haven haar uitgangspunt vindt en haar zal verbinden met de Duitsche spoorwegen van Bagdad en Smyrna-Isbarta. En ziedaar dan de complete likwidatie! Men is het eens over de koek en men kan er nu het mes in zetten, zonder onderlinge twisten of misverstanden tusschen de deelhebbers te riskeeren. Iedereen zal tevreden zijn, waarmee ik bedoel: iedereen, die bij het spel betrokken is, dat zijn de financiers en de journalisten. En de Turken zullen zich tevreden moeten stellen met wat men zoo goed zal zijn hun op de beide oevers der zee-engten te laten. Als wachters over de Dardanellen en den Bosporus, zullen die goede Turken drie bekoepelde steden behouden: Broessa, Adrianopel en Konstantinopel, de internationale haven van Smyrna en nog eenigen grond voor bebouwing, teneinde voort te kunnen gaan met | |
[pagina 679]
| |
de betaling van de coupons hunner geconsolideerde schuld... Het spel zal gespeeld zijn, de Turksche kies zal pijnloos zijn verwijderd. ‘Opdat de operatie gemakkelijk zal kunnen geschieden, tot verwondering van de westelijke volken, die haar zullen hebben te betalen, maar tot genoegen ook van hun financiers, die er van zullen profiteeren, is er slechts een voorwendsel noodig: een kleine opstand in Syrië of een klein moordpartijtje in Adana, Wan of Erzeroem. De opstand kan direct gefabriceerd worden, maar de moordpartij is nog makkelijker, b.v. een Armenische slachting, die een Russische interventie in Erzeroem zal uitlokken en tegelijkertijd de Russische oorlogsschepen zal leiden voor Trebizonde, de Italiaansche voor Adalia, de Duitsche voor Mersina, de Fransche voor Beyrouth, de Engelsche voor Kowel. In September 1911 bestonden er nog drie Turkijes: het Europeesche, het Aziatische en het Afrikaansche. Toen in September 1912 Afrikaansch Turkije verdween, resteerden er nog slechts twee; er was nog slechts één, namelijk Aziatisch Turkije, in September 1913; ik geloof, dat men in September 1914 zal spreken over den tijd, toen er eens een Turkije bestond.’ De geschiedenis is eenigszins anders geloopen dan de scherpzinnige Fransche schrijver heeft vermoed. Zich baseerende op de onderlinge harmonie der mogendheden om de koek zoo gelijkmatig mogelijk te verdeelen, heeft hij de vastberaden politiek van Rusland om, desnoods ten koste van een Europeeschen oorlog, op Konstantinopel en de Zeeëngten de hand te leggen sterk onderschat. Inderdaad beheerscht Rusland van nu af aan de Europeesche politiek. Terwijl tusschen Duitschland en Engeland onderhandelingen plaats vinden om ten aanzien van beider invloedssferen tot een vergelijk te komen en een tractaat wordt opgesteld, dat aan den | |
[pagina 680]
| |
vooravond van den wereldoorlog slechts geteekend behoefde te worden om van kracht te worden, neemt Rusland welbewust de maatregelen, die hem de heerschappij over de Dardanellen en daarmee de beheersching van geheel Oost-Europa moeten verschaffen. Terwijl het door zijn gezant te Belgrado, Hartwig, de Servische nationale krachten tegen Oostenrijk-Hongarije mobiliseertGa naar voetnoot1), worden in Petersburg de conferenties gehouden onder leiding van Sasonow, den Russischen minister van buitenlandsche zaken, om de situatie in Konstantinopel te bespreken. Baron Giers, Rusland's gezant in Konstantinopel, neemt aan deze besprekingen deel. Wij schrijven dan Februari 1914. In een conferentie van den 8en Februari wordt vastgesteld, dat, indien de Turken de heerschappij over de Zeeëngten zullen verliezen, Rusland de vestiging van een andere mogendheid er niet kan toelaten en zich genoodzaakt zal zien zelf zich er van meester te maken. ‘Het succes van deze operatie zal afhangen van de snelheid van uitvoering en deze weer van de voorbereiding.’ Die voorbereiding is nu het onderwerp van nauwkeurige studie. Onderzocht wordt hoe de samenstelling en de mobilisatie zal zijn van het expeditieleger, hoe de toestand is van de transportwegen, van de vloot in de Zwarte Zee, van de spoorlijnen in den Kaukasus. Alles wordt zorgvuldig voorbereid en de tsaar geeft er zijn goedkeuring aan na inzage van een geheim rapport, dat door den minister van buitenlandsche zaken is opgesteld. Ziehier de belangrijkste passages uit het rapport: ‘... De tegenwoordige situatie, die tot een min of meer snelle ontbinding van Turkije kan leiden, legt ons op dringende wijze de verplichting op van nu af aan de mogelijkheid onder de oogen te zien, dat de kwestie der | |
[pagina 681]
| |
Zeeëngten opnieuw aan de orde wordt gesteld. Wij moeten dus onze houding ten aanzien daarvan bepalen. ... Zonder verwijl moeten wij dus overgaan tot versterking van onze strijdkrachten - en vooral van onze zeestrijdkrachten - in het gebied van de Zwarte Zee, opdat wij bij machte zullen zijn de kwestie der Zeeëngten op de door ons gewenschte wijze op te lossen zoodra de crisis uitbreekt. Aangezien het onmogelijk is te voorzien wanneer zulks precies zal plaats vinden, is het noodzakelijk onze krachten in het gebied der Zwarte Zee zoo spoedig mogelijk te ontwikkelen, en dat op een voortvarende manier en zonder een datum vast te stellen... ... Wat de Zeeëngten aangaat is het ons historisch probleem ons er van meester te maken. Ook indien dit gepaard zou gaan met een verlies aan krachten, dat ongunstig op onze ontwikkeling zou werken, zou de conclusie niet anders mogen luiden... Ten einde ons den uitgang naar de Middellandsche Zee te verzekeren, moet onze heerschappij zich over de beide Zeeëngten uitstrekken; het bezit van den Bosporus alleen zou slechts van beteekenis zijn voor de verdediging van onze belangen op de Zwarte Zee. Deze heerschappij kan gepaard gaan met het bezit van een kleiner of grooter achterland, dan wel zich bepalen tot enkele plaatsen, die voor de verdediging van de Zeeëngten van gewicht zijn. ... Voor de verovering der Zeeëngten kunnen wij slechts op eigen kracht vertrouwen; op een samenwerking met anderen mogen wij onze hoop niet stellen. Hoogst waar schijnlijk zullen wij het probleem slechts in een Europeeschen oorlog tot oplossing kunnen brengen. Indien dat zoo is, zijn wij gerechtigd te onderstellen, dat de vloten van Engeland en Frankrijk die van het Drievoudig Verbond tot werkloosheid zullen doemen en dan nog alleen, wanneer | |
[pagina 682]
| |
onze bondgenooten geen nederlaag hebben geleden. Hieromtrent mogen wij onze verwachtingen niet te hoog spannen... ... De mogelijkheid om ons van de Zeeëngten meester te maken hangt af van een gunstige situatie. Deze te scheppen is het doel van het werken van het ministerie van buitenlandsche zaken.’ De politiek van Rusland ten aanzien van de Oostersche kwestie is hier scherp afgeteekend. De gunstige situatie is de wereldoorlog: hij wordt door Rusland voorbereid en ontketend. Nog slechts één stap blijft over: Turkije te nopen in te grijpen en dat wel aan den kant der Centralen. De instructies van Giers, den Russischen gezant te Konstantinopel, zijn duidelijk en brutaal: Turkije moet tot vijand van Rusland en zijn bondgenooten worden gemaakt. Ook dit gelukt. Een overeenkomst met Frankrijk verzekert ten slotte Rusland de trouwe ondersteuning voor den greep naar Konstantinopel, zoodra de oorlog, die voor de beschaving, de vrijheid en het recht der kleine naties wordt gevoerd, ten gunste van de hoeders dier beschaving is beslist. Maar de goden in hun eeuwige wijsheid hebben anders beslist. Aan den drempel van de periode, waarin de groote droom van Peter den Groote in vervulling zou gaan, is het Rusland der Romanows ineengestort. Dit en de nationale herleving van Turkije geven het aanzijn aan de derde fase der Oostersche kwestie. Wij zullen haar in een slot-artikel behandelen. |
|