imponeerende vertolker - er waren er die naar Rusland wezen, maar zij deden het dreigend, boos, niet met de blijdschap, de zekerheid, de wijsheid van 't geloof. Tusschen beide groepen in stond de schilder Bakels, wiens gezichts-veld beperkt bleef tot 't individualistisch artiestendom, die zijn onrust luchtte in kleine, scherpe ontevredenheden, in nijdigheden over 't domme publiek, over den arroganten kritikus. En boven deze groepen uit ver-hieven zich enkele wijsgeerigen: de architect Van Loghem, die niet te begrijpen was; de Bazel, steeds verzoenend, begrijpend, kalmeerend; eindelijk Verkruysen, die het meest bewust een brug bouwde tusschen de Katholieken en de Communisten. En al was het dan een zeer abstracte brug (welk een ijle omzichtigheid bij 't uitspreken van 't voor hem onontkoombare woordje God!)hoe genoot men, dankbaar, van dit verlossend tafereel: een brug!
Ik wil hier slechts enkele aanduidingen geven; reeds dit weinige echter zal doen verstaan hoe dit congres typisch geweest is voor onzen tijd, voor deze jaren vlak na de beroering van den oorlog. Maar het boek toont nog iets aan: n.l. dat de menschen van 't oogenblik te zenuwziek, te moreel gehavend zijn, om zich te kunnen gedragen, om elkaar te kunnen ver-dragen. Het is een ondervinding die men ook buiten de congressen, die men dagelijks en pijnlijk genoeg opdoet. Men kan niet meer van meening verschillen, want men kan niet meer luisteren en men heeft zelf meer ‘gevoel’ dan overtuiging, meer drift dan inzicht. Welk een schromelijk gemis aan zelfbeheersching, aan innerlijke waardigheid! Welk een impotente onvolwassenheid! Welk een individualistische ontreddering en kilte en eigengereidheid, óók bij vele gemeenschaps-profeten!
Er waren twee groepen die van dieper cultuur getuigenis aflegden: de wijsgeerigen en de Katholieken.
Mocht er wat meer wijsgeerigheid komen, wat meer wijsgeerige traditie, wat meer redelijkheid in het jonge geslacht! Mochten wij weer iets terugwinnen van die zelf-beperking, die zelf-tucht, die zedelijke stijlvolheid onzer katholieke broeders!
Vóór dien tijd zal er geen sprake van zijn, dat de kunst en de maatschappij samensmelten, want vóór dien tijd zal er van gemeenschapsleven geen sprake zijn. Maar dan zal men ook niet, gelijk een der enthousiaste onrustigen deed, den bandeloozen Renaissancist Cellini moeten aanroepen als een voorbeeld van den kunstenaar die verzekerd is van zijn maatschappelijke roeping!
just havelaar