| |
| |
| |
Tooneel
door Dop Bles
Het nationaal gevoel tijdens den oorlog ook in Holland ontwaakt, behoefde zich hier heroïsch noch tragisch te uiten. Het teekende zich dan ook bovenal in een willig aanvaarden van het Hollandsche fabrikaat, zoowel ter bescherming der Nederlandsche industrie, als om het gemis aan 't vertrouwde buitenlandsche produkt te verhelpen. Spontaan werd naar Hollandsche tandpasta en lucifers gegrepen, het rood-wit-blauw kreeg handelswaarde, ja tenslotte zelfs de Hollandsche tooneelspelen, die de middelmatig-buitenlandsche bij ontstentenis wilden vervangen. Veel en veelmaals werd oorspronkelijk werk opgevoerd, oorspronkelijk dan in den zin, dienmen ten onrechte in de literatuur aan dit woord gaf, namelijk van ‘niet-vertaald’. De Nederlandsche literatuur heeft er weinig reden tot dankbaarheid in gevonden: dat de meeste opgevoerde stukken niet vielen, het kwam, omdat zij de pretentie misten van te willen staan, en dan: ersatz werd overal opgediend, de niet al te verfijnde Hollandsche smaak bemerkte het nauwelijks.
Door eerst nu Mevr. IJssel de Schepper-Becker's ‘Het laatste Stadium’ voor 't voetlicht te brengen, bewees de heer Van der Lugt Melsert, dit tooneelwerk de waarde toe te kennen, die het werkelijk bezit. Terecht heeft hij begrepen, dat nu hoogere eischen gesteld moeten en zouden worden. De opvoering van dit satyrische
| |
| |
blijspel is - zeggen wij helaas - een zeldzame daad, want de opvoering van Hollandsch tooneelwerk, dat èn literair èn modern is, en ten overvloede nog van Franschen geest getuigt... het is voorwaar een stoutmoedige onderneming! Hoe dankbaar moet deze opvoering een ieder stemmen, die de meening is toegedaan dat tooneel gehoord, meer dan gezien moet worden, dat er meer behoefte is aan schoone en nieuwe gedachten, dan aan schoone costumes en decors. Hier is tegengift tegen veel monteerings-hypertrofie. Dit stuk dwingt tot luisteren, en het luisteren is een durend genieten van inzicht en geest.
De dialoog van dit spel is voortreffelijk, ja heel dit spel bestaat door zijn dialoog, want het woord is deze auteur voldoende om haar figuren naald-scherp te etsen. Gezegden als ‘een poel van zaligheid’, ‘zalig-ongelukkig zijn’, ‘hevig verlangen naar verlangen’, zijn geen ingelaschte vondsten, maar gelukkige en meedoogenlooze definities der gevoelens van de hoofdpersoon. De heldin is de vrouw, die een belangrijke rol speelt - hoe juist is hier 't woord ‘speelt’ - in die milieus, alwaar het dalen tot ‘de Diepte der Ziel’ een oppervlakkig genoegen is, en de Made in Germany-psycho-analyse, gelijk een Fransche mode, gevolgd wordt. De heldin is een vrouw met charme, met gaven van verstand en assimilatievermogen, die haar gemis aan diepte en waarachtigheid exploiteert, 't zij onbewust, en haar onbelangrijkheid gelijk een instrument bespeelt. Vier aanbidders vallen ten offer aan deze Sirenenzang. Het is wel een zeer zeldzame verdienste, bovenal voor een vrouwelijk auteur, om haar heldin zoo scherp te doorzien: doorzicht dat haar wel 'n zeker recht gaf van ‘satyriek’ te spreken, hoewel het woord ‘ironisch’ het wezen van dezen spot beter benaderd had; immers voor satyre mist dit spel het striemende al te zeer. Nu almeer vrou- | |
| |
wen de literatuur gaan beoefenen, vindt de gevaarlijke mode almeer navolgsters, om de personen te geven, bovenal de heldinnen, zooals zij zichzelf zien, waarbij de auteurs zich bewonderd tegenover haar heldinnen plaatsen, als tegenover haar eigen ideale spiegelbeeld. Mathilde is ons belangrijk als specimen van nog ‘en vogue’ zijnde onbelangrijkheden, voor wie echter het
groeiend geslacht geen belangstelling hebben kan, tenzij ironisch-kritisch gezien, gelijk mevr. IJssel de Schepper-Becker dit deed. Met blijden spot beschouwt zij haar heldin, en de vier minnaars, die den lof harer zotheid zingen, zijn terecht meer in verblinding verdwaasden dan tragische slachtoffers. Over viermannen-typen heeft zij Mathilde schijnbaar doen zegevieren; doch terwijl zij zich triumfeeren ziet, stijgen de vier aanbidders in hun meerdere menschelijkheid toch nog altijd boven hun eigen idool uit.
Het best geslaagd zijn wel de eerste echtgenoot, de intellectueele gevoelsmensch, wiens liefde grootendeels medelijden is, en daarnaast de eeuwige aanbidder, de meer sentimenteele dan gevoelige, sympathiek in de naïeveteit van zijn dwaasheid. Beiden vonden een volmaakte vertolking in de creaties van de heeren Chrispijn Sr. en Lou Vervoorn. De intellectueele gevoelsmensch tot in de fijnste nuanceering en in 't schier heimelijk detail weer te geven, is zeer zeker het specifiek eigene van Chrispijn's talent. Van den aanbidder heeft Vervoorn met fantasie een zuiver menschelijk type weten te maken, levend, en waar, en geheel van onzen tijd, met toch iets van 't eeuwig-smartlijke. Want geleek hij soms niet een der onsterfelijke Dickens-figuren? Wat een prachtige blij-spelkop in 't tweede bedrijf als hij pruilend nederzit.
Dat de twee andere aanbidders minder voldeden, de schuld ligt hier eenigszins bij de auteur. Hachelijk was het, om een zenuwarts onder den ban van zulk een vrouw
| |
| |
te brengen. Zoo zij van dezen psychiater, wiens verschijnen door de conceptie wordt verlangd, een jong, nauw gepromoveerd medicus gemaakt had, nog niet door de praktijk immuun voor zulk een vrouw, zou mogelijk veel gewonnen zijn,zou de rol dankbaarder geworden zijn en méér waarschijnlijk. Moeilijk was 't ook voor den vierden ridder om waar te maken, hoe een egoïstisch vrouwenkenner zoo spoedig tot willoos minnaar verzwakt of verzakt; hier wordt door de schrijfster de vrouwenkennis van den vrouwen-kennenden man onderschat. De rol van Mathilde, de grillige, zich niet controleerende, ligt zeker niet in de lijn van Mevr. Tartaud's talent. Dit weten doet onze bewondering slechts groeien voor de enorme virtuositeit, waarmede zij Mathilde gaf. Haar dictie zou het zuivere accompagnement bij het woord der schrijfster genoemdkunnen worden. Hier had elk woord zin en kreeg bij haar zijn juiste beteekenis en waarde.
De regie van dit moderne spel werd met recht Chrispijn Senior toevertrouwd. Hoe volkomen heeft hij inhoud en bedoeling begrepen, hoe dankbaar zagen wij, dat hij in 't tweede bedrijf de humoristische situatie der vier saamschuilende aanbidders, zuiver wist te houden en 't gevaarlijke van 't herhaaldelijk vergeefsche opspringen der vier ver hield van allen schijn van klucht. Met opzet plaatste ik Senior voluit. In dagen waarin jongeren hun jeugd-illusies verwezenlijken door opvoeringen van middeleeuwsche abele spelen - het Fransche dadaisme wordt verleidelijk, vergeleken bij 't nooit durven dwaas doen, het oud-beginnen van Holland's jeugd - doet het goed te weten, dat er nog van de oude generatie zijn, die jong in hun tijd blijven staan.
Het decor - algemeen geprezen - kon mijns inziens niet voldoen in de eerste bedrijven. De inrichting moest ‘de eigen idee’ van Mathilde zijn. In het decor moest dus
| |
| |
Mathilde's wezen uitgesproken liggen. Harmonisch en zuiver van stijl, hoewel bont, gelijkend op een zoogenaamde Orientaalsche Bar, was 't als zoodanig veeleer een psychologische mis-leiding, dan een zuivere accentueering.
Gelukkig was de geheele vertooning te gaaf en goed, om zulk een aanvulling door middel van 't decor te behoeven.
* * *
Zoowel om de naïeve levenskijk, als om de naïeve wijze, waarop van tooneeleffekt en verouderde techniek gebruik werd gemaakt, had het Hofstad Tooneel mogelijk beter gedaan de eer der première van ‘Het Voorbeeld’ door Mevr. Suze Chapelle-Roobol aan 't dilettanten-tooneel te laten.
Een jonge schoone vrouw, gehuwd met het type van nuchtere zakenman, zal ook zonder ‘Voorbeeld’ man en kinderen willen verlaten, wanneer een dichter, (ach waarom toch altijd een dichter!) haar weermin hartstochtelijk doet uitslaan.
De schrijfster heeft ons, ondanks een van berouw en wroeging klagende moeder, niet van 't tegendeel overtuigd.
Veel gewrongens en onnatuurlijks, doch 't geheel beminnelijk-beschaafd! Dit spel mist noodwendigheid; die groeiend boeit.
De middelmatige vertolking - zonderen wij de jonge vrouw en haar echtgenoot uit - heeft de gedachte aan dilettantisme wel versterkt, zooniet doen opkomen.
* * *
De Heer Verkade, die in een brochure toonde, dat zijn gedachten in literatuur en tooneel verward zaten, die als directeur bewees een slecht kapitein te zijn; hij verliet zijn schip met een elegant ‘au revoir et merci’ toen het verdacht begon te schommelen, die - helaas de zin moet
| |
| |
lang worden - als regisseur geen werk respecteerde en snoeide en tooide en keerde al naar het hem lustte, dezen zelfden Heer Verkade werd nu de Koninklijke Schouwburg in Den Haag toegewezen, louter omdat enkele heeren niet lezen konden. Tenminste wij willen dit voorshands aannemen, om geen gedachten aan erger op te wekken. Wat toch is 't geval?
Een ingezonden adres heeft diepen indruk gemaakt, en dat adres zou verantwoordelijk zijn aan het besluit. Doch in heel dit adres wordt wijselijk niet van den Heer Verkade gerept. Slechts op het einde wordt noodgedwongen even zijn naam genoemd, en twee, zegge twee zinnen aan hem gewijd, die hier volgen:
‘Onder de eersten, zoo niet als de allereerste, heeft Eduard Verkade deze nieuwe beginselen, samenspel en goede bouworde in het décor, van het begin af voorgestaan en in een moeilijken maar aan de beginselen getrouwen tooneelarbeid van jaren, die niet zonder opoffering bleef, tot verwezenlijking gebracht.
Indien, nu dr. Willem Royaards door zijn werken den Stadsschouwburg te Amsterdam verkregen heeft, thans in de tweede hoofdstad van het land een gemeentelijke schouwburg te vergeven is, dan dient de keuze zonder mededinging te vallen op den tooneelleider Eduard Verkade.’
Eigenaardig is de vergelijking met Dr. Royaards. Waarom? Omdat de Heer Verkade het directeursschap nog altijd te beschouwen schijnt als een soort match, een uitkomen tegen Dr. Royaards?
Aldus zijn de verdiensten des heeren Ver kade saam te vatten:
1o | Dat Dr. Royaards de Stadsschouwburg heeft. Hieruit schijnt volgens adressanten logisch (?) te volgen dat de Heer Verkade nu de Koninklijke Schouwburg moet krijgen. |
| |
| |
2o | Dat zijn tooneelarbeid niet zonder opoffering bleef. Welke deze opofferingen - die niet zonder ironie met ‘niet zonder’ uiterst minimaal bepaald worden - zijn, vernemen wij niet. |
3o | Heeft naast samenspel goede bouworde in het décor voorgestaan. Ziehier de eenige noemenswaardige verdienste die zijn bewonderaars tenslotte weten te releveeren. |
Doch in deze uitsluitende verdienste ligt nu juist het groote gevaar voor ons tooneel, en de adressanten - hoe beroemd en geniaal een enkele ook op zijn eigen gebied mag zijn - toonen dat hun, bij veel platonische liefde voor het tooneel, iedere kennis van het wezen der zaak ontbreekt.
De cultureele of zuivere kunstwaarde van het tooneel wordt ten slotte door samenspel noch decorbouw bepaald, doch enkel door het kunstwerk.
En dit heeft de Heer Verkade nooit geweten en schijnen adressanten evenmin te weten. En nog schijnt de Heer Verkade het niet te begrijpen.
Want deze leider, die ons tooneel met geïmporteerde mystiek wilde redden, deze hervormer verheft na tijden van mystisch zwijgen voor 't eerst zijn stem, om te verkondigen dat hij een Vlaamsche costumier engageerde. Zij die dus veel van de mystische herleving verwachtten, weten nu dat deze bovenal het costume zal gelden. Als straks de deuren van de Koninklijke Schouwburg opengaan, is het publiek zeker de Heer Verkade althans met vele costumes te vinden. Zal hij gaan Jongejannen, mystisch opgevat?
Gaarne gelooven wij dat de onderteekenaars uit louter welwillendheid hun naam onder 't adres geplaatst hebben. Doch is dit wel vergefelijk?
On ne badine pas avec son nom.
|
|