Boekbespreking
Henri van Booven. Bij vreemde menschen. Maatsch. voor goede en goedkoope lectuur. A'dam 1922.
Dit boek is innemend door zijn eenvoud en waarheidsliefde. De schrijver heeft zich ten doel gesteld een samenvattende kritiek op zijn hoofdfiguur, respectievelijk op zichzelf en zijn opvoeding te geven, die als typisch heeft te gelden voor een opvoeding eind 19de eeuw, ‘waaraan zorg besteed wordt’. Jammer dat het boek zooveel meer samenvattende beschouwingen dan beeldende herinneringen brengt. Indien de schrijver zich deze samenvattende kritiek niet ten doel had gesteld, indien hij onbevangener, deemoediger ontvankelijk ware geweest voor de uit zijn onbewustheid opstijgende gezichten, er zou zich hem wellicht meer wezenlijks omtrent zichzelf hebben geopenbaard.
Hoe oprecht de schrijver ook waarlijk is, het bewustzijn is nu eenmaal altijd een advocaat van kwade zaken, waar het de zelfkennis geldt, een goochelaar en een zorgvuldig bewerker van herinneringen. De zelfbeschuldigingen, waarmede Thomas zich geeselt, kunnen ons hier niet misleiden. Kwelling en vreugde brengen hem zijn herinneringen, maar geen zelfopenbaring, geen zelfverlossing.
De zelfkennis is niet enkel het resultaat van doorzicht en wil, zij is in hoofdzaak genade, al is er dan ook geen genade zonder den wil daartoe.
madeleine böhtlengk