| |
| |
| |
Tooneel
door Dop Bles
De Haghespelers
I Waarom trouwen? door J.L. Williams
Onwillekeurig moet men hier aan Shaw denken, en toch is William's talent in zekeren zin tegengesteld aan dat van Shaw. Of uit zich hier bovenal verschil van ras? Tegenover Shaw, de Ier, de geestige paradoxale, die zoo niet prediken, dan toch wel moraliseeren wil, ook al verrast hij meer door het spontane, dan dat hij zou imponeeren door zwaarwichtigheid, tegenover deze sterke persoonlijkheid zou men Williams kunnen plaatsen niet als gelijkwaardige, maar als het tegengestelde van deze representatieve verschijning. Bij hem de wijsheid van de open gulle lach, de filosofie van de zóó uit het leven getrokken conclusies. Williams zoekt zijn modellen in zijn omgeving en brengt ze saam terwille van de duidelijke demonstratie zijner opvattingen. Shaw daarentegen heeft zijn princiepen als geestlijke kristallen en zoekt met veel inspanning de menschelijke gedaanten, waardig om zijn taal te spreken. Shaw versmaadt niet bestaande scenario's, Williams grijpt in de werkelijkheid, volgt ingevingen en bekommert er zich geenszins om si ça cloche hier en daar.
Hier even een lichte dramatiseering, met een grillige zwenking naar de klucht, daar een styleering in de compositie, op den voet gevolgd door een luchtig laten gaan, aldus kwamen de drie bedrijven bijeen.
Hier werden ongemeene eischen aan de regie gesteld, en het buitengewone van de vertooning is ons inziens hierin gelegen, dat de heer Verkade ons een gaaf beschaafd blijspel wist te geven, dat hij door zwierig geven en nemen, door even accentueeren van de blijspeltoon, versnelling van het tempo, of rustiger opzet, de noodwendige eenheid wist te bereiken waardoor de fouten of zwakke plaatsen als het ware werden weggespeeld.
Ook als vertolker van de oude oom Everett, het geestlijk en geestige middelpunt van het stuk, wist hij het spel te beheerschen.
| |
| |
Elders hebben wij vroeger vaak gewezen op eenige eigenaardigheden van deze auteur, evenzoovele hinderlijke fouten, wanneer hij een jonge rol vertolkt. Bij het creëeren van deze oude oom wist hij ze te verwerken: zoo gaf het even-kwijt-zijn van zijn rol hier een charme te meer, nu het natuurlijk aandeed.
Noemen wij nog van de jonge krachten Nelly Stants, die de Amerikaansche studie-girl gevoelig gaf, hoewel wij hopen, dat zij ernstig haar gebaren en houdingen bestudeeren zal, die haar nefaast kunnen worden, waar meer charme zal worden verlangd. De jonge geleerde van Joh. de Meester Jr. de eerste belangrijke creatie, die wij van deze auteur zagen, trof ons bovenal door het soepele spel en fijne nuanceering. Ook bleek een zuiver gevoel voor plastiek; ons trof hoe goed hij plastisch wist op te lossen, door b.v. het hoofd schuin rechts naar voren te wenden, toen hij tegenover de zooveel kleinere geliefde stond.
| |
II Zijn Eenige Vrouw door Julius Magnussen
Dit spel is feitelijk niets anders dan een schetsmatige opzet, waarin raak en krachtig de vrouw gegeven wordt in de eerste reeds achter ons liggende periode barer emancipatie. Een vrouw, zuiver en eenvoudig van hart, dreigt meegesleurd te worden door de begeesterende leuze, die voor de vrouw dezelfde rechten van ondeugd opeischt, als de man zelfs in dit spel niet altijd tot zijn vreugd geniet. Deze figuur, de hoofdpersoon, personifleert de stelling van de auteur en eischt dus een vertolking, die ons overtuigend het kind-vrouwtje, even meegesleurd door de idee van haar tijd, beeldt en de absolute herstelling zoo gauw zij de taal van het hart weer verstaat. Nelly Stants heeft een zeer speciaal talent, waar het de weergave geldt van schier primitieve eenvoud, óók de eenvoud des harten. Doch al het artificieele is haar vreemd. Hier - vooral in het tweede bedrijf, als zij de gevierde acteur op zijn kamer bezoekt - was de simpele eenvoud eer pathologisch, hier geen huiverende angst van wie niet durft te zondigen, maar wezenloosheid en amoraliteit. Nico de Jong als minnaar, koin moeilijk overtuigen waar de auteur hem, die een niet al te scrupuleus viveur volgens eigen zeggen was, zich als een gymnasiast liet aanstellen, voor het eerst een vrouw ontvangend. De echtgenoot Ed. Verkade, was in dit bedrijf wel het beste, hoewel door minder intellectueele opvatting het geheel gewonnen zou hebben. Cor Ruys al te bevreesd uit de toon te vallen, bleef soms te vlak, en had meer relief kunnen geven aan het type
| |
| |
van oud geworden vrouwenminnaar, waardoor de innig bedoelde scènes meer ontroerend zouden geweest zijn.
De bijrollen werden zeer goed vertolkt. Een voorstelling die goed was, doch veel meer zou uit dit lang niet voortreffelijke spel te halen zijn.
| |
Rotterdamsch en Hofstad tooneel
I Bibikoff. Vrij naar Dostoievski door P. Frank
‘Nur eines müssen Sie, verehrten Leser, mir heute schon zugeben: dasz Eifersucht eine unverzeihliche Leidenschaft ist, ja sogar noch mehr als das: sogar ein - Unglück...!’
Aldus eindigt de humoristische schets: ‘Die fremde Frau und der Mann unter dem Bett.’
Er zijn mannen, die zich het vrouwenhart droomen als het aardsche paradijs, droom, waarin zij toch niet kunnen gelooven, en de ontzettende tragiek van hun leven ligt in de verwoestende twijfel, die hen verteert. De heilige reinheid der vrouw kan hun zoomin het vertrouwen geven, als de brutaalste perversiteit hen van hun hopen genezen kan. Zij zijn de wandelende joden in het rijk van Liefde's Extaze.
Dostoievski, de te kinderlijk-naïeve minnaar, wiens ziel werd afgepijnd door liefde's folterende smart, doch als kunstenaar de meest duistere zielen tot in hun diepsten diepten doorzag, alsof zij plots door een goddelijk licht werden doorstraald, heeft als mensch de jalouzie doorleden, die de kunstenaar vergevend doorschouwde. De kunstenaar wist de angstige kringloop, de fladderende vlucht van de jaloersche minnaar te zien als een mechanisch gebeuren, waarbij de innerlijke onrust van het gestadige wantrouwen de stuwkracht gaf. Dit mechanisch zien van de tragische bewogenheid der getroffenen is hier de humor van Dostojevski; trouwens de humor bij Dostoievski neemt immer zijn uitgangspunt in de meest tragische realiteit. Zijn humor is grappig in het mechanische, in het schijnbaar verbandlooze met het psychische, door schijnbare suprematie van het geestlijke proces, terwille van de loutere opvolging der feiten. Wij schreven ‘schijnbaar’, omdat bij Dostojevski toch nog altijd de herinnering aan het met de ziel beleefde als een verre en heel vage droeve melodie steeds hoorbaar zal blijven.
In de aanhef zegt D. - en wij weten hoe meesterlijk D. in de gelaatsbeschrijving het innerlijk van zijn figuren weet te geven,
| |
| |
om niet alle aandacht aan elk karakteriseerend trekje te geven-: ‘sein runzliges Gesicht war bleich, seine Stimme unsicher.’ Deze bleeke verschijning nu is de hoofdpersoon, wiens jaloerschheid de meest wondere situaties verwekken zal, die hartelijk doen lachen, ja de bedoeling is om ons te laten lachen, zoo wij aan het einde slechts bedenken, dat ‘sogar ein Unglück’ hier gegeven werd, geleden door het bleeke gelaat.
Al naderde deze vrije bewerking het ongepaste, erkend dient, dat een zekere mogelijkheid gelaten werd tot waardige opvatting, doch de noodzakelijkheid hiervan werd niet in het minst begrepen. Als loutere klucht, als succesrolletje voor Hubert La Roche gegeven, verscheen - bittere ironie,- de naam van Dostoievski voor het eerst op de affiches in het jaar van zijn centenaire, nu eerbiedige hulde meer dan ooit gebiedend was!
| |
II Ceasars vrouw door Maughan
De handeling valt in Egypte, hoewel dit niet meer is dan uiterlijk bijkomstigheid, en uiterlijk bedoeld. Immers in II wordt de wondere duizend-en-een-nacht natuur ons wel als provacateur der liefde verontschuldigend genoemd, doch de illusie van zulk een nacht komt nergens over ons.
Al doet de opzet breedere behandeling vermoeden, zij blijft desniettemin begrensd tot het noodlottige spel der min: de liefde van een oud man voor zijn heel jonge vrouw, en de smart van haar hartstocht voor de lijdende jonge minnaar. Het leed van deze drie figuren heeft de auteur wel doorproefd; toch bleef de ware tragiek hier uit, doordat de auteur zich wel en waarlijk al teveel in 't geval verdiepte maar niet in de psyche van zijn levende helden, waardoor het felle van het persoonlijke niet gevoeld werd. En dit is geenszins aan Marie Holtrop te wijten, die de nerveuze smartelijke bewogenheid in fijn genuanceerd wisselend spel wist te geven. Brondgeest als de oude diplomaat, de moreel-onwrikbare, gaf krachtig tegenspel, maar tot het heroisch-smartelijke kwam het niet. De auteur had de minnaar geen gemakkelijke taak gegeven, waar krachtige teekening ontbrak. Jan C. de Vos Jr. wist desniettemin de figuur waar te maken. Zijn subtiel-gevoelig stil spel is steeds zuiver van karakteristiek.
De regie had veel strakker gekund, stijlvoller de monteering, vooral de costumes der dames waren slecht gekozen.
| |
| |
| |
Het schouwtooneel
I mara door herman middendorp
‘De simpele aanleiding tot de wording van dezen roman was een profane weddingschap, onder een glas wijn aangegaan.... Ziehier mijn peccavi; dat ik het niet opnieuw zal doen, kan ik niet eens met stelligheid beloven.’
Aldus de Heer Middendorp in het voorwoord van ‘Het Mysterie van Mont-St.-Jacques’, het schoone mysterie dat in 1921 verscheen, en vooral niet verward dient te worden met het in 1916, verschenen ‘Schoone Mysterie’. Want deze auteur brengt twee soorten van mysteries; aan het eerste verspeelt hij ‘pietsies hart’, die hij mogelijk terug hoopt te winnen bij de beoefening van het tweede soort.
Mara behoort nu tot het laatstgenoemde, dat,vreemd aan zede en tijd" is, in tegenstelling van zijn detective romans, die uit den aard der zaak al te slaafs aan tijd en zeden gehoorzamen.
Deze auteur behoort tot het heden ten dage veelvuldig voorkomend type van kunstenaar, voor wie de mystiek geenszins de eindelijke bevrijding is, nadat de diepste smarten van het hevige leven louterend doorleden zijn, maar een soort geestelijk dessert, tusschen twee weddingschappen te nuttigen.
Mara bestaat uit een proloog en drie handelingen, waarin wij geen oogenblik boven het leven uit gaan, integendeel, het werd niet meer dan een machtelooze poging om met poëzie, in de meest litteraire beteekenis van het woord, het levens-ware te benaderen. Mara, de jonge melaatsche, in wie het leven te hevig brandt om in gebeden rust te vinden voor het opstandige hart, ziet aan zich het wonder verrichten, dat ‘God geneest haar lichaam en hart’, echter terwille van een zeer poëtische, doch zeer aardsche liefde. waarbij zelfs niet één ondeelbaar oogenblik de vreugd of smart zich tot het bovenzinnelijke heft! Vandaar dat dit wonder een sprookjeswonder werd; het verraste louter in het onverwachte.
De machteloosheid van de auteur liet juist het tegengestelde ontstaan van hetgeen de bedoeling mocht zijn, terwijl de regie zorgde dat nergens een vermoeden betreffende de werkelijke bedoeling gewekt zou worden.
Stine van de Gaag gaf ons een Mare, die vaag, eer droomerig bleef; melodieus was de stem, waarin der rauwe snerpende kreet van het leven zou snijden.
En hiertegenover stond Ko van Dijk, de Vader, in wie al't wereld- | |
| |
sche gestorven was, die, als een lichtende troost, ‘levend dood met ongestorven dooden’ toefde vol van warme vitale levenskracht. Ook de verzen verzwaren de hier gestelde opdracht, immers naast dichterlijke beelden, die op gelukkige inspiratie berusten, vertoont zijn vers vaak een litteraire verstarring, die slechts romantisch-rethorisch door de acteur zijn op te lossen. Zoo zegt een uitgeput schipbreukeling, tot zijn niet minder gehavende makker:
‘Wel drijft een ander antwoord overdwaasd van nevel, aan den einder van mijn denken, maar de adem van dat woord is niet aan mij.’
Wanneer Mara het schier bovenmenschelijke verrichten moet, wanneer zij haar minnaar vragen zal om heen te gaan, om haar voor goed te verlaten, opdat hem het voile leven niet onthouden zal worden, dan spreekt zij als een aanstellerige litterair-doende juffer:
‘Nu dringt behoeven om alleen te zijn in mij, en alle dingen te overdenken die wij gesproken hebben.... Ga nu Silvio, men wacht U....’
Behoefte tot overdenken is wel het kenmerkende van deze auteur, die slechts het subtiel overdachte, het rustig uitgedachte geven kan.
Wat Het Schouwtooneel bewogen heeft tot deze opvoering is ons helaas uit het aanschouwde niet gebleken.
| |
II Z.B.B.H.H. door Archibald Laafs
(Zijne bezigheden buitenshuis hebbende)
Dit spel is geen sprookje, omdat een waarschijnlijk afgezien gebeuren het uitgangspunt werd, omdat een geprononceerde zin van observeeren hier duidelijk blijkt. Doch ondanks levenslust en levenskijk werd heel dit spel een droom van idealistisch gebeuren, waarin het meest treffend is, de prachtige goddelijke naïeviteit en het gave, vroome idealisme van de auteur, die een wel heel jonge vrouw, zoo niet een meisje nog wezen moet. Niemand in dit spel is tegen de charme van haar edel streven bestand, zoodat ouders, die veertien jaar lang elkaar ontliepen, gescheiden door de diepste kloof van miskenning en leed, maar één vingerwijzing van de fee-schrijfster behoeven, om te vergeven en vergeten met hetzelfde gemak, als waarmee de jeugd zich het tooneel laat afsturen,
| |
| |
indien haar aanwezigheid niet van noode is. Het stuk loopt vlot, wijl alles op zij gaat voor de schrijfster, òòk de meest bittere realiteit.
In de opvoering werd heel een Jeugd gehuldigd, moge het de jeugd van deze dagen zijn, zoo vol van blij geloof en warm vertrouwen.
De opvoering vond aandachtig publiek; indien de veertigjarige schoone werkelijk door een vrouw van dien leeftijd was vertolkt, had de situatie zekeraan aan nemelijkheid gewonnen. Noemen wij Pierre Mols, die een zeer dankbaar type wist te maken van wie bedoeld scheen als een ‘idioot’ of ‘fat’ of ‘engerd’, al naar de terminologie heden ten dage is. Mies Versteeg zou wel doen, ons de gewenschte beminuelijkheid niet al te geaffecteerd te schenken.
| |
III Polly Perkins door Murray
Het belangrijke van deze reprise is wel in de vertooning gelegen. Hier bestond de geheele bezetting uit jonge zoowel als nieuw verworven krachten, en onverdeeld kunnen wij de resultaten der regie prijzen. Tot de kleinste rol werd met overtuiging gespeeld; vlot spel en samenspel. Van het gegeven, Engelsche list en Engelsche liefde, waarbij een testament eer dan de hartstocht zich gelden laat, kan niet meer gezegd worden, dan dat het 't publiek vroolijk stemde, dat hier werkelijk genoot. Noemen wij slechts de Heer Ezerman die als steeds levendig wist te typeeren, natuurlijk en beschaafd, zonder ooit in cliché te vervallen, en naast hem Mevr. Kitty Perin-Kluppel, verrassend om het timbre van haar stem, en bovenal om haar bewegingen, expressief en esthetisch. Wij hopen haar spoedig in ernstiger werk te ontmoeten, waaruit blijken zal of de door haar gewekte verwachtingen zich realiseeren zullen.
|
|