wordt de goede Joodsche vader, die het zoo moeilijk heeft in het leven, die zoo taai en deemoedig slooft voor zijn gezin, en die zich toch nog in de mooie kamer opsluit om in 't geheim ‘een boek’ te schrijven, met groote liefde beschreven, dat wil hier tevens zeggen: met groote liefde en vereering door deze kinderoogen aangezien. Maar het is toch vóór alles de buitenwereld, die dit kind in beslag neemt. Wat heeft zij niet voortdurend te zien, te ruiken, te proeven, te onderscheiden, te overdenken, in heel die wereld om haar heen, wat hebben die kleine fantasie en intelligentie het druk! Wat een duizelingwekkend grootsche reis volbrengt zij, als zij met haar vader naar de groote stad wandelt. Wat een wonderen ontdekt zij in de bedauwde morgentuin, - en welk een vreemde bijna duistere droom is de beklimming van een groot zeeschip, bemand met kleurlingen, dat in het haventje van het stadje komt. - Dit alles is levendig, en in de hoogste mate interessant. Deze gretigheid naar het leven, die alle kleine verschijnselen voor dit kind zoo scherp waarneembaar maakt, is bijna fascineerend en deelt zich aan den lezer mede - het lijkt wel de edelste sport die denkbaar is: zooveel en zooveel mogelijk in het leven te zien, te proeven, te ontleden, te begrijpen! In de hoogste mate interessant dus, maar toch... niet altijd in dezelfde mate ontroerend! - Voor dit te veel aan interesse en dit eigenaardig tekort aan stille ontroering in deze boeken zijn waarschijnlijk twee oorzaken te vinden: niet steeds vertrouwt men deze jeugdkroniek volkomen! Men kan zich soms moeilijk verweren tegen het gevoel, dat de schrijfster deze herinneringen hier en daar met haar later bewustzijn bijwerkt, - dat zij deze kindersensaties vermengt met sensaties van later tijd, waardoor iets van de diepe argeloosheid verloren gaat. - En dan ten tweede: Carry van Bruggen blijft ook als kunstenares altijd meer een heldere geest, dan een diep hart, - een hart zoo diep
dat het aan ieder woord de geheime toon kan meegeven, die onvergetelijk blijft wanneer men haar eenmaal gehoord heeft. - Maar men kan dit ten slotte niet eischen. Dit verwonderlijk intellect en dit bijna onbeperkte talent schenken ons reeds genoeg, al wordt haar centrale taak daarmede tevens wellicht aangegeven: het klare beschouwende ontleden van de problemen van het leven en de geschiedenis.
Dirk Coster