De Stem. Jaargang 3(1923)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 531] [p. 531] De sterkste door J.C. van Schagen Ik heb den tijd. Ge moet U niet haasten. Ik kan wachten. Ge kunt mij gerust uitstellen, van dag tot dag. Ik ga niet weg. Ge kunt uittrekken met de groote jacht, zoolang Ge moet. Ik zal wel op Uw huis passen. Maar aan het einde, als Ge terugkeert, rijk en machtig en zoo moe, Zal ik daar staan. Dan zult Ge mij herkennen en Uw rust aan mij drinken. Ik heb den tijd. Ge moet mij niet zoeken. Ik ben overal. Ge hoeft niet te speuren in geheime boeken. Ik lig open en bloot op straat. Ge hoeft den weg niet te zoeken, Ge kunt mij niet missen. Ge kunt gerust maar verder gaan en mij vergeten. Maar eens zult Ge stilstaan, bevreemd, om een oude herinnering, En ik zal voor U staan. Dan zullen wij tezamen vloeien en Hetzelfde zijn. [pagina 532] [p. 532] Ik heb den tijd. Ge moet mij niet ontvluchten. Ik ben onafwendbaar. Ge kunt U vermommen en Uw naam verliezen in de groote steden. Ge zult daar oud worden en gezeten en geëerd En Ge zult nog wel eens om mij lachen als om een kinderbijgeloof, dat zijn greep reeds lang verloor. Maar onontkoombaar is mijn nadering en die verre dag, Dat Gij mij in de oogen zien moet En verzinken. Ik heb den tijd. Ge behoeft mij niet te weerleggen, ik heb geen gelijk. Ge behoeft Uw stem niet te verheffen, ik zal zwijgen bij Uw betoog en Ge kunt mij gerust bespotten. Ge kunt mij omsluiten met Uw redenen. Ge kunt mij inmetselen met Uw argumenten. Ik zal mij niet verzetten. Maar aan het einde zult Ge Uw gevangenis leeg vinden, Want mijn wezen is niet van tijd en ruimte en het komt en gaat Uw bewustzijn voorbij, Dan zult ge zwijgen en vergaan. Ik heb den tijd. Ge hoeft U niet te wapenen. Ik strijd niet. Ge kunt mij gerust verdringen. Ik sta niet op mijn plaats. Ge kunt mij dwingen met geweld. Ik ben zwak als water. Ge kunt mij dooden. Ik hecht niet aan mijn vorm. Maar onder Uw handen zal ik opstaan, want ik ben onverdelgbaar. Ik ben als het aether, dat stof en ruimten vervult. En als Ge gansch en al verwonnen hebt en triomfeerend praalt ten troon, Dan zult Ge rijp zijn en mij toevallen, als een beursche vrucht. [pagina 533] [p. 533] Ik heb den tijd. Ge kunt gerust wat spelen; ik kan wachten. Ge kunt Uw deugden verplegen en verzaken wat laag is en gemeen. Ge kunt Uw pijlen op alle doelen schieten. Ik kan wachten. Ik kan wachten Uw leven lang; ik kan wachten reeksen van geslachten. Ik kan wachten volkeren en beschavingen voorbij. Ik kan wachten den gang der tijden. Maar ééns, een dag, als de Golven komen, Zullen wij samen zijn Niet dan wat water van de groote zee. Vorige Volgende