De Stem. Jaargang 1
(1921)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 382]
| |
BoekbesprekingJozef Simons, In Hoogere Sferen. Uitgave: De Sikkel. Antwerpen. Em. Querido. Amsterdam. Jaartal ontbreekt.Er valt omtrent het talent van Jozef Simons uit dit boekje weinig af te leiden. Met het epitheton ornans ‘vlot geschreven’ kan volstaan, indien men de vier verhaaltjes qualificeeren wil, waaruit het bestaat en waarvan het tweede en het laatste eigenlijk uitgesponnen anecdoten zijn. Zij leenen zich niet tot wijdloopige beschouwing en het satyrieke element er in mist nog te zeer de schittering van het vernuft om in deze richting voorspellingen te wagen. Wat vertelkunst betreft is ‘Marelleken’ het beste: ‘Geluidloos lag het simpel huisje met de achterdeur open langswaar de avondschaduwen binnenslopen. De opgevulde uil aan den wand met het meesje in zijne klauwen staarde Herman akelig aan.... Waar bleef Marelleken? Alleen de gesneden ekster in hare kevie tegen den waaier versprong en zei: “Da, Da!” En op den zolder en achter in de kevie piepten jonge duiven. Mijnheer, die ongeduldig werd, kraaide: “Is er niemand 't huis?” Geen wederroep. Weer keek Herman in de glazen oogen van den opgevulden uil en angst sloop in zijn jongenshart.’ Maar ten slotte: wat hebben wij aan deze ééndagsvlinders? En waarom vlaamsche-beweging-tendenzen? Men moet op den duur (het zal niet in eens gaan) de propaganda voor de goede zaak anders aanpakken. Na Emile Hullebroeck, na René de Clercq en vooral: na vier jaar oorlog worden minder idyllische argumenten verwacht voor de noodzakelijke verwezenlijking van Vlaanderen's wenschGa naar voetnoot1). Mannen als August Vermeylen en Lodewijk de Raet heeft | |
[pagina 383]
| |
Vlaanderen noodig, sterk geconcentreerde geesten, die intellectueel volkomen getraind zijn, (desnoods ten koste van een deel zijner romantischen landaard). Wanneer straks de Vlaamsche Hoogeschool zal worden geopend moet zij haar eigen professoren hebben, geen ‘vreemdelingen’, al zijn zij van denzelfden stam. Daartoe dient Vlaanderen zich te bezinnen op den stand zijner cultuur en niet voort te gaan met roekeloos zijn krachten te verspillen aan de luimen van het oogenblik. Dit beduidt niet dat de Vlaamsche Kunstenaar zich zou moeten steken in het dwangbuis van eenige wetenschap, maar dat hij zich, vóór de publicatie van zijn werk, ernstig afvraagt, wat het te beteekenen heeft buiten zijn land. Het zou onbillijk zijn dit alles Jozef Simons op den hals te schuiven; hetgeen hier boven gezegd werd geldt, het spreekt van zelf, geen personen, noch bepaald werk, doch een gezindheid.... en die moet veranderen! Roel Houwink | |
Frans Smits, Het Huis der Smart, Antwerpen, ‘De Sikkel’.Een boekje dat onstuimige herinneringen weet wakker te schudden: de eerste dagen van 1914, de moord van België, de overstrooming van Frankrijk, de wilde exode van Antwerpen, en eindelijk de cauchemar bij-dag-en-nacht der loopgraven waaraan nooit meer een einde scheen te komen, - herinneringen die ook de menschen van ‘het kalme Nederland’ als in het vleesch verankerd liggen voor het gansche leven. Zoo boeien en schokken de bladzijden van dit kleine boekje zonder ophouden. Pas nadat men het gesloten heeft, vindt men gelegenheid zich er rekenschap van te geven, dat dit werk zijn ontroeringsmacht meer ontleent aan de onderwerpen zelve, dan aan de wijze waarop deze onder-werpen worden behandeld. Want dit is feitelijk vrij zwakke novellistiek, zuiver meestentijds, maar klein en zelfs niet van vreemde invloeden vrijgebleven. Het laatste verhaal, dat van den officier in wiens hart, in den lichamelijken zin, een mimosatakje dringt - herinnering aan een vluchtige oorlogsliefde - herinnert al te zeer aan de gruwelijke en litterair-geëxploiteerde oorlogs-gevallen van Latsko's bekende oorlogsboek. - Het boekje wordt ten slotte gedragen door de voornaamste novelle, die niet van oorlog maar van het nog vreeselijker ‘daarna’, het leven in het hospitaal, ‘huis der smarten’ verhaalt; de weemoedige hospitaalidylle van den blindgeschoten Vlaamschen soldaat. Hoewel deze | |
[pagina 384]
| |
idylle vluchtig is, wordt alles, wat zich aan grootere werkelijkheid daarrond beweegt: de nacht in de loopgraven, kerstliederen van loopgraaf tot loopgraaf, de inslaande shrapnell, de tocht van den auto-brancard in den nacht, de blindheid, - dat alles wordt door Frans Smits genoteerd met zuiveren eenvoud en overgave, niet meer dan genoteerd. En dit kleinstgebleven realisme blijkt dan een element gewonnen te hebben dat, behalve hier en daar in Frankrijk, het kleine realisme van vóór den oorlog uiteraard moest missen: het straalt op in een verteederde ootmoedigheid, die het trotsche wezen Mensch alleen helaas! onder zulke vernietigende slagen schijnt te kunnen hervinden! | |
Karl Gjellerup, De gedachtenlezeres. Een pastorie-idylle. Uit het Deensch door Jhr. L. op ten Noort. van Holkema & Warendorf, Amsterdam.Een dier vage boeken die ons - zij 't gelukkig schaarscher dan vroeger - nog voortdurend uit Skandinavie bereiken, éen dier kleurlooze verhalen waarvan men niet weet wat te denken. - Een onbelangrijke dichterling, weinig belangrijke jonge dames, een domineesgezin in den bekenden trant, dominéé een goedige domoor, mevrouw een heerschzuchtige matrone - veel frisch-heid en nog meer fatsoen, en dat alles beschreven in een toon, die wankelt van een goedmoedige satyre tot een zekere kwaadaardige ironie, een ironie die dan weer niet door durft zetten, en zich verzoet voor zij het bijtende woord geuit heeft; - men vraagt zich af wat de schrijver met deze idyllische menagerie in Holland nog komt uitvoeren? - De middelmatigheid is overal in alle landen van Europa aan zich zelf gelijk, - wij zijn slechts matig nieuwsgierig naar de lokale kleuren, die deze in de verschillende landen aanneemt. En wat de Skandinavische middelmatigheid aangaat, wij kennen haar nu wel reeds voldoende. Zulke boeken zijn een smaad aan den tijd waarin wij leven! Wil men ons ook nu nog Skandinavische litteratuur aanbieden: het recept ligt voor de hand. Men vertale ons eindelijk, niet terloops en slordig, maar in volgorde en in zuiver en levend Nederlandsen, al de werken van Knut Hamsun. Dirk Coster |
|