De Stem. Jaargang 1(1921)– [tijdschrift] Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] [Parijsche verzen] Klacht 'k Dacht dat ik eens zijn bruid zou wezen, ik heb zijn naam in droom zoo vaak gelezen, waaronder dan de mijne stond; ik was zijn vrouw - zoodat ik nauw begrijpen kan, dat hij nu is een vreemde man die kust een andre mond. Ik heb de kaarten opgenomen, wat hij verbood, maar in mijn nood wil 'k weten of hij terug zal komen -... zij zeggen niet, dat hij verliet, de kaarten hebben medelij; hij ligt nog altijd aan m'n zij. 'k Ben nu alleen en zonder wil; mijn leven staat zoo plotsling stil zooals een wekker stil blijft staan; ik nam zoo alles van hem aan; ik ben geworden wat hij dacht -... een leege schacht is wat hier bleef, hij achterliet; - een onbegrijpelijk verdriet in 't groote bange van den nacht. [pagina 38] [p. 38] Al wat hier staat het was van mij, toen hij nog leefde aan mijn zij, en hier nog klonk zijn stem. Maar nu hij ging lijkt ellek ding te wachten op de komst van hem - Waar is zij, die ik vroeger was? Ik zie haar niet in 't spiegelglas. Hij nam mij mee; ik was een kind dat men in d' avond-straten vindt, en alles deed ik, wat hij vroeg; het was zijn geld, al wat ik droeg, ik was van hem, ik werd weer vroom, 'k bad eiken avond - schoonste droom! - dat hij mij nimmer zou verlaten, met hem te mogen wandlen door de straten! Ik gaf hem al wat ik bezat, al wat ik op de wereld had, mijn jonge lijf, mijn blijde lach, mijn onschuld van den eersten dag: mijn lach, mijn oogen, hart en lijf, dat al verging in het bedrijf, waaruit allengs zijn kus ging heen; - maar 'k had hem nog alleen. Wat blijft mij, wat? Ik werd te oud, Mijn hoofd is leeg, mijn hart is koud. 'k Weet van geen liefde meer of haat, moet ik nu zoeken in de straat, is dat mijn lot? Maar waarom bad ik dan tot God O, zoo ik nog mijzelve had! [pagina 39] [p. 39] Ben ik een vrouw, zoo 'k nooit werd echt bemind? Ben ik een vrouw, zoo 'k nimmer droeg een kind? Ben ik dan niets, dan wat verdriet dat hij vergeten, achterliet? Ik voel mij bang, zooals een kind, Mijn leven is plots uitgegaan, gelijk een kaars in Oostenwind die om de open deur komt slaan. [pagina 40] [p. 40] Parijsche avond De zon was dood -.. Het kopergeel en anjelieren rood ging weifelend heen, en liet alleen het parelbleeke grijs, in 't avondstil van 't terust Parijs -.. De Seine stroomde laag, leikleurig lei de lucht erin, met even rimpeling. Traag ging de wind; hij boog de boomentakken sâam en bracht een licht geluid ertusschen. Het dreunen van de zware autobussen gaf aan de brug een vreemde siddering. -. dop bles Vorige Volgende