De Stem. Jaargang 1(1921)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 385] [p. 385] [Mei 1921] De nieuwe lente door Achilles Mussche De nieuwe lente is in mijn hart als een klagende honger gekomen met zijn jubileeren zoo rillend-zoet en zijn maan-avon- den al te klaar, hij heeft mij bevangen met zijn duizelende dieptens en hemel-verten en mij genomen als eene rozenbloem, van wierook en minne zwaar. De nieuwe lente doolt als een angstig heimwee de blauwe bergen over, hij hangt den nacht vol mysteriën van sterren, hij spreidt de kimmen al verder open en vult met hei-donker bloemen-getoover al mijn valleien, droomen van zon, en mijn waranden meer altijd met aromen die mij bezwijmen en o! die sterren on- bluschbaar en de verten, wijder altijd. De nieuwe lente zingt met leeuwerke' en schalmeien en nachtegalen en de dag is vol en de donker zwelt van al vooizen en melodien en de bloemen staan als een al-couleurige tooverbrand in de weemlende dalen... o! kon ik nu tusschen de sterren heen almaar verder altijd verder zien! [pagina 386] [p. 386] Het is iet anders dan de bloemen van alle wegen waarnaar mijn hart de dagen afzoekt van einder tot einder altijd weer, het is iet anders waarvan ik in tranen ril, iet anders dat legt mijn honger stil, iet anders dat lacht mijn heimwee tegen keer op keer, altijd weer altijd meer. Het is hier alles maar schijn en prelude en metamorphose van de liefde, die mijn hart dag en nacht verbrandt: gespelen, waar zijt gij gebleven? en sterren die vallen, en rozen van éénen noen al voorbij - o! waar is, waar is mijn vaderland? Van morgenster tot avondmaan ben ik doleerend door de wijd-jubileerende landen: fluister mij 't antwoord in voor de Sphinx, ontsteek de sienjalen boven den afgrond en stel de zon als een gouden monstrans boven 't don- ker-schaduwend gebed mijner handen, lesch mijn eeuwigheid in de uwe, o Eeuwigheid, ik een fontein uit uws harten grond. De nieuwe jaren komen in, donker-klaar, en onstilbaar bespeelt mij de discant van mijn bloed en steeds, door zonbebloemde en wildsneeuwende sei- zoenen ben ik op zoek naar de liefde die mijn weerbarstig hart breekt en opendoet, dat het met tranen klaar en meie-zoete zoenen glimlachend in iedren mensch zijn bloedeigen broeder groet. [pagina 387] [p. 387] De nieuwe lente door al rokende bloemenbosschagiën met zoetverdoovende temptaciën mij zwijmzwaar omvangend in bernende extasen en mij bedwelmend blind van zon en ziek van liefden, heeft mij vervoerd naar heemlen-belovende jubilaciën... o! opgaan, o! vergaan in de sterre-doorzongen muziek, waar de honger van mijn hart zijn verzadiging vindt! Vorige Volgende