Bibliographische aanteekeningen
Everard Gewin, In den Réveilkring. Hollandia-drukkerij. Baarn 1920.
De vraag, hoe een geschrift als dit, en tegelijk de andere, hoe den Réveilkring te waardeeren, is in laatste instantie daarvan afhankelijk, hoe wij staan tegenover onderscheiden tusschen menschen en geestelijke stroomingen.
Indien wij deze gering achten, althans van minder beteekenis in vergelijking tot wat voor algemeen-menschelijk moet worden gehouden, zullen wij het Réveil hoog aanslaan. Want zeker zijn in dien kring algemeen-menschelijke motieven grootsch en hevig met elementairen hartstocht beleefd. Om maar iets te noemen: wil naar persoonlijke heiliging, zoo goed als een roepingsgevoel staat en maatschappij naar eigen ideaal te transformeeren. En dit voor het voornaamste houdende, zullen wij het in den heer Gewin goedkeuren, dat hij hierop vollen nadruk legde, in en achter alle uiteenzetting ook van wat ons zonderlingheid dunkt, het nobel-menschelijke voelbaar maakte.
Het is echter mogelijk in dit alles met den schrijver in te stemmen en dit toch te zien als eenzijdigheid. Het geestesleven der menschheid wordt opgebouwd uit menschen en stroomingen, in wie ten laatste soortgelijke motieven werken, in hen neemt dit alles naar eigen aard verschillenden vorm aan. Dit maakt het conflict der onderscheiden stroomingen onafwendbaar, hetwelk historischen voortgang mogelijk maakt; dit maakt ook, dat de later komende, die van dit conflict niet meer deel uitmaakt, het te zien heeft in wijder verband, hetwelk ook inhoudt, dat hij heeft te prijzen en te laken of, vindt men deze woorden te sterk, momenten van bijzondere beteekenis èn tekortkomingen aan te wijzen.
Het geschrift van den heer Gewin doet dit niet: ik leg het daarom met eenige teleurstelling uit handen.
Misschien zal de schrijver antwoorden: zoo ver reikte mijn doel niet. Maar dan komt het mij toch voor, dat dit beperkt doel, althans bij een, die zich uitdrukkelijk voorstelt als de godsdienstige overtuiging van den Réveilkring niet deelende, openbaart een minderachten van de onderscheiden, die er tusschen menschen en stroomingen zijn. In het bijzonder dunkt dit mij tekortkoming, waar de beschreven kring nog volstrekt niet van enkel histo-