De Stem. Jaargang 2(1922)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 1065] [p. 1065] Paaslied door Wies Moens Paasmorgen: de klokken losgelaten als een vlucht duiven over het land; gewassen van alle zonden, ons hart dat zacht klopt onder Uw hand. Gij overstelpt mij met Russiese muziek, en de zoete naam van Johan Sebastian Bach is als een olie uitgebreid over mijn ziel, als een wijde glimlach! De Lente hangt in de lucht, mijn vingeren hebben de botten betast, de milde lauwheid van één regendrop op mijn tong heeft mijn ziel gewekt en verrast. Vergeef, Heer, nu is de ziel van Uw knecht niet langer in de dingen die hij dageliks doet: zij is al op weg de zwaluwen tegen, het avontuur ruist op zijn bloecl! Luister, Heer, het is het lied van de bruigom dat breekt uit mij, zijn kracht is nieuw, zijn stem klinkt als een schalmei. Als een gems van top tot top, 's morgens in de bergen, vóór dag en dauw springt zijn lied: hij groet de dorpen in de diepte, het volk op de landouw. [pagina 1066] [p. 1066] De vroege boten heb ik bemand met groeten: handen en lach, zij varen de kimmen tegen, het wonder van een verre dag: witte moskeeën in de zon, minaretten slank en luid van roep en gebed in de middag ieder als een gouden fluit. Net bruidje, o Heer, is rilde en fijn als de maansikkel in dit eerste kwartier, haar leden van parel als van een duif, haar hart vurig als het paardje van een Arabier. En ik ben maar een dichter, het avontuur is op mijn bloed. Ik heb Uw woord, maar mijn ziel laat niet van haar af - voor U en haar maal ik het graan van mijn ziel, en de winden voeren het kaf. Nu loop ik met haar weer langs de vesten, en lach wijl ik met haar praat, of zij loopt alleen over de brug en ik zie haar hand die als een witte bloem in het water staat. Dan is mijn dag vol geluid van kwinkeleren, want ik draag Uw vreugd Uw wederkeer in alles: de dingen moeten staan in hun jeugd. Mijn komen en gaan onder de mensen is lijk dat van deze twee schoolmeisjes die zich zoenen op de brug in de zon, mijn woord is warm, van een die het woord tot een warme mantel om zijn meisje spon. Vier mannen die nevens mij kaartspelen in de trein: en ik weet gesternten die als kwartels in het nachtkoren zijn! Vorige Volgende