De Stem. Jaargang 1
(1921)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 806]
| |
Forain
| |
[pagina 807]
| |
veile, une pâmoison ridicule à cause du seul étonnement déguisé... On éprouva alors ‘une sensation d'art’!’Ga naar voetnoot1). Hij wil eenvoud en waarheid brengen - welk een waarheid! - hij wil den schijn, hij wilde illusie dooden, zonder zich om 't behoud van ‘idealen’ te bekommeren. Zelden breekt zijn ontroering den ban der analyse. Een fotografisch portret, dat van Forain gepubliceerd werd, doet aan een schranderen, koelen Amerikaan denken, nauwelijks aan een kunstenaar. Scherp en klaar staan de oogen onder 't forsch gebouwde, wilskrachtige voorhoofd; de mond is geestig maar hard; de kin, glad geschoren, zwaar en stevig. Geen droom is in dezen kop, maar veel intelligentie, veel kracht van karakter, veel vastberadenheid. Een niet te bepalen uitdrukking van schampere oprechtheid geeft een zekere ontspanning aan de trekken. Forain zelf bepaalde, in het program voor een tijdschrift dat hij korten tijd redigeerde en vulde - ‘le Fifre’ - zijn kunstenaars-taak aldus: ‘Conter la vie de tous les jours, montrer le ridicule de certaines douleurs, la tristesse de bien des joies, et constater rudement quelquefois par quelle hypocrite façon le vice tend à se manifester en nous. C'est mon projet. Chercheur fantaisiste, j'irai partout, m'efforçant de rendre d'un trait net et immédiat, aussi brièvement que possible, les infortunes et les émotions ressenties. ‘Toujours joyeuses, ironiques souvent, ces notes viseront les travers contemporains, sans s'attaquer aux contemporains eux-mêmes, mon avis étant que pour être intéressant et curieux, il suffit largement à un artiste d' étudier son temps.’ Men voelt den ingehouden en fellen toon van dit program, maar men lette ook den nadruk op waarmede gezegd wordt te willen constateeren en notities geven, | |
[pagina 808]
| |
en hoe hier als vanzelf sprekend voorop wordt gesteld, dat de artiest interessant en curieus moet zijn! ‘Het belachelijke van zekere smarten, de weedom van vele vreugden, de hypocrisie waarmee het kwade zich in ons openbaart’: het is Forain volkomen gelukt dit uit te drukken. Of echter zijn notities ‘toujours joyeuses’ te noemen zijn? Zelden uitte zich dan vroolijkheid zoo wrang! De lach, die uit zijn kale, met felle lijnen als neergesabelde schetsen opklinkt, mist zeker alle ontspanning der spontane vroolijkheid. Het is de lach van hem, die de waardeloosheid van wereld en menschen doorlijdend, zich met grimmigheid wreekt op beiden ten koste van den eigen droom, lach van desillusie en van intellectueele hooghartigheid, 't Eenige wat dien lach eerbiedwaardig maakt is, dat de lacher, die zijn wereld zoo scherp doorschouwt en zoo kwaadaardig ontleedt, toch nooit haar in zelftevredenheid bespot, nooit haar uit-lacht. Wat dien wreeden lach rechtvaardigt, 't is zijn bitterheid, zijn ernst. Forain zegt in zijn heftig en sober werk hoe onze wereld wordt beheerscht door het geld. Het geld heeft alle menschelijke verhoudingen en gevoelens verminkt. De idealen van het moderne burgerdom zijn niet dan misleidingen der loerende zelfzuchtigheid. De huichelachtigheid en de moreele verwording onzer samenleving: Forain laat niet af ons haar aan te toonen in zijn scherpe, schrijnende schetsen, die altijd bondige samenvattingen zijn. Hij spaart heerschers noch onderworpenen, al heeft hij voor de laatsten soms een soort weerbarstige vergoelijking, waar hij de onnoozele trouwhartigheid der boeren en arbeiders, de gedweeë armzaligheid der sloovende volks-vrouwen en der afgejakkerde straat-meisjes beeldt. Er leeft geen hoop meer in zijn hart. Er leeft in zijn hart nog slechts het dof verzet van den ontgoochelde, die | |
[pagina 809]
| |
niets zoo zeer vreest en haat als de sentimentaliteiten der romantiek. ‘La légende de la grisette sympathique’ heeft hij, naar 't woord van Raoul Deberdt, vernietigd. Kon men met evenveel recht niet zeggen, dat hij vernietigde de legende van een sympathiek menschdom? Maar achter al deze verbeten sarcasmes, die te hatend zijn om tragisch te kunnen worden, voelt men dien eenen en centralen haat: haat tegen de financiers en politici, tegen de corrupte bureaucraten, tegen de vertegenwoordigers der geld-kaste, die de democratie der 19e eeuw tot een open-baren en voozen leugen maakten. Wrekend richt hij zich tegen den infamen geest, die Europa steeds laaghartiger en leelijker en gemeener deed worden, die het eindelijk in de hel van den wereld-oorlog stortte, dezen geest die de macht-hebbers, zoowel als de kleine burgers en de proletariërs, vergiftigde, die alle levens-waarden aantastte en die hem zelf, Forain, dwong tot zijn verbitterde heroïek zonder geestdrift, zonder medelijden, zonder liefde. Forain is niet, als Savonarola, als Michel Angelo, als Tolstïf, als Tacitus, de boet-profeet zijner eeuw; evenmin heeft hij, als een Van Gogh of Henriette Roland Holst, de smart zijner eeuw tot een biecht verinnerlijkt of zijn haat in een hervormerswil omgeschapen; noch zou men hem, als Toulouse Lautrec of Baersly, een gedegenereerde kunnen noemen die zijn wanhoop belijdt; Forain is de harde, pessimistische waarheidzegger, wiens kunst een der documenten blijven zal van 't 19e eeuwsch Europa, een document en een vonnis, zoowel in objectieven als in subjectieven zin. Want er is meer haat dan toorn, meer pijn dan smart, meer conflict dan dramatische verheffing in dit koude en toch zoo intensieve werk, dat wreed is zonder ooit pervers te worden, dat ten uiterste bewust is zonder nog cerebraal te zijn. Het egoïsme der ouderliefde, de jacht naar maatschap- | |
[pagina 810]
| |
pelijk succes ten koste der menschelijke eer, de illusie van 't uiterlijk fatsoen in een ontuchtige wereld, heel de misère der menschelijke geringheid onder de tyrannie van den onzichtbaren en alomtegenwoordigen Mammon, de volledige verleugening van 't leven: dit is voor Forain de waarheid der moderne wereld, een waarheid welke zich in de armzaligheid en gemeenheid der sexueele liefdes-praktijken het wrangst openbaart. - ‘Comment, tusors par ce froid-là?’ vraagt de moeder aan 't zich optooiende meisje. - ‘Mais maman, y manque vingt sept francs pour le terme!’ - ‘Ma petite Berthe, c'est donc bien difficile de m'être fidèle?’ klaagt, verteederd, de bedroefde minnaar. Forain, die nooit pathetisch wordt, zelfs nooit chargeert, die volstrekt geen bizonder duivelsche menschen uit-beeldt, die integendeel juist de erg gewone, de middelmatige alledag-menschen zoekt, Forain heeft toch een felheid van sarcasme, een striemende onverbiddelijkheid in zijn uiterst beknopte teekeningen, die dieper wondt dan de toorn. Het laatste waas der romantiek, maar 't laatste waas ook der natuurlijke gemoeds-poëzie, der teederheid, is weggetrokken. Zijn waarheids-liefde duldt geen gratie, noch de kinderlijke gratie van Steinlen, noch de geraffineerde van Toulouse Lautrec; geen gratie en geen fantasie. Niets dan de enkele figuren beeldt hij, bondig, scherp, psychologisch, zonder eenige aanduiding haast van een sfeer, van een straat, van een dag-stemming. Zijn kunstenaarschap bestaat slechts in zijn waarlijk fenomenaal vermogen met een enkele lijn, met een spichtige pennekras, een karakter te ontleden, een situatie saam te vatten. De lijn van een rug, de stip van een oog, drukken bij hem werelden uit. Maar geen enkel onderdeel dan ook zijner figuren, geen gebaar, geen hand, geen kleedingstuk, dat niet mee spreekt in 't geheel der voor- | |
[pagina 811]
| |
stelling, dat niet doorvoeld, doorzien, begrepen is. De laatste mogelijkheden der schoonheden zijn weggevallen. De droom is gebannen. Genadeloos noteert hij zijn wreede waarheden. De werkelijkheid eener eerlooze wereld te ontmaskeren: dit is zijn taak. Hij wil niet ontroeren: hij wil scherp treffen. De mislukking der liefde beleed Forain; meer nog dan dit: het bankroet der ziel. De liefde is, in al haar vormen, een poovere comedie geworden, is versmoord geraakt in 't cynisme, in de zelfzucht, in de berekening, is geperverteerd door de tyrannie van 't geld, dat armen en bezitters ontzielt, - maar ook 't gevoelsleven zelf is verlamd, verziekt. Het is onmogelijk geworden iets te gelooven, iets te verwachten, iets te voelen. Zonder fraze zegt Forain hoe de moderne mensch zijn gevoelens als stelselmatig uitmoordt, om egoïster te kunnen leven, om van het leven minder last te hebben. En de toon van ingehouden haat, waarop hij 't zegt, maakt de grootheid uit van dezen straffen en hevigen karikaturist, die ééne glorie behield: de glorie van althans voortdurend en consequent oprecht te zijn geweest. |
|