21
Ende Ga naar margenoot37 eenen grooten Ga naar margenoots hagel, [elck] als een talent–[pont] swaer, viel neder uyt den hemel op de menschen: ende de menschen Ga naar margenoott Ga naar margenoot38 lasterden Godt van wegen de plage des hagels: want des selfs plage was zeer groot.
|
-
margenoot1
- Namelick, des hemels, als in het voorgaende Capittel vers 5. ende hier na vers 17. wort uytgedruckt: waer door de throon Godts in den hemel wort verstaen, gelijck aldaer is verklaert. Want hoewel dese phiolen den seven Engelen alreede in het voorgaende Capittel waren gegeven, soo en gaen sy tot de uytvoeringe van dese macht niet voort, dan nieuwen last daer toe hebbende ontfangen. Siet Psalm 103. vers 20.
-
margenoot2
- In het vervolgh blijckt, dat alleen de eerste Engel sijne phiole op de aerde heeft uytgegoten. Doch dewijle de plagen van de ses andere phiolen oock eyndelick over de menschen, die op aerden woonen, zijn gekomen, hoewel sy ten eersten op andere lichamen ende elementen zijn uytgestort, soo worden sy oock met recht geseght op de aerde, ofte aerdtsche menschen, uytgegoten te zijn, dien Godt alle elementen tot vyanden maeckt.
-
margenoot3
- Dat door dese Engelen de instrumenten Godts worden verstaen, waer door de Antichrist met sijne geheele heerschappije, in verscheyden tijden, ende met verscheyden trappen, is geplaeght, ofte gestraft, blijckt genoegh uyt het geheel ooghmerck van dit Capittel, ende uytdruckelick uyt dit tweede vers ende uyt het volgende seste ende tiende. Dan of dese de hemelsche Geesten selve zijn geweest, of andere die onder haer beleyt daer toe in de werelt van Godt zijn verweckt, sal uyt het verklaren van elcke phiole best blijcken.
-
margenoot4
- Alle dese volgende plagen komen seer wel over een met de plagen, die Godt door Mosem ende Aaron, op den Koningh Pharao ende sijn volck, wanneer hy de Israëliten uyt Egypten wilde verlossen, heeft doen komen: gelijck uyt de vergelijckinge met Exod. capp. 7. 8. 9. 10. is te mercken: uytgenomen de plage in de vierde phiole vers 8. begrepen, die meest overeen komt met de plage, waer door Godt Achab ende de sijne, die de Propheten oock doodden, ende Godts volck vervolghden, onder Elias heeft gestraft: waer van te sien is 1.Reg. capp. 17. 18. Of nu dese plagen na de letter, of in eenen geestelicken sin moeten verstaen worden, en is niet eenerley gevoelen. Ende is sulcks te duysterder, om dat een deel der selve noch niet uytgestort, maer noch toekomende is: gelijck het selve daer uyt blijckt, dat dese plagen hier voren Cap. 15. vers 1. uytdruckelick worden genaemt de seven laetste plagen, ende dat in dit Capittel door deselve plagen de gene worden gestraft, die het merckteecken des Beests dragen, ende dat de throon van het Beest ende de groote Babylon eyndelick door deselve worden uytgeroeyt: van welcke uytroeyinge in de twee volgende Capittelen nader verhael sal volgen, het welck ten grooten deele noch staet te vervullen. Den uytgangh dan sal eenige dingen hier van noch naerder ontdecken. Daer en tusschen sal het gene nu waerschijnlickst is, op elcke phiole kortelick aengeteeckent worden.
-
margenoot5
- Het Rijck des Antichrists wort doorgaens in dese Openbaringe als een werelt aengesien, daer aerde, zee, rivieren, lucht, sonne, sterren, etc. in zijn: ende dat van wegen des selfs gestaltenisse, ende de macht die den Antichrist hemselven over hemel, aerde, zee, etc. toeschrijft. Het eerste deel dan van dese Antichristische werelt is de aerde, door welcke alhier, gelijck elders in dit boeck, de aerdtsche menschen in het gemeyn bequamelick worden verstaen, die aerdtsche ende afgodische Godtsdiensten toegedaen zijn, ende deselve hardtneckelick voorstaen: over welcke dese eerste phiole, na het gevoelen van vele, wort gesegt uytgegoten te zijn, wanneer het Antichristische Rijck heeft beginnen afbreuck te lijden, als door de vernieuwinge van de predicatie des eeuwigen Euangeliums, in verscheydene plaetsen van Europa, door Waldus, Wiclef, Iohannes Hus, Hieronymus van Praga, ende harer gelijcke, de menschen van dese Antichristische werelt, ende de aenbidders van het Beest, in plaetse dat sy haer hadden behooren te bekeeren, door Godts rechtveerdigh oordeel in eenen verkeerden sin zijn over gegeven, ende met haet ende nijt, als door een boos gesweer in haer gemoedt zijn ontsteken ende gequelt, alsoo dat sy noch haer selven, noch andere eenige ruste en hebben konnen geven, tot dat sy het selve Euangelium wederom, soo veel haer mogelick was, hebben gedempt ofte verduystert. Hoewel eenige oock daer by voegen, dat tot een bysondere straffe van dese afgodische menschen, ende vervolgers van Godts volck nu ontrent hondert en veertigh jaren geleden eenige verholene sieckten ende versweeringen, in de landen den Antichrist aller naest gelegen, hebben beginnen te heerschen, die van daer voort gegaen zijn in andere deelen van Europa, insonderheyt tegen de gene die in haren gedwongenen ongehouwelickten staet vele onreynigheden hebben bedreven, die voor de werelt oock schandelick zijn te seggen: met welcker gelijcke Godt oock de Philisteen heeft geplaeght, als sy de Arke des verbonts by haer gevangen hielden, 1.Sam. 5.6, etc
-
margenoot6
- Siet hier van, ende van het volgende, de verklaringe op Cap. 13. vers 14.
-
margenoot7
- Door dese zee worden bequamelick verstaen de velerley volckeren, ende Koninckrijcken, die het Rijck des Antichrists als een zee omringhden, gelijck d’Engel hier na selve verklaert, Cap. 17. vers 15. welcke hier ten aensien van d’aenbidders des Beests, wort geseght in bloet verandert te zijn, wanneer na de tijden van Lutherus, geheele provintien, Koninckrijcken, ende volckeren, die rontom lagen, hem zijn afgevallen: also dat de visschen, ofte inwoonders van dit sijn aerdtsche Rijck in deselve niet langer en konden vry leven, ofte hare superstitien plegen. Waer by oock veel van haer bloet is gestort, ende dagelicks noch gestort wort, tot een rechtveerdige wederwrake van het veelvuldigh bloet, dat onder sijne heerschappije door d’aenbidders van dit beelt des Beests oock gestort is: gelijck Godts rechtveerdigheyt daer over hier na vers 6. wort gepresen. Andre verstaen hier door de decreten ende besluyten van hare laetste Concilien, ende insonderheyt van Trenten, het welck eenige jaren heeft geduert, ende waer toe uyt alle deelen van Europa de geestelicke ende wereltlicke dienaers van het Beest zijn toegevloeyt: welcke daerom in bloet worden geseght verandert te zijn, om dat daer in de valsche ende afgodische leere is bevestight, die de menschen nootsakelick ter doot brenght, soo sy die aennemen, aengesien geen afgodendienaer en kan saligh worden, 1.Corinth. 6.10. ende die uyt de wercken der wet willen gerechtveerdight zijn, van Christi genade zijn vervallen, Galat. 5.4.
-
margenoot8
- Hier door verstaen eenige de verkeeringe ende vervalschinge van Godts woort, het welck by klare waterfonteynen ende rivieren in de Heylige Schrifture wort vergeleken. Ende soude alsoo hier door eene kracht der dwalinge, ende geestelicke blintheyt over haer, door Godts rechtveerdigh oordeel worden beteeckent. Doch alsoo dit lange te voren heeft begonnen, ende hier van de laetste plagen wort gesproken, daer door het Rijck des Antichrists afbreuck heeft geleden, ende eyndelick te gronde sal gaen: soo wort het van andere wel soo bequamelick verstaen van hare geestelicke Inquisitie, Hoven, Societeyten, Conventen, Collegien, Scholen, ende dergelijcke, die den Antichrist in alle landen sijns Rijcks heeft opgerecht, ende als rivieren verdeelt om sijnen stoel ende Rijck daer mede te bevestigen, die oock in bloet zijn verandert, wanneer die in deselve Gereformeerde Koninckrijcken ende landen uytgeroeyt zijn, ende verboden, alsoo dat niemant daer in en konde blijven, ofte sijne superstitien voorder gebruycken: welcke dingen gelijck sy in sommige plaetsen alreede geschiet zijn, oock in het toekomende meer ende meer sullen geschieden, wanneer de andere Koninghen hare macht de Beeste sullen ontrecken, gelijck hier na Capit. 17. vers 16. wort voorseght.
-
margenoot9
- Dat is, die de phiolen over de rivieren ende waterfonteynen hadde uytgegoten, gelijck hier voren Capit. 14. vers 18. de Engel des vyers wort genaemt, die de macht over het vyer hadde ontfangen, om de godtloose te straffen
-
margenoote
- Apocal. cap. 1. versen 4, 8. ende 4.8. ende cap. 11. vers 17.
-
margenoot11
- Dat is, ghy hebt haer in haer eygen bloet oock laten vergaen. Waer uyt blijckt dat dese twee phiolen van sulcke rechtveerdige wederwrake ende vergieten van haer bloet moeten genomen worden.
-
margenoot12
- Door de uytstortinge van dese phiole in de sonne, ende verhittinge der menschen door deselve, verstaen eenige, seer groote hitten, drooghten ende onvruchtbaerheden, mitsgaders hongers nooden ende sterften, die daer op plegen te volgen, gelijck ten tijden Elie onder de Israëliten is geschiet, welcke op de landen ende Rijcken het Beest toegedaen, noch op bysondere wijse in toekomende tijden sullen worden gesonden. Doch dewijle sulcke straffen selden in een lant de overhant nemen, of het andere deelt mede: ende dese plagen eygentlick den aenbidders van het Beest worden gedreyght, soo verstaen het andere voor het licht des Heyligen Euangeliums, op het welcke dese phiole wort uytgegoten, om het selve meerder kracht te geven tot overtuyginge, ende ontstekinge van de herten der menschen, waer doorder noch meer tot bekeeringe sullen worden gebracht, oock selfs de Ioden met hoopen Christum sullen aennemen, Rom. cap. 11. versen 25, 26. ende de andere hardtneckige aenbidders van het beelt des Beests tot meerder spijt ende lasteringe sullen worden verweckt, om dat sy sullen sien dat haer Rijck daer door eyndelick tot ondergangh sal worden gebracht. Waer over sy selve den name Godts sullen lasteren, als sy de Heylige Schrift van duysterheyt, onvolmaecktheyt, ende onsekerheyt sullen beschuldigen, ende deselve een fondament van alle ketterijen durven noemen.
-
margenoot13
- Namelick, in het bekennen van sijne rechtveerdigheyt, ende aennemen van sijne barmhertigheyt ende genade, die haer wort aengeboden.
-
margenoot14
- Vele uytleggers verstaen hier door de stadt van Roomen, daer eygentlick de throon des Antichrists is, uyt welcke hy over andere landen sijne geestelicke heerschappije voert: welcken throon door sulcke instrumenten, als Godt daer toe sal verwecken, gedestrueert sal worden, die den Antichrist selve met sijne consistorie ende aenhangh oock sullen verjagen, waer door sijn Rijck zeer sal afnemen, ende sijnen luyster in de werelt verduysteren, tot dat hy eyndelick door den geest des monts Christi geheel sal te niete gedaen worden.
-
margenoot15
- Namel. van spijt ende verdriet, dat haer sulcks was over gekomen, daer sy haer selven een Rijck sonder eynde ingebeelt hadden
-
margenoot16
- Dat is, superstitien, afgoderijen, ende lasteringen.
-
margenoot17
- Hier door verstaen sommige de eygentlick genoemde riviere Euphrates, aen welcker beyde zijden de Turcken ende Persianen, ende dergelijcke natien tegen het Oosten haer gebiedt hebben, gelijck Cap. 9. vers 14. aengeteeckent is: welcke haer noch souden vereenigen met malkanderen, ende den stoel des Antichrists innemen. Andre verstaen door dese riviere Euphrates, by gelijckenisse, alle de inkomsten, die de Antichrist uyt de geheele Christenheyt treckt, waer door sijnen stoel wort verrijckt, ende hy hem ende sijnen throon tegen alle andere gewelt beschermt, welcke door de Christen Princen eens geheel geschort ende uytgedrooght zijnde, gelijck alreede is begonnen, hem sullen onmachtigh maken om hemselven staende te houden: welcke Princen hier worden geseght van den opgangh der sonne te komen, om dat sy van Christo, die den opgangh is uyt den hooghten, daer toe sullen verweckt worden: gelijck het oude Babylon door de riviere Euphrates te voren beschermt ende verrijckt zijnde, door Cyrum uytgedrooght is, ende den wegh heeft geopent tot overvallinge ende inneminge der selver stadt, ende uytroeyinge van haer Rijck: gelijck Ierem. capit. 51. vers 31, etc. is voorseght, ende Dan. capit. 5. vers 30. vervult.
-
margenoot18
- Van den Draeck, ende van de twee Beesten is voor desen gesproken, by welcke het beelt des Beests te voren oock is gevoeght, in welckers tweeden Beests plaetse hier de valsche Propheet wort gestelt. Waer uyt blijckt dat dese valsche Propheet oock het beelt des Beests is, dat is de Antichrist, met sijn geheel Rijck, voor soo veel hy de valsche leere door hemselven, ende andere sijne dienaers, voorstaet, ende alle sijne geestelicke Prelaten, Consistorien, Hoven, Conventen, Concilien, ende persoonen daer toe gebruyckt, om deselve valsche leere te verbreyden, gelijck in het volgende Capittel sal blijcken. Van dese dan worden gesamelick dese onreyne geesten gesonden, om dat sy alle hare listigheyt ende aensien te samen brengen, ende te samen spannen om Godts Kercke ende sijne waerheyt uyt te roeyen: ende als uyt eenen mont hier in spreken, ende door eenen Geest worden gedreven.
-
margenoot19
- Hier door worden verstaen de velerley Gesanten, Nuntien, ende andere geestelicke dienaers des Antichrists, die door de werelt worden uytgesonden, om Princen, Koningen, ende volckeren het Antichristische Rijck te onderwerpen, vol van bedrieghlickheyt ende schijnheyligheyt die den Apostel 2.Thessal. cap. 2. vers 11. noemt eene kracht der dwalinge, welcke oock van mirakelen roemen, die den Apostel aldaer noemt mirakelen der leugenen, gelijck de geheele werelt bekent is.
-
margenoot20
- Namelick, die in het onreyne water leven, ende altijt eenerley geroep houden.
-
margenooti
- 2.Thessal. cap. 2. vers 9. Apocal. cap. 13. vers 13. ende cap. 19. vers 20.
-
margenoot21
- Namelick, die het Antichristische Rijck noch zijn toegedaen, gelijck het woort aerde ende werelt hier doorgaens wort genomen.
-
margenoot22
- Dat is, die sy door de geheele werelt noch soecken onder haer te brengen, gelijck in alle landen der werelt, selfs de barbarische in Oosten ende Westen dagelicks geschiet.
-
margenoot23
- Hoewel dit oock dagelicks geschiet, dat dese onreyne geesten door haer dagelicks geroep alle Koningen ende volckeren tegen de goede Christenen, die sy met eenerley stemme verdoemde ketters noemen, soecken op te maken, soo wort nochtans in dese phiole eygentlick gesien op het uyterste gewelt, dat de Antichrist noch sal gebruycken voor sijnen laetsten ondergangh: waer van in de volgende phiole wort gesproken, wanneer hy door alle de werelt, niet alleen de volckeren die den name van Christenen voeren, maer oock vele barbare ende vreemde natien sal soecken by een te brengen, om de gemeynte Christi uyt te roeijen, ende sijnen stoel weder op te rechten.
-
margenootk
- Apocal, 17.14. ende 19.19. ende cap. 20. vers 8.
-
margenoot24
- Namelick, in welcken Godt op extra-ordinare wijse sijne oordeelen tegen dese geheele macht sal uytvoeren, waer van hier na Cap. 19. vers 19. ende cap. 20. vers 8. nader sal worden gehandelt.
-
margenoot25
- Dit wort hier by gevoeght om een yeder te waerschouwen, dat hy op sijn hoede zy, alsoo in dien dagh alles een eynde sal nemen, ende na dien tijt geen tijt van bekeeringe meer en sal over zijn: gelijck hier na sal volgen. Siet Matth. 24. vers 43. Luce cap. 12. vers 39. ende Apocal. cap. 3. vers 3.
-
margenootl
- Matth. 24. vers 43. Luce cap. 12. vers 39. 1.Thessal. 5.2. 2.Petr. 3.10. Apocal. 3.3.
-
margenoot26
- Gr. ende sy sijne schaemte sien. Dat is, de schandelickheyt sijner sonden, Namelick, soo sy door het kleet der gerechtigheyt Christi, ende door een waer geloove met leetwesen gevoeght, niet en worden gedeckt. Siet Galat. capit. 3. vers 27. ende Apocal. cap. 3. vers 18.
-
margenoot27
- Dit woort wort verscheydelick uytgeleght. Sommige setten het over, den leger der vervloeckinge, ofte, der verwoestinge. Ofte, het bedrogh der uytroeyinge, om dat dese legers des Antichrists uyt alle natien met bedrogh by een sullen worden gebracht, maer tot hare eygene uytroeyinge ende verwoestinge. Doch andere meynen, dat dit is een eygen naem van een seker plaetse, waer van in de Schrifture des Ouden Testaments gewagh wort gemaeckt, daer dergelijck gebeurt is, als hier wort voorseght, Namelick 2.Chron. capit. 35. vers 22. ende Zachar. capit. 12. vers 11. alwaer gewagh gemaeckt wort van het dal Megiddon, gelijck hier van het geberghte Megiddon, daer de Koningh Iosias met het geheel Israëlitische leger van de Egyptenaren is geslagen: in welcker gelijcke plaetse het leger des Antichrists wederom soude vergaderen op hope van dergelijcke overwinninge tegen het Israël Godts te verwerven, maer dat de Heere door sijn onverwachte komste desen hoon van sijne gemeynte soude keeren, ende de vyanden selve ten vollen verslaen, ende eyndelick uytroeijen. Hoewel eenige meynen, dat hier veel eer wort gesien op de plaetsen Iudic. capit. 5. vers 19. daer Sisera ontrent de wateren Megiddon met het geheel leger der Cananiteren mirakeleuselick is geslagen van Debora ende Barack, tot verlossinge der kinderen Israëls: het welck met dese overwinninge wel soo wel over een komt.
-
margenoot28
- Dese sevende phiole maeckt een eynde van alles, ende volgens van het geheel Antichristische Rijck, die op de lucht wort uytgegoten, om dat geen gedierte sonder de lucht kan leven: ende om dat de satan, die tot noch toe in het meerderen deel der werelt heeft geheerscht, aldaer sijnen throon ende wooninge heeft, gelijck Paulus spreeckt Ephes. capit. 2. vers 2. ende capit. 6. vers 12. welcke hier mede oock sal worden vernietight, gelijck hier na Capit. 20. vers 10. klaerder wort betuyght.
-
margenoot29
- D. het is alles volbracht, dat in de werelt, na Godts woort, te geschieden stont. Ofte, het is’er geweest, namelick, de groote stadt ende Beest: waer van in de twee volgende Capittelen noch onderscheydelicker sal worden gehandelt.
-
margenoot30
- Door dese stemmen, donder-slagen, etc. worden verstaen de teeckenen, die de laetste toekomste Christi ten oordeele sullen voorgaen, gelijck Matth. c. 24. Marc. c. 13. Luce cap. 21. ende 2.Petr. 3.10. oock dergelijcke worden verhaelt.
-
margenoot31
- Die het geestelick Sodoma ende Egyptus is, ende het geheele Rijck des Antichrists begrijpt, gelijck Capittel 11. vers 8. wort verklaert: die hier na oock de groote Babylon wort genaemt. Siet Capit. 14. vers 8. ende capit. 18. vers 10.
-
margenoot32
- Gr. is in drie deelen geworden, Dat is, teenemael verplettert, gelijck dingen die in veel stucken worden gebroken, te niete gaen.
-
margenoot33
- Ofte, de steden der volckeren. Hier door worden verstaen alle andere steden buyten het Christendom, als daer zijn der Turcken, Persianen, ende andere Heydenen.
-
margenoot34
- Namelick, om hare rechtveerdige sententie van Godt te ontfangen: want te voren scheen Godt over haer ooghluyckinge te doen, ende haren moetwille te hebben vergeten.
-
margenoot36
- Dat is, de plaetsen, die gehouden wierden allervasts te zijn om daer te vluchten, zijn haer ontweken, ofte zijn vergaen, gelijck Capit. 6. vers 14.
-
margenoot37
- Namelick, tot straffe der godtloose, gelijck Iosu. 10. vers 11. Doch dese soo veel swaerder, om dat sy den onverdraeghlicken last des toorns Godts over haer bracht. Want een talent woegh, na het getuygenisse van eenige, hondert ponden gewichts.
-
margenoot38
- Namelick, uyt desperatie ende wanhope, gelijck de godtloose oock ten uytersten dage doen sullen. Siet hier voren Cap. 6. vers 16.
|