| |
| |
| |
Tooneel
door Dop Bles
Le Vieux Colombier. Vildrac: Le Paquebot Tenacity.
Hoe droef of ver van huis het hart ook doolt, immer moet de waarheid simpel zijn, die het als werkelijk bezit zich eindelijk verwerven zal. En de litteratuur zal immer in zijn meest zuivere uiting en diepste belijdenis deze schijnbare tegengestelde uitersten geven: het grenzenlooze van den dool, of de teere kontoer van 't verworvene, één lichtende waarheid in de simpele schrijn van een enkel woord.
Het zal ten alle tijden de droomer zijn, die de geliefde omhangt met de glanzende gewaden van zijn zielsverlangen, en beschroomd ver van haar blijft, in vrome vrees de heiligheid van dien glans te breken. En het zal wel ten alle tijden de pootige kerel zijn, die met krachtige armen grijpt naar de vrouw, voor hem jonge meid, die zijn brutale kussen wacht. Want het is niet het smachten van de ziel, maar de magnetische kracht der zinnen, die de hartkloppen bindt.
Dit eeuwig ware en eeuwig droeve heeft Vildrac gegeven, in het simpele kleed der alledaagsche werkelijkheid.
Twee jonge kerels, Bastien en Ségard zullen naar Canada gaan, om een nieuw leven in de nieuwe wereld te veroveren, want Bastien heeft de energie, den zin voor realiteit, om ook den droomer te doen slagen, hem, Ségard, die dit droomen evenzoogoed in Parijs zou kunnen doen.
Maar in de herberg van 't havenstadje, waar zij eenige weken moeten doorbrengen is Thérèse, voor Bastien de jonge vrouw, voor Ségard het wezen van zijn droomen. En tot haar droomt hij een verklaren van zijn liefde uit, tot haar, die graag luistert naar dien netten, aardigen jongen, die zoo prettig vertelt. Als zij eens, onder deze bekoring, zich af voelt drijven naar 't land van jeugdherinnering, dan springt zij snel op, bang werkelijkheids kostbren tijd te verdoen! Werkelijk is haar de liefde van Bastien; zij zijn onverbiddelijk aangewezen op elkaar, omdat hij de flinke kerel is en zij de knappe meid.
| |
| |
Beiden vluchten! Droef, zielig, armoedig ontdaan van allen droomglans, blijft Ségard achter, en gaat maar te vroeg naar de boot, nu de herberg, waar hij zoo vertrouwd was, waarom het heengaan uit Frankrijk hem plots gevoel van heimwee gaf, nu die plek van Thérèse en zijn droom verlaten, een vreemde ruimte werd, die hij voor 't eerst nu ziet. Dit al gaf de heer Jean Le Coff; een enkel onhandig gebaar, een vreemde verlegen blik, liet ons heel zijn innerlijke onbeholpenheid voelen waarin hij stond, daar in de zichtbare leegte om hem.
Trouwens, heel de vertooning was prachtig afgestemd, hoe volkomen was hier bereikt. Noemen wij alleen nog Hidoux, de Fransche filosoof, zooals men ze in Parijs onder het volk steeds treft, hun levenswijsheid tusschen twee glazen door oreerend. Hoe gaaf en beschaafd gaf deze Hidoux het juiste accent, het noodige reliëf aan dit gebeuren! ‘Pris sur le vif’, hing alles hier toch van den juisten inzet af.
Het was een zeer schoone opvoering en wat het gretig applaudisseerende publiek waarschijnlijk niet begreep, dat was wel dit: dat Vildrac's Paquebot tot die spelen behoort, die onze Hollandsche tooneeldirecteurs, indien 't oorspronkelijk was, als onspeelbaar zouden weigeren.
Na ging het voortreffelijk vertolkte La Pie borgne van René Benjamin, waarin het jonge praatzieke vrouwtje Mme Jordaan meer na lag dan de Thérèse in Le Paquebot.
| |
Hofstad Tooneel. Vildrac: De vrachtboot ‘De Volharding’.
De Hollandsche opvoering bewees, dat Vildrac's werk als naturalistisch spel opgevat, een zekere waarde behoudt en een werkelijke aandacht nog vinden kan. Het nut van zulk experimenteeren ontgaat ons echter geheel en al. Het bedoelen van Vildrac ging nu volkomen verloren, wat wel het sterkst bleek uit Chrispijn's opvatting van Ségard, die ons de sentimenteele zwakkeling, de haast chronisch verliefde gaf, maar niet de gevoelige droomer, wiens droom haast alle zinnelijkheid sublimeert. Hoewel Gérard Vrolik als Hidoux een kostelijk en beschaafd type gaf van den gemoedelijken drinker-werkman, misten wij hier wel het meest het Fransche, nu het filosofische verloren ging. Sophie Carelsen. zoomin als Mme Jordaan gaf ons de ware Thérèse. Ook zij schonk niet de jonge vrouw, die plots de coup de foudre krijgt. Bron was verdienstelijk als Sebastien. Lydia Lievens had weinig begrip hoe een herbergierster zich 's mor- | |
| |
gens vroeg wel voelt, als zij zich onvoorbereid alleen voor al het werk ziet staan.
Uit de Hollandsch-naturalistische opvatting vloeiden alle bezwaren voort, die men verwijtend zou kunnen noemen, doch die men - eenmaal deze opvatting aanvaard - slechts ten koste der konsekwente doorvoering zou kunnen opheffen.
| |
Het Rotterdamsch Tooneel. De Motor, door J. v. Randwijk. Jubileum Jules Verstraete.
Nu Jules Verstraete zelf mocht bepalen in welk werk hij zijn 25-jarig tooneelloopbaan wilde herdenken, moet het welde vriend en niet de kunstenaar geweest zijn, die een keuze deed. ‘De Motor’ is een spel van naïeve oppervlakkigheid, en de auteur J. van Randwijk bewees te beseffen hoe verzijn vermogen ging, door zich te bepalen tot eenige tooneelen in opvolging, en het concipieeren van een tooneelwerk feitelijk niet eens te beproeven. ‘Geschikt voor dilettanten’ is de welverdiende aanbeveling, alhoewel ook daar, gezien hetcommercieele van 't onderwerp, een mindere tooneelachtige behandeling van realiteit verlangd mag worden. Meer dan een gevalletje werd niet gegeven, en veel meer dan typeering was ook niet te bereiken.
Al wist Jules Verstraete voor den hoofdpersoon belangstelling te winnen, de enkele momenten waarop hij te ontroeren vermocht, waren de luttele oogenblikken, waarop hij - los van alle taal - in stil spel meerdere verdieping kon geven.
Het gebeurt zoo zelden dat wij dezen voortreffelijken acteur in een belangrijke creatie mogen aanschouwen, dat wij 't slechts betreuren kunnen dat de vriend den kunstenaar had doen zwijgen. Een werkelijk schoone creatie werd niet bereikt, en dit pleit geheel en al tegen het werk, immers Verstraete is in staat een rol ver boven het bedoelen der auteurs op te voeren. Noemen wij slechts zijn creatie - jaren gelee - van den alcoholischen vader in Van Waasdijk's ‘Trojaansche Paard’.
Hier was niets hoogers bedoeld dan de gemeene burgerman, die al te vaak naar de flesch grijpt, het al te bekende type uit naturalistisch spel. En wat vermocht Verstraete te geven! Heel die scène van den zich bedrinkenden man wist hij te verheffen boven alle realiteit, het gebeuren kreeg het onwezenlijke van tragische fataliteit, er hing een wondere sfeer, verzadigd van 't on-tijdelijke, waarin toen - kreet van 't Heden - de onrustige hartstocht van een Chrispijn was als 't knetteren van een weerbarstige vlam.
| |
| |
En daar, waar de tekst niet meer was dan wat banale dialoog, wist hij heel een bedrijf te vullen met dit wonder doorschijnen van de smartelijke menschenziel, gaf hij iets van die geheimzinnige zielsdoorstraling, die Dostoievski door al zijn figuren laat doorbranden, waardoor alle werkelijkheid in 't transparante iets onwerkelijks krijgt.
Dit wist hij te geven, schepping uit eigen ziels-mogelijkheden, terwijl een Verkade bewees, dit wonderlijke zelfs niet aan te voelen, toen hij 't zichtbaar in zijn Karamazows, slechts behoefde te herkennen.
En dit vermogen, dat de begenadigende gave moet zijn van den komenden acteur, dit is wel het meest eigene van Verstraete's talent, dat het eigene van twee volken en twee tijden harmonisch verbindt. Het schoone gebaar, de warmte van den Vlaming kreeg in Hollandsche verdieping het innerlijke. Zoo is 't de veelzijdigheid, het technisch beheerschte intuïtieve van een vorig geslacht, die hem in staat stelt bewust esthetischen vorm te geven aan 't geen, al te vaak nog, stijlloos de kunstuitingen van onzen tijd slechts verontrust.
| |
De Haghespelers. De Gebroeders Karamazow. Regie: A.W. Stellwagen.
‘Der Junge Mann (Dmitri) war sehr betroffen, witterte einen Betrug, geriet auszer sich und schien fast den Verstand zu verlieren. Dieser Umstand führte dann zu der Katastrophe, deren Wiedergabe der Gegenstand meines ersten, einführenden Romanes, oder besser gesagt, sein äuszerer Anlasz ist.’
Het goede van Copeau en Croué's tooneelbewerking is wel hierin gelegen, dat voorzichtig en devoot in den geest van Dostoievski te werk werd gegaan. Zij begrepen, dat een dramatiseeren slechts rechtvaardiging kon vinden, zoo de uiterlijke aanleiding, het feitelijk gebeuren, tot het noodwendig bijkomstige bepaald bleef. Wat ontstond is dan ook geenszins een tooneelbewerking in den commercieelen zin van het woord. Onder tooneelbewerking verstaan wij toch het prostitueeren van een kunstwerk, om aldus de bewondering - vaak in haar ontaarding tot mode - te exploiteeren; een tooneelbewerking is doorgaans de winstgevende bevrediging der kleinzielige nieuwsgierigheid, der belangstellende bekrompenheid, de brutale hulde aan de effekten der uiterlijkheid.
Deze Fransche bewerking is een kiesche poging om met behulp
| |
| |
van Dostoievski's weergalooze schepping een zekere theatrale verwezenlijking te geven van dit wezenlijk moderne, dat voorshands nog geen dramaturg voorbeeldelijk gaf: het psychisch en geestelijk konflikt in de Idee geheven; de expieerende mensch in zijn smachtenden en smartelijken strijd tot de zuivering. In hoeverre de bewerkers dit bereikten, kunnen slechts zij beoordeelen, die de opvoering aanschouwden onder Copeau's regie in Parijs bereikt.
De uiterst zwakke bezetting, die de Haghespelers ondanks aller inspanning konden schenken, deed het in zekeren zin, zij bewees echter bovenal het fascineerende van Dostoievski's schepping, het geweldige van 't probleem waardoor de aandacht gespannen bleef, bij het weinige dat plastisch geschonken werd.
Van Dalsum was de eenige die een gave creatie gaf, zijn Dmitri - hoe aanvechtbaar ook - was een zuivere beelding van een doorgevoerde opvatting. Bij het overspannen nerveuze paste de verwaarloozing der kleeding, doch meer dan dit, was in heel deze opvatting de uiterlijke verschijning, het karakteristieke van Dmitri verwaarloosd, heel de creatie bleek ingesteld op de emotioneele reactie. Zijn drift, zoowel in 't extatische als in 't physieke, ontbrak en hierdoor moest niet alleen in I een noodwendig reliëf verloren gaan, maar het geheel miste door dezen nerveuzen inzet de geleidelijke ontwikkeling, de culmineerende bewogenheid. Lijnrecht hier tegenover stond Verkade's opvatting van den vader, die geheel op de uiterlijke beelding bedacht was, en zeker het geheel daar ten goede kwam, waar de luidruchtigheid van deze liederlijke verschijning mocht vullen. Doch in 't gesprek met Iwan, wanneer hij Groesjenka wacht, werd niets meer bereikt dan een zeker lachsucces, dat zelfs gewild scheen. Hoe stemmingsvol was dit tooneel bij Copeau. Verre van lachwekkend, maar van een angstige tragiek van den verworden mensch. Somber en zwaar hing er de nacht en het schuifelen van Smerdiakow leek wel het zichtbare vleugelwieken van den naderenden dood. Niet Verkade alleen had hier schuld. Joh. de Meester Jr. was geenszins in staat Iwan te creëeren, ook al toonde hij zich in 't laatste bedrijf een acteur met zekere begaafdheid, in staat een zware opdracht althans te vervullen. Doch Iwan, het koortsig brandende hart in een ijsharnas van verstand geslagen, gaf hij niet: eer deed hij denken aan een door liefde gekwelde Musset-figuur, terwijl Gilhuys als Smerdiakow onnoodig de gedachte wekte aan zijn Zot Lowietje in Teirlincks Vertraagde Film. Zoo moest de aangrijpende scène tusschen hem en Iwan, wan- | |
| |
neer hij uit 't hospitaal teruggekomen, Iwan als diens zichtbaar geweten nadert, wanneer hij verschijnt als het levende wapen, door Iwan tegen zijn vader
gehanteerd, dit moment van diepe doorpeiling moest wel volkomen verloren gaan; hier toch keerde het wapen zich niet tot Iwan zelf, hier brak de rede niet in 't redelooze eindelijk uit.
De beide vrouwenrollen werden als 't ware in mineur gespeeld, zeer zeker de veiligste opvatting om, nu elk bereiken bij de aanwezige krachten uitgesloten was, althans zoo min mogelijk te verstoren. En misschien moeten wij hierom de regie prijzen, om 't feitelijk strategisch beleid, waardoor - dank dit voorzichtig doen hanteeren der taal - de dialoog voldoende over 't voetlicht kwam, zonder te veel te verliezen.
Het bleek juist gezien, dat Dostoievski, zelfs in een dusdanige bewerking, bij zwakke mits niet misleidende vertolking, zich tot de harten richt.
Goed was het decor in 't klooster, doch miste de noodige stemming en omgrenzing in de overige bedrijven.
|
|