tiese visioenen Zijner heiligen, dat ik zal ophouden Zijn naam te aanroepen, ook in deze gedichten die ter zware reis van dag aan dag, op grote afstanden van mekaar, worden neergezet als een ruiker van veel wild gewas en misschien ook een paar zuivere botten, opdat zij zouden aanduiden het spoor van een mens. Ik weet: ook dat stamelen zal God lief zijn. Is niet het voortdurend terugkeren van Zijn naam in onze mond een teken voor Hem: hoezeer wij Hem nodig hebben, hoezeer wij verlangen Hem bij ons te hebben, en hoe weinig wij zijn zonder Hem?
Het is waar: in de gemeenschap der engelen is Wies Moens niet opgenomen. De heer Brunclair heeft gelijk. Honderden, duizenden jaren kan het duren eer hij wél in deze gemeenschap wordt opgenomen, als hij het ten minste ooit waardig wordt. Man, laten wij toch niet sollen met de dingen des Geloofs! Iemand die de kerkelike dogmatiek in een handomdraai van de baan schuift (wat zal de niet-orthodoxe Mussche opkijken!) heeft allerminst het recht de waarheden van het Geloof puur-literair te gaan interpreteren. Niemand zal het mij overigens ten kwade duiden dat ik groteliks ontsticht ben door de wijze waarop hier de waarheid van het Eeuwig Leven, de bezieling van de ganse religieuze kunst der middeleeuwen, tot een vulgaire levensverzekering als deze waarover dagen lang in het vulgairste proces dat ooit in België voor het gerecht kwam werd over en weer gepraat, wordt verlaagd.
Ik zou mij allicht nog kunnen warm maken over het feit dat de heer Brunclair zich herhaaldelik reeds heeft plichtig gemaakt aan tekstverminking. Onder de grove handen van iemand die dageliks tussen de natiepaarden loopt op de leien te Antwerpen, wordt makkelik de ‘landelike’ poëzie van de geurende paardeboon verkreupeld.
Als ekspressionist doodgeverfd door de ene, als vermomd ekspressionist weer over de grenzen gezet door de andere, versleten voor martelaar en profeet door allebei - ziehier wat er van het lichaam en de ziel van uw mikpunt, mijne Heren, is overgebleven: 1o. een out-cast, met een debiele gezondheid en een boekje op zak dat voortdurend de aandacht van politie en rechterlike macht op hem gevestigd houdt (koketterie!);
2o. een gelovig katholiek (wie het als conditio sine qua non stellen van de staat-van-verworpeling tot het ‘poëties’ beleven van het Godsmysterie een al te verraderlik symptoon schijnt van een wèl spekulatief kristendom!), lid van de strijdende kerk, eenvoudig lid zonder veel kracht en zonder veel glans;