De Stem. Jaargang 3(1923)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 426] [p. 426] Souvenir apathique door Dop Bles Ik zie je ponnie - een leugen, fijn-wulpsch, maar zachter - en daarachter de nacht met maanlicht er tegen en donkere hellende stegen. Wij door het vlammende zwaard heengezonden, als twee schamele vagebonden aan 't dolen - - apachen waren verscholen, een doode lantaarn als wachter. Ik zie je mond, verdord papaverrood, je tanden, die in honger groot het brood in stukken braken verbrokkeld op het laken - - en 'k hoor je klagen wijl 't verzwond, eer nog de nacht zou naken! [pagina 427] [p. 427] Ik zie je handen rustloos zoeken en verstranden in 't doelloos uur der leege dagen, of heel je tenger wezen half opgerezen, gebogen naar de schemering aan 't lezen, waaraan gedachte geenszins hing; de losse vellen, vogels lamgeslagen vervlarden op de grond. Je oogen in wimper kostbre kanten, hel als brillanten, en daarin bewogen zwoel de zin naar giftig-schoone loogen. En dan: Een pad in 't bosch en jij nerveus, je staat de haren los met bleek, te bleek gelaat, wil zingen 't eigen lied - - maar kan het niet! je stem is heen - - alleen een schor geluid schroeit door het vroege uur. Nu zie 'k de muur met je portret als danseresse bloot van voet in bessenrood gewaad, verloren staat... [pagina 428] [p. 428] De straat die eerste nacht, je lach brutaal gebaar als van een slet, het gloeiend vuur der cigaret - - - De Boulevard bij 't donker doodsch plantsoen, je blauwe heliotropen volle hoed en in een groene gloed 't felijnen lijf dat zwichte en op je mond als droeve klacht die zacht verzwond, Verlaine's edel-lichte poezie: ‘Voici - -’ Vorige Volgende