De Stem. Jaargang 2(1922)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 649] [p. 649] Verwachting's kwatrynen door Plasschaert 1 Het hoofd gebogen, ging ik smalle wegen, waar dieren glipten door een duister gras, en zware nevels hingen; waar een tas van donkert stond bij donkren matten regen... 2 Daagt, nieuw, mijn star op aan de vroegre kim, en zendt, verteederd, door de lucht weer stralen? vult, nieuw, bekende gloed mijn open dalen? danst, ijl, een Elf op aarde's grijs geglim? 3 Verborgen zoetheid wordt thans uitgestald; In d'open boomen trilt de zomerwind; de wei is groen en d'aarde gansch-bemind; het Leed is tot een verre schijn versmald. 4 De dichter zingt bevrijd zijn blijde psalmen; de morgen dauwt op 't lichtbestrooide veld, de glorie van den dag wordt, vol, vermeld; en in het rond de rijzige outers walmen. [pagina 650] [p. 650] 5 De blinke-morgen is in licht gezwicht; de middag staat, een gloed in d'open handen, de zee is speelsch in baaien en langs stranden... een groote roos bloeit mild, uw mild gezicht. 6 Een stem vangt aan tot mij te murmureeren; een hand legt zich op mij, die niemand dwong; een vogel zingt in 't bosch, die nooit daar zong, - De Liefde zeilt, omhoog, op al haar veeren! Vorige Volgende